Книга - Ridder, Erfgenaam, Prins

a
A

Ridder, Erfgenaam, Prins
Morgan Rice


Over Kronen en Glorie #3
Morgan Rice komt met wat wederom een geweldige serie beloofd te zijn en sleept ons Merijn een fantasy over moed, eer, heldhaftigheid, magie en vertrouwen in je lotsbestemming. Het is Morgan weer gelukt om sterke personages neer te zetten waar we op iedere pagina voor juichen.. Aanbevolen voor de permanente collectie van iedereen die houdt van een goed-geschreven fantasy. Books and Movie Reviews, Roberto Mattos (over Opkomst van de Draken) RIDDER, ERFGENAAM, PRINS is boek #3 in Morgan Rice’ bestverkopende epische fantasy serie OVER KRONEN EN GLORIE, dat begint met SLAAF, KRIJGER, KONINGIN (Boek #1) . De 17-jarige Ceres, een beeldschoon, arm meisje uit de stad Delos, is alleen op zee, op weg naar het mythische Eiland Voorbij de Mist--en naar de moeder die ze nooit heeft gekend. Ze is klaar om haar training te voltooien, om eindelijk haar kracht te leren begrijpen, en om de krijger te worden die ze is voorbestemd te zijn. Maar zal haar moeder er zijn om haar te begroeten? Zal ze haar alles leren dat ze moet weten? En zal ze de geheimen omtrent Ceres' identiteit onthullen? In Delos is Thanos, die denkt dat Ceres dood is, inmiddels getrouwd met Stephania. Hij wordt steeds verder meegesleurd in een hof waaraan hij niet kan ontsnappen, in een familie die hij veracht. Dan bevindt hij zich ineens ten midden van de opkomende revolutie, die culmineert in een gewaagde aanval op het Stadion. Hij is de enige die het kan tegenhouden--of steunen, moet hij beslissen of hij zijn eigen leven op het spel wil zetten. Terwijl het koninkrijk instort, zijn vijanden aan alle kanten oprukken en er meerdere moordpogingen plaatsvinden, weet Thanos niet meer wie hij kan vertrouwen. Hij zit vast in een spel van pionnen en koningen, van verraders en koninginnen. En uiteindelijk zou Ceres wel eens degene kunnen zijn die alles verandert. Maar na een aantal tragische misverstanden lijkt het erop dat de romance die voorbestemd was toch tussen hun vingers zal glippen. RIDDER, ERFGENAAM, PRINS vertelt het epische verhaal over een tragische liefde en wraak, verraad, ambitie en lotsbestemming. De onvergetelijke personages en bloedstollende actie voeren ons mee naar een wereld die ons altijd bij zal blijven, en onze liefde voor fantasy nieuw leven inblaast. Een fantasy vol actie die de fans van Morgan Rice' eerdere nobels zeker zal bekoren, evenals fans van werken als The Inheritance Cycle door Christopher Paolini.. Fans van Young Adult Fictie zullen dit nieuwste werk van Rice verslinden en smeken om meer. The Wanderer, A Literary Journal (over Opkomst van de Draken) Boek #4 in OVER KRONEN EN GLORIE is binnenkort beschikbaar!







RIDDER, ERFGENAAM, PRINS



(OVER KRONEN EN GLORIE--BOEK 3)



MORGAN RICE


Morgan Rice



Morgan Rice is de #1 bestverkopende en USA Today bestverkopende auteur van de epische fantasy serie DE TOVENAARSRING, die bestaat uit zeventien boeken; van de #1 bestverkopende serie DE VAMPIERVERSLAGEN, die bestaat uit twaalf boeken; van de #1 bestverkopende serie DE SURVIVAL TRILOGIE, een post-apocalyptische actiethriller bestaande uit twee boeken; en van de epische fantasy serie KONINGEN EN TOVENAARS, die bestaat uit zes boeken; en van de nieuwe epische fantasy serie OVER KRONEN EN GLORIE. Morgans boeken zijn verkrijgbaar in audio en print edities, en vertalingen van de boeken zijn verkrijgbaar in meer dan 25 talen.

Morgan hoort graag van je, dus breng gerust een bezoekje aan www.morganricebooks.com (http://www.morganricebooks.com) om je in te schrijven voor de nieuwsbrief, een gratis boek te ontvangen, gratis giveaways te ontvangen, de gratis app te downloaden, op de hoogte te blijven van het laatste nieuws, en via Facebook en Twitter in contact te blijven!


Geselecteerde bijvalsbetuigingen voor Morgan Rice



“Als je dacht dat er geen reden meer was om te leven na het einde van DE TOVENAARSRING serie, dan had je het mis. Met DE OPKOMST VAN DE DRAKEN komt Morgan Rice wederom met wat een briljante nieuwe serie belooft te zijn. We worden verzwolgen door een fantasie over trollen en draken, moed, eer, magie en geloof in je lotsbestemming. Morgan is er weer in geslaagd om sterke personages neer te zetten, voor wie we op elke pagina juichen… Aanbevolen voor de permanente bibliotheek van iedereen die houdt van een goed geschreven fantasy novel.”

--Books and Movie Reviews

Roberto Mattos



“Een fantasy vol actie, die ongetwijfeld fans van Morgan Rice’s voorgaande novels zal bekoren, evenals fans van werken zoals THE INHERITANCE CYCLE van Christopher Paolini… Fans van Young Adult fictie zullen dit meest recente werk van Rice verslinden en smeken om meer.”

--The Wanderer, A Literary Journal (over De Opkomst van de Draken)



“Een fantasy waarbij elementen van mysterie en intriges in de verhaallijn zijn verweven. Een Zoektocht van Helden draait om moed en om het besef dat een levensdoel leidt tot groei, volwassenheid, en excellentie… Voor degenen die op zoek zijn naar stevige fantasy avonturen bieden de protagonisten en de actie een krachtige verzamelingen ontmoetingen die zich richten op Thors evolutie van een dromerige kind naar een jonge volwassene, met onmogelijke overlevingskansen… Het begin van een veelbelovende epische tienerserie.”

--Midwest Book Review (D. Donovan, eBook Reviewer)



“DE TOVENAARSRING heeft alle ingrediënten voor direct succes: samenzweringen, intriges, mysterie, dappere ridders en opbloeiende relaties, compleet met gebroken harten, bedrog en verraad. Het zal je urenlang boeien, en is geschikt voor alle leeftijden. Aanbevolen voor de permanente collectie van alle liefhebbers van fantasy.”

--Books and Movie Reviews, Roberto Mattos



“In dit met actie gevulde eerste boek uit de epische Tovenaarsring serie (die nu 14 boeken bevat), stelt Rice de lezers voor aan de 14-jarige Thorgrin “Thor” McLeod, die er van droomt om zich aan te sluiten bij de krijgsmacht van de Zilveren, de elite ridders die de koning dienen… Rice schrijft goed en de premisse is intrigerend.”

--Publishers Weekly


Boeken door Morgan Rice



DE WEG VAN STAAL

ALLEEN DE WAARDIGE (Boek #1)



OVER KRONEN EN GLORIE

SLAAF, KRIJGER, KONINGIN (Boek #1)

REBEL, GEVANGENE, PRINSES (Boek #2)

RIDDER, ERFGENAAM, PRINS (Boek #3)

OPSTANDELING, PION, KONING (Boek #4)



KONINGEN EN TOVENAARS

DE OPKOMST VAN DE DRAKEN (Boek #1)

DE OPKOMST VAN DE HELDHAFTIGE (Boek #2)

DE ZWAARTE VAN EER (Boek #3)

EEN SMIDSVUUR VAN MOED (Boek #4)

EEN RIJK VAN SCHADUWEN (Boek#5)

NACHT VAN DE DAPPEREN (Boek #6)

DE TOVENAARSRING

EEN ZOEKTOCHT VAN HELDEN (Boek #1)

EEN MARS VAN KONINGEN (Boek #2)

EEN LOT VAN DRAKEN (Boek #3)

EEN SCHREEUW VAN EER (Boek #4)

EEN GELOFTE VAN GLORIE (Boek #5)

EEN AANVAL VAN MOED (Boek #6)

EEN RITE VAN ZWAARDEN (Boek #7)

EEN GIFT VAN WAPENS (Boek #8)

EEN HEMEL VAN SPREUKEN (Boek #9)

EEN ZEE VAN SCHILDEN (Boek #10)

EEN BEWIND VAN STAAL (Boek #11)

EEN LAND VAN VUUR (Boek #12)

EEN HEERSCHAPPIJ VAN KONINGINNEN (Boek #13)

EEN EED VAN BROEDERS (Boek #14)

EEN DROOM VAN STERVELINGEN (Boek #15)

EEN STEEKSPEL VAN RIDDERS (Boek #16)

HET GESCHENK VAN DE STRIJD (Boek #17)



DE SURVIVAL TRILOGIE

ARENA EEN: SLAVERUNNERS (Boek #1)

ARENA TWEE (Boek #2)

ARENA DRIE (Boek #3)



VAMPIER, GEVALLEN

VOOR ZONSOPKOMST (Boek #1)



DE VAMPIER DAGBOEKEN

VERANDERD (Boek #1)

GELIEFD (Boek #2)

VERRADEN (Boek #3)

VOORBESTEMD (Boek #4)

VERLANGD (Boek #5)

VERLOOFD (Boek #6)

BELOOFD (Boek #7)

GEVONDEN (Boek #8)

HERREZEN (Boek #9)

BEGEERT (Boek #10)

VERDOEMD (Boek #11)

GEOBSEDEERD (Boek#12)













Luister naar DE TOVENAARSRING serie in audio boek formaat!


Copyright © 2016 door Morgan Rice. Alle rechten voorbehouden. Behalve zoals toegestaan onder de V.S. Copyright Act van 1976, mag geen enkel deel van deze publicatie worden gereproduceerd, gedistribueerd of overgedragen worden, in wat voor vorm dan ook, of worden opgeslagen in een database of zoeksysteem, zonder de voorafgaande toestemming van de auteur.

Dit ebook is uitsluitend voor jou persoonlijk bedoeld. Dit ebook mag niet doorverkocht worden of weggeven worden aan andere mensen. Als je dit boek met iemand anders wil delen, schaf dan alsjeblieft een extra exemplaar aan voor elke ontvanger. Als je dit boek leest en je hebt het niet aangeschaft, of het is niet voor jouw gebruik aangeschaft, geef het dan terug en schaf je eigen exemplaar aan. Bedankt voor het respecteren van het harde werk van deze auteur.

Dit is een werk van fictie. Namen, personages, bedrijven, organisaties, plaatsen, evenementen en incidenten zijn een product van de fantasie van de auteur of zijn fictief gebruikt. Enige overeenkomst met echte personen, levend of dood, is geheel toevallig.

Omslagafbeelding Copyright Captblack76, gebruikt onder licentie van Shutterstock.com.


INHOUD



HOOFDSTUK EEN (#u589f54b9-ebb5-56a1-bbe8-02655b0d16b9)

HOOFSTUK TWEE (#u72410092-d9ec-59e2-b7ca-c2ffa808a15c)

HOOFDSTUK DRIE (#u7c5b2941-f646-52a7-8dcf-356f36f23246)

HOOFDSTUK VIER (#u17061352-fdac-5ece-ae97-b4c51d4b2f47)

HOOFDSTUK VIJF (#u037d8e40-1a40-59a2-9c6f-d5f95d7db11c)

HOOFDSTUK ZES (#u8bd2f8af-c17d-580a-9307-260e86ecc93e)

HOOFDSTUK ZEVEN (#uddaa3731-e942-52e3-90d9-cf55a6ccd44f)

HOOFDSTUK ACHT (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK NEGEN (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK TIEN (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK ELF (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK TWAALF (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK DERTIEN (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK VEERTIEN (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK VIJFTIEN (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK ZESTIEN (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK ZEVENTIEN (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK ACHTTIEN (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK NEGENTIEN (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK TWINTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK EENENTWINTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK TWEEËNTWINTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK DRIEËNTWINTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK VIERENTWINTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK VIJFENTWINTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK ZESENTWINTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK ZEVENENTWINTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK ACHTENTWINTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK NEGENENTWINTIG (#litres_trial_promo)


HOOFDSTUK EEN



Zelfs als niet elke aristocraat in Delos hem aan had gestaard, zou Thanos de zenuwen van een bruidegom op zijn trouwdag gevoeld hebben. Hij stond bij het altaar dat in de grootste feestzaal van het kasteel was geplaatst, en het lukte hem om perfect stil te staan—maar alleen omdat hij tijdens zijn training had geleerd om geen angst te laten zien. Hij stond voor de menigte, en hij voelde een knoop in zijn maag.

Terwijl hij op zijn bruid wachtte, keek Thanos om zich heen. De feestzaal was versierd met witte zijde en glinsterende diamanten. Er was nauwelijks een oppervlak te zien dat niet glom. Zelfs de bediendes die zich om de adel bekommerden droegen kleding die de meeste koopmannen tot schande zou brengen. Wat de adel zelf betreft, zij zagen er vandaag uit alsof ze uit het verhaal van een dichter kwamen, gekleed in zijde en fluweel, behangen met goud en zilver.

Voor Thanos was het veel te veel; maar hij had nu niet bepaald iets te zeggen gehad. Delos’ aristocraten hadden de bruiloft gekregen die de koning en koningin voor hen wilden, en alles dat niet perfect was zou zijn bruid teleurgesteld hebben. Hij keek om en zag hen: Koning Claudius en Koningin Athena, zittend op tronen die uit ijzerhout waren gesneden en bedekt waren met bladgoud. Ze zaten trots, zichtbaar verrukt door zijn besluit om de bruid van hun keuze te accepteren.

De hogepriester, gekleed in een mantel van goud die de stralen van de zon reflecteerde, stond naast hem. Hij leek een vriendelijke man. Thanos, die zich eenzamer voelde dan ooit, wilde hem het liefst apart nemen en hem vragen: Wat doe je als je niet zeker weet dat je ergens thuishoort?

Maar dat kon hij niet doen.

Het was niet alleen dat Thanos nerveus was voor de bruiloft. Er waren nog zoveel andere dingen. Er was het feit dat de rebellen op Haylon op hem rekenden om hen te helpen het Rijk te bevrijden. Die gedachte kwam met een golf van vastberadenheid, want hij moest hen helpen, wat het ook zou kosten. Maar ondertussen stond hij hier, in deze zaal, omgeven door de vijand.

Er was ook het feit dat Lucious hier was. Hij stond in de hoek, gekleed in koninklijk paars en zilver, en sloeg de dienstmeisjes gade met een zelfgenoegzame grijns op zijn smoel. Thanos moest zichzelf ervan weerhouden om naar hem toe te lopen en hem met zijn blote handen te wurgen.

En dan was er nog iets dat hem maar niet met rust wilde laten:

Ceres.

De gedachte aan haar werd vergezeld door een steek van pijn die, zelfs nu nog, voelde alsof hij dwars door zijn borst heen ging. Hij kon nog steeds nauwelijks geloven dat ze dood was, ten onder gegaan op een gevangenenschip terwijl hij op Haylon zat. Alleen de gedachte al dreigde hem weer de duisternis in te sleuren die hem had verzwolgen toen hij het nieuws had gehoord.

Stephania had hem daaruit getrokken. Zij was zijn lichtpuntje geweest, de enige persoon in Delos die hem geluk had gegeven toen hij er een einde aan had willen maken, toen hij zich geen leven zonder Ceres kon voorstellen.

Het was niet dat hij niet van Stephania hield; dat deed hij wel. Hij was van haar gaan houden. Het was eerder dat hij zichzelf Ceres niet kon laten vergeten. Het was alsof zijn twee liefdes samen leefden in zijn hart. Hij kon het niet begrijpen. Waarom was Ceres voorbestemd geweest om in zijn leven te komen, alleen om hem zo snel weer te verlaten? Waarom was Stephania op dat moment in zijn leven gekomen? Was Ceres er geweest om hem voor te bereiden zodat hij Stephania zou accepteren? Of hadden de twee niets met elkaar te maken?

Er rees muziek op. Thanos draaide zich om en zijn hart sloeg een slag over toen hij Stephania op het ritme van de liermuziek naar binnen zag struinen. Zijn hart begon sneller te kloppen terwijl ze liep. De adel stond op. Ze was vergezeld door bruidsmeisjes die rozenblaadjes strooiden en met bellen rinkelden om het ongeluk te verdrijven. Haar jurk was puur, elegant wit, en zag eruit alsof de hele zaal erom heen was ontworpen. Ze droeg een met diamanten bedekte sluier over haar gouden haar, met gedetailleerde bloemen die er met veel elegantie in waren verweven. De sluier die haar gezicht bedekte glinsterde door het zilverkleurige draad en de piepkleine saffieren die precies dezelfde kleur als haar ogen hadden.

Thanos voelde al zijn angsten wegsmelten.

Hij keek toe terwijl ze naderde. Ze leek haast naar het altaar toe te glijden. Toen ze voor hem stond, tilde Thanos de sluier omhoog.

Zijn adem stokte in zijn keel. Ze was altijd al mooi geweest, maar vandaag zag ze er zo perfect uit dat Thanos nauwelijks kon geloven dat ze echt was. Hij staarde haar zo lang aan dat hij nauwelijks hoorde dat de hogepriester de ceremonie begon.

“De goden hebben ons vele feesten en ceremonies gegeven waarbij wij op hun glorie kunnen reflecteren,” sprak de hogepriester. “Daarvan is het huwelijk het meest heilig, want zonder het huwelijk zou de mens niet kunnen voortbestaan. Dit huwelijk is extra speciaal, een verbintenis tussen twee van adellijken van dit Rijk. Maar het is ook de verbintenis tussen een jonge man en een jonge vrouw die zielsveel van elkaar houden, en wiens geluk een plekje in ons hart verdiend.”

Hij zweeg even om de woorden in te laten zinken.

“Prins Thanos, biedt u uw arm aan zodat u voorgoed aan deze vrouw verbonden kunt worden? Belooft u haar lief te hebben en te eren, en jullie families te laten samensmelten, tot de goden jullie uit elkaar halen?”

Voorheen had hij geaarzeld, maar nu niet meer. Hij sterkte zijn arm uit naar de hogepriester, zijn handpalm omhoog. “Ja.”

“En vrouwe Stephania,” vervolgde de hogepriester, “biedt u uw arm aan om voorgoed aan deze man verbonden te worden? Belooft u hem lief te hebben en te eren, en jullie families te laten samensmelten, tot de goden jullie uit elkaar halen?”

Stephania’s glimlach was het mooiste dat Thanos ooit had gezien. Ze legde haar hand in de zijne. “Ja.”

De hogepriester bond een lange, spierwitte doek om hun armen heen, die er zowel traditioneel als elegant uit zag.

“Verenigd in het huwelijk zijn jullie één lichaam, één ziel, één familie,” zei de hogepriester. “Moge jullie altijd gelukkig zijn samen. Jullie mogen elkaar kussen.”

Dat hoefde hij Thanos geen tweede keer te zeggen. Het was ongemakkelijk, zo aan elkaar vastgebonden, maar dat was altijd één van de kleine pleziertjes van een bruiloft, en ze vonden een manier. Thanos proefde Stephania’s lippen tegen de zijne en hij versmolt met haar. Heel even kon hij al zijn zorgen opzijzetten en daar gewoon met haar zijn. Zelfs gedachten aan Ceres verdwenen naar de achtergrond, verzwolgen door Stephania’s aanraking.

Natuurlijk was Lucious degene die de magie van het moment moest verbreken.

“Nou, ik ben blij dat dat voorbij is,” verbrak hij de stilte. “Kunnen we nu met het feest beginnen? Ik heb een borrel nodig!”



***



De huwelijksceremonie was overdadig geweest, maar het feestmaal dat volgde was spectaculair. Het was zo overweldigend dat zelfs Thanos zich afvroeg hoe veel het allemaal had gekost. Het leek erop dat de winsten van de laatste plunderingen er allemaal door heen waren gejaagd, en dat er nergens op bespaard was. Hij wist dat de koning en koningin ervoor betaalden om te laten zien hoe blij ze waren met de bruiloft, maar hoeveel gezinnen zou een feest als dit gevoed kunnen hebben?

Hij keek om zich heen en zag acrobaten en dansers, muzikanten en jongleurs, druk bezig met het vermaken van groepen aristocraten. De adel danste in wervelende cirkels terwijl het voedsel werd opgediend in kleine bergen van pasteitjes en bonbons, oesters en machtige desserts.

Er was wijn, natuurlijk, zoveel dat hoe langer de festiviteiten voortduurden, hoe wilder het eraan toe ging. Er werd sneller gedanst, en de mensen draaiden sneller tussen hun partners rond dan Thanos kon bijhouden. De koning en koningin hadden zich al teruggetrokken, samen met een aantal van de oudere aristocraten. Het was als een signaal voor de feestgangers om hun laatste remmingen opzij te zetten.

Stephania werd nu rondgedraaid in de traditionele vaarwel dans, waar de bruid snel tussen alle vrijgezelle jonge mannen in de ruimte heen danste, om uiteindelijk in Thanos’ armen te eindigen. Het was een manier voor de bruid om te laten zien hoe gelukkig ze was met haar keuze, vergeleken met alle mannen die ze had afgewezen. En informeel was het ook een kans voor de jonge mannen om indruk te maken op de andere jonge vrouwen van adel die toekeken.

Tot Thanos’ verrassing deed Lucious niet mee aan de dans. Hij had half verwacht dat de prins iets doms zou doen, zoals proberen om haar te zoenen. Hoewel dat, vergeleken met de moordpoging op Thanos, relatief onschuldig zou zijn geweest.

Maar in plaats daarvan zwalkte de prins door de menigte, vergezeld door zijn nonchalante arrogantie en een kristallen drinkbeker gevuld met de beste wijn. Thanos keek naar hem en probeerde gelijkenissen tussen hen te ontdekken. Ze waren beiden nageslacht van de koning, maar Thanos kon zich niet voorstellen dat hij ooit zo kon zijn als Lucious.

“Het is een prachtige bruiloft,” zei Lucious tegen hem. “Alles waar ik van hou: goed eten, nog betere wijn, volop dienstmeisjes voor later.”

“Kijk uit wat je zegt, Lucious,” zei Thanos.

“Ik heb een beter idee,” antwoordde Lucious. “Waarom kijken we niet samen naar die mooie bruid van je, terwijl ze tussen zoveel mannen door danst? En aangezien het Stephania is, kunnen we wel wedden om met wie ze allemaal naar bed is geweest.”

Thanos’ handen balden zich tot vuisten. “Ben je hier alleen om problemen te veroorzaken? Want als dat zo is, dan kun je oprotten.”

Lucious’ glimlach werd breder. “En hoe zou dat eruit zien, jij die de erfgenaam van de troon van je bruiloft trapt? Dat zou niet best aflopen.”

“Niet voor jou.”

“Vergeet niet wie je bent, Thanos,” beet Lucious.

“Oh, ik weet wie ik ben,” zei Thanos op gevaarlijke toon. “Dat weten we allebei, nietwaar?”

Dat leverde hem een vage flikkering in Lucious’ ogen op. Zelfs als Thanos het niet zeker zou hebben geweten, zou dat de bevestiging zijn geweest: Lucious wist over de omstandigheden rond Thanos’ geboorte. Hij wist dat ze halfbroers waren.

“Vervloek jou en je huwelijk,” zei Lucious.

“Je bent gewoon jaloers,” kaatste Thanos terug. “Ik weet dat je Stephania voor jezelf wilde, en nu ben ik degene die met haar trouwt. Ik ben degene die niet wegrende in het Stadion. Ik ben degene die heeft gevochten op Haylon. We weten allebei wat ik nog meer ben. Dus wat blijft er voor jou over, Lucious? Jij bent slechts het tuig waar de mensen in Delos tegen beschermd moeten worden.”

Thanos hoorde gekraak toen Lucious’ hand zich om zijn kristallen drinkbeker sloot en kneep tot de drinkbeker verbrijzelde.

“Je wil graag de lagere klassen beschermen, nietwaar?” zei Lucious. “Nou, denk hier maar eens over na: terwijl jij je bruiloft aan het plannen was, heb ik dorpen verwoest. En dat zal ik blijven doen. Sterker nog, terwijl jij morgenochtend nog in je bed ligt, trek ik erop uit om weer wat boeren een lesje te leren. En er is niets dat je eraan kunt doen, ongeacht wie je denkt dat je bent.”

Thanos wilde Lucious slaan. Hij wilde hem slaan en hem blijven slaan tot er niets meer van hem over was behalve een bloedige veeg op de marmeren vloer. Het enige dat hem tegenhield was de aanraking van Stephania’s hand op zijn arm. Haar dans was voorbij.

“Oh, Lucious, je hebt je wijn geknoeid,” zei ze met een glimlach waar Thanos jaloers op was. “Dat kan toch niet. Ik laat één van mijn dienstmeisjes meer voor je halen.”

“Ik haal mijn eigen wijn wel,” antwoordde Lucious tandenknarsend. “Zij hebben deze voor me gehaald, en kijk wat ermee is gebeurd.”

Hij liep weg, en Stephania’s hand op zijn arm weerhield Thanos ervan om hem achterna te gaan.

“Laat hem,” zei Stephania. “Ik heb je al gezegd dat er betere manieren zijn, en die zijn er ook. Vertrouw me.”

“Hij mag niet zomaar wegkomen met alles dat hij heeft gedaan,” drong Thanos aan.

“Dat zal hij ook niet. Maar bekijk het op deze manier,” zei ze. “Met wie wil je deze avond liever doorbrengen? Lucious, of mij?”

Dat toverde een glimlach op Thanos’ lippen. “Jou. Zeker jou.”

Stephania kuste hem. “Goed antwoord.”

Thanos voelde haar hand in de zijne glijden, en ze trok hem in de richting van de deuren. De adel liet hen passeren, en hij hoorde hier en daar gelach over wat er straks zou gebeuren. Thanos volgde Stephania terwijl ze hem naar zijn kamers leidde. Ze duwde de deur open en liep in de richting van de slaapkamer. Daar draaide ze zich naar hem om. Ze sloeg haar armen om zijn nek heen en kuste hem intens.

“Je hebt geen spijt?” vroeg Stephania terwijl ze hem losliet. “Je bent blij dat je met me bent getrouwd?”

“Ik ben heel gelukkig,” verzekerde Thanos haar. “En jij?”

“Het is alles dat ik ooit heb gewild,” zei Stephania. “En weet je wat ik nu wil?”

“Wat?”

Thanos zag haar omhoog reiken, en haar jurk viel golvend naar beneden.

“Jou.”



***



Thanos ontwaakte door de eerste stralen zonlicht, die door de ramen naar binnen vielen. Naast zich voelde hij de warmte van Stephania’s lichaam. Eén van haar armen lag om hem heen terwijl ze tegen hem aan lag. Thanos glimlachte, en voelde de liefde in zich opwellen. Voor het eerst in een lange tijd voelde hij zich weer gelukkig.

Als hij het gekletter van harnassen en het gehinnik van paarden niet had gehoord, had hij zich weer tegen Stephania opgekruld en was hij weer in slaap gevallen. Of hij had haar gewekt met een kus. Maar in plaats daarvan stond hij op, en liep hij naar het raam.

Hij was net op tijd om Lucious het kasteel te zien verlaten. Hij reed aan het hoofd van een groep soldaten, wimpels wapperend in de wind, alsof hij een ridder op een missie was in plaats van een slager die zich voorbereidde om een weerloos dorp aan te vallen. Thanos keek hen na, en wierp toen een blik op Stephania, die nog steeds lag te slapen.

Stilletjes begon hij zich aan te kleden.

Hij kon dit niet laten gebeuren. Dat kon hij niet, zelfs niet voor Stephania. Ze had het gehad over betere manieren om met Lucious af te rekenen, maar wat hield dat precies in? Beleefd doen en hem wijn aanbieden? Nee, Lucious moest tegengehouden worden, nu meteen, en er was slechts één manier om dat te doen.

Zachtjes, voorzichtig om Stephania niet wakker te maken, glipte Thanos de kamer uit. Toen hij buiten was rende hij naar de stallen, en riep hij naar een bediende om hem zijn wapenrusting te brengen.

Het was tijd voor gerechtigheid.




HOOFSTUK TWEE


Berin kon de opwinding voelen. De nerveuze energie was voelbaar op het moment dat hij de tunnel in stapte. Hij volgde Anka door het ondergrondse gangenstelsel, met Sartes aan zijn zijde. Hij passeerde wachters die respectvol naar hem knikten, rebellen die zich van hot naar her haastten. Hij liep door de Wachterspoort en voelde wat het verzet had bereikt.

Nu, zo leek het, hadden ze een kans.

“Deze kant op,” zei Anka, gebarend naar een uitkijkpunt. “De anderen wachten op ons.”

Ze liepen door stenen gangen die eruit zagen alsof ze altijd al hadden bestaan. De Ruïnes van Delos, diep onder de grond. Berin liet zijn hand over het gladde gesteente glijden, bewonderend op de manier waarop alleen een smid dat kon. Hij verwonderde zich over hoe lang deze tunnels al bestonden, over wie ze had gebouwd. Misschien dateerden ze zelfs uit het tijdperk van de Ouden, lang geleden.

En dat deed hem denken aan de dochter die hij had verloren.

Ceres.

Het gekletter van hamers op metaal en de plotselinge hitte van vuur rukte Berin uit zijn gedachten. Hij zag een tiental mannen zwoegen, druk in de weer met het produceren van borstplaten en korte zwaarden. Het herinnerde hem aan zijn oude werkplaats, aan dagen toen zijn familie nog niet verscheurd was.

Ook Sartes staarde naar de werkende mannen.

“Ben je in orde?” vroeg Berin.

Sartes knikte.

“Ik mis haar ook,” zei Berin. Hij legde een hand op Sartes’ schouder, wetend dat hij aan Ceres dacht, die altijd bij de werkplaats had rondgehangen.

“Dat doen we allemaal,” merkte Anka op.

Even stonden ze daar met zijn drieën, en Berin wist dat ze allemaal beseften hoe veel Ceres voor hen had betekent.

Hij hoorde Anka zuchten.

“Het enige dat we kunnen doen is blijven vechten,” voegde ze toe, “en wapens blijven smeden. We hebben je nodig, Berin.”

Hij probeerde zich te concentreren.

“Doen ze alles dat ik heb gezegd?” vroeg hij. “Verhitten ze het metaal voldoende voor het blussen? Anders wordt het niet hard.”

Anka glimlachte.

“Dat kun je na de meeting zelf zien.”

Berin knikte. Op deze manier kon hij zich in ieder geval nog nuttig maken.



***



Sartes liep naast zijn vader en achter Anka terwijl ze hun weg door de tunnels vervolgden. Er waren hier beneden meer mensen dan hij kon bevatten. Mannen en vrouwen verzamelden voorraden, oefenden met wapens, en liepen door de gangen. Sartes herkende een aantal van hen als voormalige dienstplichtigen, bevrijd uit de greep van het leger.

Ze kwamen uit in een spelonkachtige ruimte, voorzien van stenen sokkels waar misschien ooit standbeelden op hadden gestaan. In het licht van flikkerende kaarsen kon Sartes de leiders van het verzet zien, die al op hen stonden te wachten. Hannah, die het niet eens was geweest met de aanval, keek nu zo blij dat het leek alsof zij degene was geweest die het had voorgesteld. Oreth, die nu als één van Anka’s belangrijkste plaatsvervangers fungeerde, leunde met zijn slanke postuur tegen de muur, glimlachend in zichzelf. Sartes spotte het forse silhouet van Edrin, de voormalige havenwerker, bij de rand, en hij zag Yeralts glinsterende sieraden. De zoon van de koopman leek bijna misplaatst hier. Ze lachten en maakten grapjes met elkaar.

Ze zwegen toen ze naderden, en nu kon Sartes het verschil zien. Voorheen hadden ze bijna met tegenzin naar Anka geluisterd. Maar nu, na de hinderlaag, zag hij respect in hun ogen. Voor Sartes zag ze er nu nog meer uit als een leider. Haar rug was recht, en ze kwam zelfverzekerder over.

“Anka, Anka, Anka!” begon Oreth, en al snel begonnen de anderen mee te doen, zoals de andere rebellen ook hadden gedaan na het gevecht.

Sartes voegde zich bij hen. De naam van de leider van het verzet galmde door de ruimte. Pas toen Anka om stilte gebaarde stopten ze.

“We hebben het goed gedaan,” zei Anka, terwijl er ook op haar gezicht een glimlach verscheen. Het was voor het eerst sinds het gevecht dat Sartes haar had zien glimlachen. Ze was te druk geweest met zorgen voor het vervoeren van de slachtoffers vanaf de begraafplaats. Ze had een oog voor detail, en haar talent bloeide op in het verzet.

“Goed?” herhaalde Edrin. “We hebben ze verpletterd.”

Sartes hoorde de doffe dreun van zijn vuist tegen zijn handpalm toen hij zijn punt benadrukte.

“We hebben ze verwoest,” stemde Yeralt in, “dankzij jouw leiderschap.”

Anka schudde haar hoofd. “We hebben ze samen verslagen. We hebben ze verslagen omdat we allemaal onze bijdrage hebben geleverd. En omdat Sartes ons de plannen heeft gebracht.”

Sartes voelde hoe zijn vader hem naar voren duwde. Dat had hij niet verwacht.

“Anka heeft gelijk,” zei Oreth. “We zijn Sartes veel verschuldigd. Hij heeft ons de plannen gebracht, en hij was degene die de dienstplichtigen wist te overtuigen om zich bij ons aan te sluiten. Het verzet heeft nu meer leden dankzij hem.”

“Half-getrainde dienstplichtigen,” zei Hannah. “Geen echte soldaten.”

Sartes keek naar haar. Ze was er vanaf het begin af aan al op tegen geweest dat hij mee deed. Hij mocht haar niet, maar daar ging het niet om. De rebellen waren allemaal deel van iets dat groter was dan zij zelf.

“We hebben ze verslagen,” zei Anka. “We hebben een gevecht gewonnen, maar dat is niet hetzelfde als het Rijk verpletteren. We hebben nog een lange weg te gaan.”

“En ze hebben nog altijd een heleboel soldaten,” zei Yeralt. “Een lange oorlog tegen hen zou ons wel eens heel veel slachtoffers kunnen kosten.”

“Je telt de kosten nu?” kaatste Oreth terug. “We hebben het hier niet over één of andere zakelijke investering, waarbij je de balansgegevens wil zien voor je toezegt.”

Sartes kon de ergernissen horen. Toen hij voor het eerst bij de rebellen was gekomen, was hij in de veronderstelling geweest dat ze een groot, verenigd iets waren, dat alleen maar dacht aan de noodzaak om het Rijk te verslaan. Inmiddels was hij erachter gekomen dat het ook maar gewoon mensen waren, allemaal met hun eigen dromen en wensen. En dat maakte het alleen maar indrukwekkender dat Anka manieren had gevonden om hen bijeen te houden na Rexus’ dood.

“Het is de grootste investering die er is,” zei Yeralt. “We geven alles dat we hebben. We riskeren onze levens, in de hoop dat het allemaal beter zal worden. Als we falen, dan loop ik net zoveel gevaar als jullie.”

“We zullen niet falen,” zei Edrin. “We hebben ze al eens verslagen. Dat zullen we nog een keer doen. We weten waar ze zullen aanvallen en wanneer. We kunnen hen elke keer opwachten.”

“We kunnen nog meer doen,” zei Hannah. “We hebben de mensen laten zien dat we ze aan kunnen. Dus waarom nemen we niet terug wat van ons is?”

“Wat had je in gedachten?” vroeg Anka. Sartes kon zien dat ze het overwoog.

“We heroveren de dorpen, één voor één,” zei Hannah. “We schakelen de soldaten die er zijn uit voor Lucious in de buurt komt. We laten de mensen zien wat er mogelijk is, en er zal hem een vervelende verassing te wachten staan wanneer ze zich tegen hem verzetten.”

“En wat als Lucious en zijn mannen hen doden omdat ze zich verzetten?” wilde Oreth weten. “Wat dan?”

“Dan laat het gewoon zien hoe kwaadaardig hij is,” hield Hannah vol.

“Of de mensen zien dat we hen niet kunnen beschermen.”

Sartes keek om zich heen, verrast dat ze het idee serieus namen.

“We zouden mensen in de dorpen kunnen achterlaten zodat ze niet bezet kunnen worden,” suggereerde Yeralt. “We hebben de dienstplichtigen nu bij ons.”

“Ze zouden het niet lang volhouden als het leger komt,” kaatste Oreth terug. “Ze zouden er sterven, samen met de dorpelingen.”

Sartes wist dat hij gelijk had. De dienstplichtigen hadden niet dezelfde training gehad als de harde soldaten in het leger. Bovendien hadden ze zo erg geleden in het leger, dat de meesten van hen waarschijnlijk doodsbang waren.

Hij zag Anka gebaren om stilte. Deze keer duurde het wat langer voor die kwam.

“Oreth heeft een punt,” zei ze.

“Natuurlijk ben je het weer met hem eens,” kaatste Hannah terug.

“Ik ben het met hem eens omdat hij gelijk heeft,” zei Anka. “We kunnen niet zomaar dorpen binnen rijden, roepen dat ze bevrijd zijn en dan maar op het beste hopen. Zelfs met de dienstplichtigen hebben we nog niet genoeg vechters. Als we op één plek samenkomen, geven we het Rijk een kans om ons te verpletteren. Als we alle dorpen afgaan, dan zullen ze ons één voor één afmaken.”

“Als er genoeg dorpen overtuigd kunnen worden om zich te verzetten, en ik mijn vader overhaal om huurlingen in te schakelen…” suggereerde Yeralt. Sartes merkte op dat hij zijn gedachte niet afmaakte. De zoon van de koopman had niet echt een antwoord.

“En wat dan?” vroeg Anka. “Hebben we dan wel genoeg mensen? Als het zo simpel was, dan hadden we het Rijk jaren geleden al omvergeworpen.”

“Dankzij Berin hebben we nu betere wapens,” merkte Edrin op. “Dankzij Sartes kennen we hun plannen. We zijn in het voordeel! Vertel het haar, Berin. Vertel haar over de zwaarden die je hebt gemaakt.”

Sartes keek om naar zijn vader, die zijn schouder ophaalde.

“Ja, ik heb goede zwaarden gemaakt, en de anderen hebben er voldoende gemaakt die ermee door kunnen. Ja, een aantal van jullie hebben nu wapenrustingen, en zijn dus beter beschermd. Maar ik kan jullie vertellen: het gaat niet alleen om het zwaard. Het gaat ook om de hand die het vast heeft. Een leger is als een mes. Je kunt het zo groot maken als je wilt, maar zonder een kern van goed staal, zal het bij de eerste testpoging al breken.”

Misschien, als de anderen meer tijd hadden doorgebracht met het maken van wapens, dan hadden ze begrepen hoe serieus zijn vader deze woorden nam. Maar Sartes kon zien dat ze niet overtuigd waren.

“Wat moeten we anders?” vroeg Edrin. “We kunnen deze kans niet aan ons voorbij laten gaan door hier te blijven zitten wachten. Ik zeg, laten we een lijst maken met dorpen om te bevrijden. Tenzij jij een beter idee hebt, Anka?”

“Ik wel,” zei Sartes.

Zijn stem klonk zachter dan zijn bedoeling was. Met een bonzend hart deed hij een stap naar voren. Hij had zichzelf verrast door zijn mond open te doen. Hij was zich er maar al te goed van bewust dat hij veel jonger was dan alle anderen hier. Hij had zijn rol vervuld tijdens het gevecht, hij had zelfs een man gedood, maar er was nog altijd een deel van hem dat het gevoel had dat hij hier geen recht van spreken had.

“Dat is dan afgesproken,” begon Hannah. “We—”

“Ik zei, ik heb een beter idee,” herhaalde Sartes, en deze keer was zijn stem hoorbaar.

De anderen keken naar hem.

“Laat mijn zoon spreken,” zei zijn vader. “Jullie hebben zelf gezegd dat hij heeft bijgedragen aan de overwinning. Misschien kan hij jullie nu voor de dood behoeden.”

“Wat is je idee, Sartes?” vroeg Anka.

Iedereen keek naar hem. Sartes dwong zichzelf om zijn stem te verheffen. Hij dacht aan hoe Ceres gesproken zou hebben, maar ook aan de zelfverzekerdheid die Anka had laten zien.

“We kunnen niet naar de dorpen gaan,” zei Sartes. “Dat is precies wat ze willen dat we doen. En we kunnen niet alleen op de kaarten vertrouwen die ik heb meegebracht, want zelfs als ze nu nog niet door hebben dat we hun plannen kennen, dan zal dat niet lang meer duren. Ze zullen ons de open vlakte op lokken.”

“Dat weten we al,” zei Yeralt. “Ik dacht dat je zei dat je een plan had.”

Sartes liet zich niet op zijn kop zitten.

“Wat als er een manier was om het Rijk te raken waar ze het niet verwachten, en tegelijkertijd harde vechters te rekruteren? Wat als we de mensen in opstand konden laten komen met een symbolische overwinning, een overwinning die groter is dan het beschermen van een dorp?”

“Wat had je in gedachten?” vroeg Anka.

“De krijgsheren in het Stadion bevrijden,” zei Sartes.

Er volgde een lange, verbijsterde stilte. Iedereen staarde hem aan. Hij kon de twijfel in hun ogen zien, en Sartes wist dat hij door moest gaan.

“Denk er maar eens over na,” zei hij. “Bijna alle krijgsheren zijn slaven. De adel gooit ze de arena in alsof ze speelgoed zijn. De meesten van hen zouden dankbaar zijn voor een kans om dat leven te ontvluchten, en ze vechten beter dan de meeste soldaten.”

“Dat is gestoord,” zei Hannah. “Het centrum van de stad op die manier aanvallen. Er zullen overal soldaten zijn.”

“Het bevalt me wel,” zei Anka.

De anderen keken naar haar, en Sartes werd overspoeld door dankbaarheid voor haar steun.

“Ze zouden het niet verwachten,” voegde ze toe.

Er viel weer een stilte.

“We zouden geen huurlingen nodig hebben,” zei Yeralt terwijl hij over zijn kin wreef.

“Mensen zouden in opstand komen,” voegde Edrin toe.

“We zouden het moeten doen tijdens de Killings,” merkte Oreth op. “Dan zijn alle krijgsheren op één plek, en zijn er meer mensen om het te zien gebeuren.”

“De volgende Killings zijn tijdens het Bloedmaan Festival,” zei zijn vader. “Dat is over zes weken. In zes weken kan ik veel wapens maken.”

Deze keer zei Hannah niets. Misschien voelde ze het tij keren.

“Dus we zijn het eens?” vroeg Anka. “We bevrijden de krijgsheren tijdens het Bloedmaan Festival?”

Sartes zag de anderen één voor één knikken. Uiteindelijk stemde zelfs Hannah in. Hij voelde de hand van zijn vader op zijn schouder. Hij zag de goedkeuring in zijn ogen, en dat betekende alles voor hem.

Hij hoopte alleen dat zijn plan hen niet allemaal de dood in zou sleuren.




HOOFDSTUK DRIE


Ceres droomde, en in haar dromen zag ze legers die elkaar aanvielen. Ze zag zichzelf aan hun hoofd vechten, gekleed in een wapenrusting die glom in de zon. Ze zag zichzelf een uitgestrekte natie leiden, vechtend in een oorlog die het lot van de mensheid zou bepalen.

Maar ze zag zichzelf ook om zich heen turen, zoekend naar haar moeder. Ze reikte naar haar zwaard, en toen ze naar beneden keek zag ze dat ze geen zwaard had.

Ceres ontwaakte met een schok. Het was nacht, en de zee, verlicht door het maanlicht, strekte zich eindeloos voor haar uit. Ze dobberde in haar kleine schip, en er was geen land in zicht. Alleen de sterren vertelden haar dat ze nog op de goede koers zat.

Bekende sterrenstelsels glinsterden boven haar. Daar was de Drakenstaart, laag in de lucht, onder de maan. Daar was het Oog der Ouden, gevormd rond één van de meest heldere sterren in de duisternis. Het schip dat de bosmensen hadden gebouwd, of laten groeien, leek nooit van haar route af te wijken, zelfs niet als ze moest rusten of eten.

Aan de stuurboordzijde van de boot zag Ceres lichtjes in het water. Lichtgevende kwallen dreven voorbij, als wolken onder het wateroppervlak. Ceres zag iets snellers, het silhouet van een pijlvormige vis die door de school glipte en hier en daar een kwal greep voor de tentakels van de anderen hem konden raken. Ceres keek ze na tot ze in de diepte waren verdwenen.

Ze at een stukje van het zoete, sappige fruit dat de eilandbewoners haar hadden meegegeven. Toen ze was vertrokken had het geleken alsof ze genoeg had om weken mee te kunnen overleven. Nu leek het niet zoveel meer. Ze betrapte zichzelf erop dat ze aan de leider van de bosmensen dacht. Hij was zo knap, op een vreemde, asymmetrische manier. Door de vloek was zijn huid hier en daar mossig groen, of ruw als schors. Zou hij nu op het eiland zitten, bezig met het maken van zijn vreemde muziek? En zou hij nu ook aan haar denken?

Er begon mist uit het water op te stijgen, een mist die steeds dikker werd en het maanlicht leek te weerspiegelen. Op een gegeven moment kon ze zelfs de nachtelijke hemel niet meer zien. De mist wervelde om de boot heen, en de tentakels van de mist strekten zich als vingers uit. Gedachten aan Eoin leken onvermijdelijk te leiden naar gedachten aan Thanos. Thanos, die gedood was op het strand van Haylon, voordat Ceres hem had kunnen vertellen dat ze niets had gemeend van de wrede dingen die ze tegen hem had gezegd toen hij vertrok. Daar, alleen op haar boot, kon Ceres niet ontsnappen aan het gevoel dat ze hem miste. De liefde die ze voor hem had gevoeld was als een draad die haar terug trok naar Delos, ondanks het feit dat Thanos daar niet meer was.

Het deed pijn om aan Thanos te denken. De herinnering voelde als een open wond die nooit meer zou genezen. Er waren zoveel dingen die ze moest doen, maar geen van die dingen zou hem terugbrengen. Er waren zoveel dingen die ze zou hebben gezegd als hij hier was geweest, maar hij was hier niet. Ze was alleen in de leegte van de mist.

De mist bleef om de boot heen wervelen, en nu kon Ceres rotsscherven uit het water zien steken. Sommigen waren vlijmscherp zwart basalt, maar anderen hadden de kleuren van de regenboog. Het leken net gigantische juwelen, ingezet in het kolkende blauw van de oceaan. Sommigen waren voorzien van markeringen die wervelden en cirkelden, en Ceres wist niet of ze op natuurlijke wijze waren ontstaan, of dat ze gegraveerd waren door een menselijke hand.

Was haar moeder ergens, daar achter die rotsen?

Die gedachte kwam met een golf van opwinding, die door haar lichaam ging als de mist die om de boot heen wervelde. Ze ging haar moeder zien. Haar echte moeder, niet degene die haar altijd had gehaat en haar bij de eerste mogelijkheid aan een slavenhouder had verkocht. Ceres wist niet hoe deze vrouw was, maar alleen al het feit dat ze de kans kreeg om daar achter te komen was opwindend voor haar.

Sterke stromingen trokken aan haar boot, en dreigden het roer uit haar hand te rukken. Ceres betwijfelde dat ze dit had kunnen volhouden als ze niet de kracht had gehad die diep in haar zat. Ze trok het roer opzij, en haar kleine boot reageerde met een bijna levende gratie terwijl ze vlak langs één van de rotsen gleed.

Ze zeilde verder tussen de rotsen door, en met elke rots die ze voorbij ging, dacht ze aan hoe ze dichter bij haar moeder kwam. Wat voor vrouw zou ze zijn? In haar visioenen was ze onduidelijk geweest, maar Ceres kon fantaseren en hopen. Misschien was ze lief, vriendelijk, liefdevol; alles dat haar moeder in Delos nooit was geweest.

Wat zou haar moeder van haar vinden? Ceres raakte bevangen door die gedachte, terwijl ze de boot door de mist manouvreerde. Ze wist niet wat ze moest verwachten. Misschien zou haar moeder naar haar kijken en iemand zien die niet in staat was geweest om succesvol te zijn in het Stadion, iemand die niets meer was geweest dan een slaaf van het Rijk, iemand die de persoon waar ze het meest van hield had verloren. Wat als haar moeder haar afwees? Wat als ze hardvochtig was, of wreed, of onvergeeflijk?

Of misschien, heel misschien, zou ze wel trots zijn.

Ceres kwam zo plotseling uit de mist dat het leek of er een gordijn werd opgetrokken. De zee was nu vlak, vrij van de tandachtige rotsen waar ze net tussendoor was gevaren. Ze zag meteen dat er iets anders was. Het licht van de maan leek nu feller, en daarom heen wervelden spiraalnevels in kleurige vlekken. Zelfs de sterren leken anders, en Ceres kon de bekende sterrenbeelden die er eerder waren geweest niet meer zien. Een komeet baande zich een weg langs de horizon, vuurrood gemengd met geeltinten en andere kleuren die in de wereld beneden geen equivalent hadden.

Nog vreemder was de kracht die Ceres in haar polsslag voelde, alsof het op deze plek reageerde. Het leek zich in haar uit te strekken, en gaf haar de mogelijkheid deze nieuwe plek te ervaren op honderden verschillende manieren waar ze nooit eerder aan had gedacht.

Ceres zag een vorm uit het water oprijzen, een lange, slangachtige nek die oprees en vervolgens weer tussen de golven dook. Het wezen kwam weer heel even omhoog, en Ceres kreeg de indruk dat er iets enorms door het water zwom. Toen was het weer verdwenen. Er fladderden wezens door het maanlicht die eruitzagen als vogels, en pas toen ze dichterbij kwamen zag Ceres dat het zilverkleurige motten waren, groter dan haar hoofd.

Ineens werden haar oogleden zwaar. Ceres zette het roer vast. Ze ging liggen, en liet de slaap toe.



***



Ceres ontwaakte door het gekrijs van vogels. Ze knipperde tegen het zonlicht en ging rechtop zitten, en zag toen dat het helemaal geen vogels waren. Twee wezens met de lichamen van grote katachtigen vlogen boven haar hoofd. Ze hadden vleugels als die van een adelaar, hun roofvogel-bekken wijd open. Ze leken echter niet van plan om dichterbij te komen. Ze cirkelden simpelweg boven de boot, waarna ze weer wegvlogen.

Ceres keek hen na. En terwijl ze hen nakeek, zag ze het piepkleine vlekje van een eiland aan de horizon opdoemen. Zo snel als ze kon hees Ceres het kleine zeil weer, in een poging de wind te vangen die langs haar heen raasde.

Het vlekje werd groter. Terwijl Ceres dichterbij kwam, zag ze wat eruitzagen als meer rotsen die uit de zee omhoog rezen. Maar dit waren niet dezelfde rotsen als in de mist. Dit waren vierkante, gebouwde dingen, gemaakt van regenboogmarmer. Sommigen zagen eruit als de torens van grote gebouwen die onder de golven waren verdwenen.

Er stak een halve gewelfde poort uit de zee omhoog, zo enorm dat Ceres zich niet kon voorstellen wat er onder door zou kunnen zijn gegaan. Ze keek over de reling, en het water was zo helder dat ze de zee bedding kon zien. Het was niet ver naar de bodem, en Ceres zag de wrakstukken van eeuwenoude gebouwen liggen. Ze waren dichtbij genoeg om erheen te zwemmen. Maar dat deed ze niet, zowel vanwege de dingen die ze al in het water had gezien, als vanwege wat er voor haar lag.

Dit was het. Het eiland waar ze de antwoorden zou vinden waar ze naar zocht. Waar ze meer te weten zou komen over haar kracht.

Waar ze eindelijk haar moeder zou ontmoeten.




HOOFDSTUK VIER


Lucious zwaaide zijn zwaard boven zijn hoofd rond, genietend van de manier waarop het glinsterde in het licht van de opkomende zon. Toen hakte hij in op de oude man die het had gewaagd om hem in de weg te staan. Om hem heen vielen nog meer burgers door de handen van zijn mannen: degene die het waagden zich te verzetten, en degenen die dom genoeg waren om op de verkeerde plek op het verkeerde tijdstip te zijn.

Het geschreeuw galmde om hem heen, en hij glimlachte. Hij genoot ervan wanneer de boeren probeerden te vechten, want het gaf zijn mannen een excuus om hen te laten zien hoe zwak ze waren ten opzichte van hun meerderen. Hoe veel had hij er nu al gedood in dit soort plunderingen? Hij had niet de moeite genomen om de tel bij te houden. Waarom zou hij zijn laatste beetje aandacht aan hun soort besteden?

Toen de boeren op de vlucht begonnen te slaan, keek Lucious om zich heen, en hij gebaarde naar een aantal van zijn mannen. Ze gingen hen achterna. Rennen was bijna beter dan vechten, want er zat een uitdaging in om hen op te jagen als ze prooien die ze waren.

“Uw paard, uwe hoogheid?” vroeg één van de mannen die Lucious’ hengst leidde.

Lucious schudde zijn hoofd. “Mijn boog, denk ik.”

De man knikte en overhandigde Lucious een elegante recurveboog van wit as, gemengd met hoorn en bewerkt met zilver. Hij legde een pijl op de boog, trok het koord naar achteren, en liet los. In de verte ging één van de rennende boeren tegen de grond.

Er waren geen boeren meer om tegen te vechten, maar dat betekende niet dat ze hier klaar waren. Nog lang niet. Verstopte boeren, zo had hij ondervonden, konden net zo vermakelijk zijn als vluchtende of vechtende boeren. Er waren zoveel verschillende manieren om degenen die eruitzagen alsof ze goud hadden te martelen, en zoveel manieren om degenen die met de rebellen sympathiseerden te executeren. Het brandende wiel, de galg, de strop… wat zou het vandaag worden?

Lucious gebaarde naar een aantal van zijn mannen om deuren open te trappen. Zo nu en dan vond hij het leuk om degenen die zich verborgen uit te roken, maar huizen hadden meer waarde dan boeren. Er kwam een vrouw naar buiten gerend, en Lucious greep haar vast. Hij gooide haar achteloos in de richting van één van de slavendrijvers, die hem had gevolgd zoals een zeemeeuw een vissersboot volgde.

Hij slenterde de dorpstempel binnen. De priester lag al op de grond, zijn handen tegen zijn gebroken neus gedrukt, terwijl Lucious’ mannen gouden en zilveren ornamenten in een zak verzamelden. Een vrouw, gekleed in de mantel van een priesteres stond op om hem te confronteren. Lucious merkte op dat er een plukje blond haar van onder haar kap uit stak, een zekere gelijkenis die hem meteen opviel.

“U kunt dit niet doen,” drong de vrouw aan. “Dit is een tempel!”

Lucious greep haar vast en trok de capuchon van haar mantel weg om naar haar te kijken. Ze was geen dubbelganger van Stephania—dat kon geen enkele laag geboren vrouw zijn—maar ze leek voldoende op haar om haar een tijdje bij zich te houden. In elk geval tot hij verveeld raakte.

“Ik ben gestuurd door je koning,” zei Lucious. “Probeer me niet te vertellen wat ik niet kan doen!”

Te veel mensen hadden dat al bij hem geprobeerd. Ze hadden geprobeerd hem beperkingen op te leggen, terwijl hij degene was die geen beperkingen zou moeten hebben. Zijn ouders probeerden het, maar op een dag zou hij koning worden. Hij moest koning worden, ongeacht wat hij in de bibliotheek had ontdekt toen Cosmas dacht dat hij de dom was om het te begrijpen. Thanos zou leren waar hij stond.

Lucious had sloot zich om het haar van de priesteres. Ook Stephania zou op haar plek gezet worden. Hoe durfde ze zomaar met Thanos te trouwen, alsof hij de prins was die iedereen wilde? Nee, Lucious zou een manier vinden om het recht te zetten. Hij kon Thanos en Stephania uit elkaar halen, net zo makkelijk als dat hij de hoofden van degenen die het op hem hadden gemunt open kon splijten. Hij zou Stephania als zijn echtgenote claimen, niet alleen omdat ze van Thanos was, maar ook omdat ze het perfecte ornament was voor iemand van zijn rang. Hij zou ervan genieten, en tot die tijd zou de priesteres een geschikte plaatsvervangster zijn.

Hij duwde haar naar één van zijn mannen zodat hij haar in de gaten kon houden, en liep verder om te zien wat voor vermaak hij nog meer in het dorp kon vinden. Toen hij naar buiten liep zag hij dat twee van zijn mannen één van de dorpelingen, die had geprobeerd te vluchten, aan een boom vastbonden.

“Waarom hebben jullie deze laten leven?” wilde Lucious weten.

Eén van hen glimlachte. “Tor hier vertelde me iets over iets dat de noordelingen doen. Ze noemen het de Bloed Arend.”

Dat klonk Lucious wel goed in de horen. Hij wilde net vragen wat het inhield toen hij geschreeuw hoorde uit één van de uitkijktorens. Lucious keek om zich heen, maar in plaats van een horde met burgers, zag hij een eenzame figuur te paard naderen. Lucious herkende de wapenrusting onmiddellijk.

“Thanos,” zei hij. Hij knipte met zijn vingers. “Wel, het lijkt erop alsof vandaag nog interessanter wordt dan ik dacht. Breng me mijn boog.”



***



Thanos dreef zijn paard voorwaarts toen hij zijn halfbroer zag. Alle twijfel die hij had gehad over Stephania achterlaten smolt weg in de hitte van zijn woede om de dode boeren, de slavendrijvers, de man die aan de boom was vastgebonden.

Hij zag Lucious verschijnen en een boog spannen. Even kon Thanos niet geloven dat hij het zou doen, maar waarom ook niet? Lucious had al eerder geprobeerd om hem te vermoorden.

Hij zag de pijl de boog uitvliegen en wist nog net op tijd zijn schild te heffen. De pijlpunt raakte de metalen rand van zijn schild, waarna hij eraf kletterde. Er volgde een tweede pijl, die dwars door het schild heen ging en slechts een paar centimeter van Thanos’ gezicht tot stilstand kwam.

Thanos zette zijn paard aan tot een volle galop toen er een derde pijl langs hem heen suisde. Hij zag Lucious en zijn mannen uit de weg duiken en denderde over de plek waar ze zojuist hadden gestaan. Zijn paard steigerde en hij trok zijn zwaard, net toen Lucious weer overeind krabbelde.

“Thanos, zo snel. Ik zou haast denken dat je blij bent om me te zien.”

Thanos richtte de punt van zijn zwaard op Lucious’ hart. “Dit stopt nu, Lucious. Ik zal je niet meer van onze mensen laten vermoorden.”

“Onze mensen?” kaatste Lucious terug. “Dit zijn mijn mensen, Thanos. Ik kan met ze doen wat ik wil. Ik zal het je laten zien.”

Thanos zag dat hij zijn zwaard trok en naar de man liep die aan de boom was vastgebonden. Thanos besefte wat zijn halfbroer van plan was en bracht zijn paard weer in beweging.

“Hou hem tegen,” beval Lucious.

Zijn mannen kwamen meteen in actie. Eén van hen kwam met een speer op Thanos af. Thanos weerde de speer met zijn schild af, hakte de kop van het wapen af met zijn zwaard en gaf de man een trap. Hij haalde uit toen er een andere soldaat op hem af kwam, en duwde zijn zwaard naar beneden, door de schouder van de man heen.

Hij baande zich een weg naar voren, tussen de soldaten door. Lucious was nog steeds onderweg naar het slachtoffer dat hij had uitgekozen. Thanos haalde uit naar één van Lucious’ zware jongens en haastte zich naar voren terwijl hij Lucious zijn eigen zwaard zag trekken. Thanos kon nog maar net zijn schild ertussen zetten, en het geluid van metaal op metaal was oorverdovend.

Lucious greep zijn schild vast.

“Je bent voorspelbaar, Thanos,” zei hij. “Medeleven is altijd al je zwakte geweest.”

Hij gaf een ruk aan het schild, zo hard dat Thanos uit het zadel werd getrokken. Thanos rolde door om een zwaard te ontwijken, en trok zijn arm uit de straps van zijn schild. Hij pakte zijn zwaard met beide handen vast terwijl Lucious’ mannen weer dichterbij kwamen. Hij zag zijn paard ervandoor gaan, maar dat betekende dat hij nu niet het voordeel van hoogte had.

“Maak hem af,” zei Lucious. “We geven de rebellen de schuld.”

“Dat probeer je wel vaker, nietwaar?” riep Thanos. “Het is jammer dat je je werk nooit afmaakt.”

Op dat moment kwam één van Lucious’ mannen met een puntige strijdknots op hem af. Thanos stapte binnen de cirkel van de strijdknots, sneed de ketting door en draaide toen weg, zijn zwaard uitgestrekt om de anderen op afstand te houden.

Ze kwamen nu snel op hem af, alsof ze wisten dat geen van hen Thanos één op één kon verslaan. Thanos maakte plaats en zette zijn rug tegen de muur van het dichtstbijzijnde huis zodat zijn tegenstanders hem niet konden omsingelen. Er waren nu drie mannen bij hem in de buurt, één met een bijl, één met een kort zwaard, en één met een gebogen zwaard, zoals een sikkel.

Thanos hield zijn eigen zwaard dicht bij zijn lichaam en hield de mannen nauwlettend in de gaten. Hij wilde geen van de soldaten de kans geven om zijn zwaard lang genoeg te verstrikken zodat de anderen een gaatje konden vinden.

De man rechts van Thanos probeerde met zijn korte zwaard te steken. Thanos wist de aanval deels te pareren en voelde het wapen van zijn wapenrusting kletteren. Instinctief draaide hij zich om en liet hij zich vallen, net voor de man links van hem met zijn bijl naar zijn hoofd uithaalde. Thanos haalde uit naar de enkels van de man, draaide het mes en stak naar achteren. Hij hoorde geschreeuw toen de eerste man recht zijn zwaard in liep.

De man met het gebogen mes viel voorzichtiger aan.

“Val hem aan! Maak hem af!” schreeuwde Lucious ongeduldig. “Oh, ik doe het zelf wel!”

Thanos pareerde terwijl de prins zich in de strijd wierp. Hij betwijfelde of Lucious dit gedaan zou hebben als er niemand was geweest om hem te helpen, en misschien kwamen er zo wel nog meer troepen aan. Het enige dat Lucious hoefde te doen was tijd rekken, en Thanos zou spoedig overweldigd worden door de aantallen.

Dus Thanos wachtte niet. Hij viel aan. Hij bleef aanvallen, wisselend tussen Lucious en de zware jongen die Lucious had meegenomen. Hij bepaalde het ritme. En toen, ineens, pauzeerde hij. De man met de sikkel pareerde lege lucht. Thanos maakte gebruik van de ruimte, en het hoofd van de man vloog door de lucht.

Hij zat meteen op Lucious, zwaard tegen zwaard. Lucious trapte naar hem, maar Thanos bewoog opzij en reikte over de beveiliging van Lucious’ zwaard om een hand op het zwaardgevest te krijgen. Thanos rukte omhoog en wrikte het mes uit Lucious’ handen, waarna hij zijwaarts sloeg. Zijn zwaard kletterde van Lucious’ borstplaat. Lucious trok een dolk en Thanos veranderde zijn grip op zijn zwaard. Hij haalde laag uit, zodat de crossguard zich om Lucious’ knie haakte.

Hij trok en Lucious ging tegen de grind. Thanos trapte de dolk met een verpletterende kracht uit zijn hand.

“Vertel me nog eens dat medeleven mijn zwakte is,” zei Thanos terwijl hij de punt van zijn zwaard tegen Lucious’ keel zette.

“Dat doe je niet,” zei Lucious. “Je probeert me alleen bang te maken.”

“Je bang maken?” zei Thanos. “Als ik had gedacht dat dat zou werken, dan had ik je jaren geleden al doodsbang gemaakt. Nee, ik maak er een einde aan.”

“Je maakte er een einde aan?” zei Lucious. “Er komt geen einde, Thanos. Niet totdat ik heb gewonnen.”

“Dan kan je lang wachten,” verzekerde Thanos hem.

Hij hief zijn zwaard. Hij moest dit doen. Hij moest Lucious stoppen.

“Thanos!”

Bij het geluid van Stephania’s stem keek Thanos om. Tot zijn verbijstering zag hij haar naderen. Ze reed alleen, in volle galop. Ze droeg rijkleding die in niets leek op haar gebruikelijke elegante jurken, en afgaande op de slonzige staat ervan had ze ze gehaast aangetrokken.

“Thanos, niet doen!” riep ze terwijl ze dichterbij kwam.

Thanos klemde zijn vingers om zijn zwaard. “Geloof je dat hij dit niet heeft verdiend, na alles wat hij heeft gedaan?”

“Het gaat niet om wat hij verdient,” zei Stephania, die afsteeg. “Het gaat om wat jij verdient. Als je hem vermoord, zullen ze je doden. Dat is hoe het werkt, en ik wil je niet op die manier verliezen.”

“Luister naar haar, Thanos,” zei Lucious vanaf de grond.

“Hou je kop,” beet Stephania. “Of wil je dat hij je afmaakt?”

“Hij moet tegengehouden worden,” zei Thanos.

“Niet op deze manier,” drong Stephania aan. Thanos voelde haar hand op zijn arm, die het zwaard wegduwde. “Niet op een manier waardoor jij ook moet sterven. Je hebt gezworen dat je voor de rest van onze levens van mij zou zijn. Was het echt je bedoeling dat het zo kort zou duren?”

“Stephania—” begon Thanos, maar ze liet hem zijn zin niet afmaken.

“En ik dan?” begon ze. “Denk je dat ik veilig ben als mijn echtgenoot de erfgenaam van de troon vermoord? Nee, Thanos. Hou hiermee op. Doe het voor mij.”

Als iemand anders het gevraagd zou hebben, was Thanos er waarschijnlijk toch mee doorgegaan. Er stond te veel op het spel. Maar met Stephania kon hij het niet riskeren. Hij boorde zijn zwaard in de aarde, twee centimeter naast Lucious’ hoofd. Lucious rolde al weg, en haastte zich naar een paard toe.

“Hier krijg je spijt van!” riep Lucious over zijn schouder. “Ik beloof je dat je hier spijt van krijgt!”




HOOFDSTUK VIJF


Thanos zag de wachter hem opwachten bij de stadspoorten toen hij en Stephania thuiskwamen. Hij stak zijn kin omhoog en reed verder. Dit had hij wel verwacht. En hij zou er niet voor vluchten.

Stephania had hen ook gezien. Thanos zag dat ze verstijfde in haar zadel; ze ging in een fractie van een seconde van ontspannen naar keurig en formeel. Het was alsof ze een masker had voorgedaan, en Thanos legde automatisch een hand over de hare.

De wachters kruisten hun hellebaarden om hen de weg te versperren, en Thanos hield zijn paard in. Hij hield het dier tussen Stephania en de wachters, voor het geval dat Lucious mannen had omgekocht om hem aan te vallen. Hij zag een officier zich losmaken uit de groep. De man salueerde naar hem.

“Prins Thanos, welkom terug in Delos. Mijn mannen en ik hebben instructies gekregen om u naar de koning te escorteren.”

“En als mijn echtgenoot niet met jullie mee wil rijden?” vroeg Stephania op een toon die het hele Rijk had kunnen onderwerpen.

“Vergeef me, mijn vrouwe,” zei de officier, “maar de koning heeft ons duidelijke bevelen gegeven.”

Voor Stephania ertegenin kon gaan, stak Thanos zijn hand op.

“Ik begrijp het,” zei hij. “Ik zal met u mee gaan.”

De wachters leidden hem door Delos, en hij moest het hen nageven, ze slaagden erin om het te laten lijken op de escort die ze claimden dat het was. Thanos merkte op dat ze een route hadden gekozen die door de mooiste delen van de stad leidde, langs met bomen beplante lanen met huizen van adel. Ze vermeden de slechte buurten, zelfs wanneer die een meer directe route boden. Misschien probeerden ze simpelweg in de veilige buurten te blijven. Maar misschien dachten ze dat aristocraten als Thanos en Stephania er geen behoefte hadden om de ellende in de andere delen van de stad te zien.

Al spoedig torenden de muren van het kasteel boven hen uit. De wachters leidden hen door de poorten, en de staljongens namen hun paarden over. De wandeling door het kasteel voelde meer gesloten; de gangen van het kasteel leken smaller nu ze door zoveel wachters werden omgeven. Stephania pakte Thanos’ hand vast, en hij gaf haar een geruststellend kneepje.

Toen ze de koninklijke kamers bereikten, werd de doorgang versperd door koninklijke lijfwachten.

“De koning wenst Prins Thanos alleen te spreken,” zei één van hen.

“Ik ben zijn echtgenote,” zei Stephania op een toon die zo kil klonk dat Thanos vermoedde dat de meeste mensen direct opzij zouden stappen.

Het leek de koninklijke lijfwacht niets te doen. “Desalniettemin.”

“Het komt wel goed,” zei Thanos.

Toen hij naar binnen liep zat de koning al op hem te wachten. Koning Claudius ging staan, leunend op een zwaard waarvan het heft bestond uit de kronkelende tentakels van een kraken. Het zwaard kwam bijna tot aan zijn borst, en Thanos twijfelde er niet aan dat het mes vlijmscherp was. Thanos hoorde de deur achter zich sluiten.

“Lucious heeft me verteld wat je hebt gedaan,” zei de koning.

“Ik ben ervan overtuigd dat hij direct naar u is toegekomen,” antwoordde Thanos. “Heeft hij u ook verteld waar hij op dat moment mee bezig was?”

“Hij deed wat hem bevolen was,” beet de koning, “om het verzet te onderdrukken. Maar jij bent erop uit gegaan en hebt hem aangevallen. Je hebt zijn mannen gedood. Hij zegt dat je hem met een list hebt verslagen, en dat je hem ook gedood zou hebben als Stephania niet tussenbeide was gekomen.”

“Hoe zorgt het afslachten van dorpelingen dat het verzet tegen wordt gehouden?” kaatste Thanos terug.

“Je bent meer geïnteresseerd in boeren dan in je eigen daden,” zei Koning Claudius. Hij tilde het zwaard op, alsof hij het wilde wegen. “Het is verraad om de zoon van de koning aan te vallen.”

“Ik ben de zoon van de koning,” herinnerde Thanos hem. “U wilde Lucious niet laten executeren toen hij me probeerde te vermoorden.”

“Je afkomst is de enige reden dat je nog leeft,” antwoordde Koning Claudius. “Je bent mijn zoon, maar dat is Lucious ook. Je hebt niet het recht om hem te bedreigen.”

Thanos voelde woede in zich opwellen. “Voor zover ik kan zien krijg ik niets. Zelfs niet de erkenning van wie ik ben.”

In een hoek van de ruimte stonden een aantal standbeelden, die beroemde koninklijke voorouders moesten voorstellen. Ze stonden uit de weg, bijna verstopt, alsof de koning niet aan hen herinnerd wilde worden. Toch wees Thanos naar hen.

“Lucious kan daar naar kijken en autoriteit claimen die teruggaat naar de beginjaren van het Rijk,” zei hij. “Hij kan de rechten claimen van zij die de troon verkregen toen de Ouden uit Delos vertrokken. Wat heb ik? Vage geruchten over mijn geboorte? Bijna vergeten beelden van ouders waarvan ik niet eens zeker weet of ze echt zijn?”

Koning Claudius schreed naar de plek waar zijn grote stoel stond. Hij ging erop zitten en wiegde het zwaard boven zijn knieën.

“Je hebt een eervolle plaats in het hof,” zei hij.

“Een eervolle plaats in het hof?” herhaalde Thanis. “Ik heb een plaats als een reserve prins die niemand wil. Lucious mag dan degene zijn geweest die heeft geprobeerd me te vermoorden op Haylon, maar u was degene die me daarheen heeft gestuurd.”

“Het verzet moet vernietigd worden, waar het ook opduikt,” antwoordde de koning. Thanos zag dat hij met zijn duim langs de rand van zijn zwaard streek. “Dat moest je leren.”

“Oh, ik heb wel wat geleerd,” zei Thanos, die naar zijn vader toeliep. “Ik heb geleerd dat u liever van me af bent dan dat u me erkend. Ik ben uw oudste zoon. Volgens de regels van het koninklijk ben ik uw erfgenaam. De oudste zoon is altijd de erfgenaam, al sinds het ontstaan van Delos.”

“De oudste overlevende zoon,” zei de koning zachtjes. “Denk je dat je nog zou leven als de mensen het wisten?”

“Doe niet alsof u me wilde beschermen,” antwoordde Thanos. “U beschermde alleen uzelf.”

“Dat is nog altijd beter dan mijn tijd verspillen aan vechten voor mensen die het niet eens verdienen,” zei de koning. “Weet je wel hoe het eruit ziet als je erop uit trekt om boeren te beschermen die op hun plek gezet moeten worden?”

“Het ziet eruit alsof er iemand om hen geeft!” schreeuwde Thanos. Hij kon zichzelf er niet van weerhouden om zijn stem te verheffen, want het leek de enige manier om tot zijn vader door te dringen. Misschien, als hij ervoor kon zorgen dat hij het begreep, dan zouden er eindelijk positieve veranderingen in het Rijk kunnen plaatsvinden. “Het ziet eruit alsof hun machthebbers geen vijanden zijn die hen willen doden, maar mensen die gerespecteerd mogen worden. Het ziet eruit alsof hun levens iets voor ons betekenen, in plaats van dat het iets is dat wij opzij kunnen zetten terwijl we uitbundige feesten vieren!”

De koning zweeg een lange tijd. Thanos kon de woede in zijn ogen zien. Dat was prima. Het paste perfect bij de woede die Thanos zelf voelde.

“Kniel,” zei Koning Claudius uiteindelijk.

Thanos aarzelde, slechts een seconde, maar het was overduidelijk dat hij aarzelde.

“Kniel!” bulderde de koning. “Of wil je dat ik je laat knielen? Ik ben hier nog altijd de koning!”

Thanos knielde op de harde stenen vloer voor de stoel van de koning. Hij zag dat de koning moeite had om zijn zwaard te heffen, alsof het lang geleden was dat hij dat voor het laatst had gedaan.

Thanos’ gedachten gingen naar zijn eigen zwaard. Hij twijfelde er niet aan dat als het tot een gevecht tussen hem en de koning zou komen, hij zou winnen. Hij was jonger, sterker, en had getraind met de beste vechters in het Stadion. Maar dat zou betekenen dat hij zijn vader moest doden. En bovenal zou het verraad zijn.

“Ik heb veel dingen geleerd in mijn leven,” zei de koning, terwijl het zwaard in de lucht bleef hangen. “Toen ik jouw leeftijd was, was ik net als jij. Ik was jong, ik was sterk. Ik vocht, en ik vocht goed. Ik doodde mannen in de strijd, en in duels in het Stadion. Ik probeerde te vechten voor alles waarvan ik geloofde dat het juist was.”

“Wat is er met u gebeurd?” vroeg Thanos.

De lippen van de koning krulden zich tot een grijns. “Nu weet ik wel beter. Nu weet ik dat als je hen de kans geeft, mensen niet samenkomen om je omhoog te tillen. In plaats daarvan proberen ze je naar beneden te halen. Ik heb getracht om medeleven te tonen, maar in werkelijkheid is dat niets meer dan dwaasheid. Als iemand tegen je in opstand komt, dan maak je hem af, want als je dat niet doet, dan maakt hij jou af.”

“Of je wordt vrienden met hem,” zei Thanos, “en hij helpt je om de dingen beter te maken.”

“Vrienden?” Koning Claudius hief zijn zwaard nog iets hoger. “Machtige mannen hebben geen vrienden. Ze hebben bondgenoten, bedienden en aanhangers, maar denk geen moment dat ze zich niet tegen je zullen keren. Een verstandig man houdt hen op hun plaats, of kijkt toe hoe ze tegen hem in opstand komen.”

“De mensen verdienen beter,” hield Thanos vol.

“Jij denkt dat mensen krijgen wat ze verdienen?” bulderde Koning Claudius. “Ze krijgen wat ze nemen! Je praat alsof je denkt dat de mensen onze gelijken zijn. Dat zijn ze niet. We zijn opgevoed om hen te regeren. We zijn beter opgeleid, sterker, beter in elk opzicht. Jij wil varkensboeren in kastelen naast je zetten, terwijl ik hen wil laten zien dat ze in hun stal thuishoren. Lucious begrijpt het.”

“Het enige dat Lucious begrijpt is wreedheid,” zei Thanos.

“En wreedheid is wat er nodig is om te regeren!”

Thanos zag de koning met het zwaard zwaaien. Misschien had hij kunnen duiken. Misschien had hij kunnen proberen om zijn eigen zwaard te grijpen. Maar in plaats daarvan knielde hij daar, en keek hij toe hoe het zwaard op zijn keel af kwam, de kromming van het staal glinsterend in het zonlicht.

Het stopte voordat het zijn keel kon doorsnijden, maar het scheelde niet veel. Thanos voelde de rand van het zwaard in zijn vlees prikken, maar hij reageerde niet, hoe graag hij dat ook wilde.

“Je gaf geen krimp,” zei Koning Claudius. “Je knipperde niet eens. Lucious zou dat wel gedaan hebben. Hij zou waarschijnlijk om zijn leven hebben gesmeekt. Dat is zijn zwakte. Maar Lucious heeft wel de kracht die nodig is om ons heerschap te behouden. Dat is waarom hij mijn erfgenaam is. Tot je deze zwakte uit je hart kunt snijden, zal ik je niet erkennen. Ik zal je niet mijn zoon noemen. En als je mijn erkende zoon nog eens aanvalt, dan kost het je je kop. Heb je dat begrepen?”

Thanos ging staan. Hij had er genoeg van om voor deze man te knielen. “Ik begrijp het, Vader. Ik begrijp het volkomen.”

Hij draaide zich om en liep naar de deuren toe, zonder op toestemming te wachten. Wat kon zijn vader doen? Het zou zwak lijken om hem terug te roepen. Thanos liep naar buiten, waar Stephania op hem stond te wachten. Het leek alsof ze haar koelbloedige houding voor de lijfwachten had behouden, maar op het moment dat Thanos verscheen haastte ze zich naar hem toe.

“Ben je in orde?” vroeg Stephania, die een hand naar zijn wang bracht. Toen ze haar hand weghaalde, zag Thanos dat er bloed op zat. “Thanos, je bloed!”

“Het is maar een krasje,” verzekerde Thanos haar. “Ik heb waarschijnlijk meer opgelopen tijdens het eerdere gevecht.”

“Wat is er daarbinnen gebeurd?” wilde ze weten.

Thanos forceerde een glimlach, maar die kwam er krampachtiger uit dan zijn bedoeling was. “Zijne majesteit wilde me eraan herinneren dat ik, prins of geen prins, niet zoveel waard ben als Lucious.”

Stephania legde haar handen op zijn schouders. “Ik heb het je gezegd, Thanos. Het was niet verstandig om dit te doen. Je kunt jezelf niet zo in gevaar brengen. Je moet me beloven dat je me vertrouwd, en dat je nooit meer zoiets stoms doet. Beloof het me.”

Hij knikte.

“Voor jou, mijn liefste, beloof ik het.”

Hij meende het. Openlijk met Lucious het gevecht aangaan was niet de juiste strategie, want hij had er niets mee bereikt. Lucious was ook het probleem niet. Het hele Rijk was het probleem. Hij had even gedacht dat hij misschien in staat zou zijn om de koning te overtuigen om de dingen te veranderen, maar in werkelijkheid wilde zijn vader helemaal niets veranderen.

Nee, het enige dat hij nu moest doen was manieren vinden om het verzet te helpen. Niet alleen de rebellen op Haylon, maar alle rebellen. Alleen kon Thanos niet veel bereiken, maar samen zouden ze het Rijk misschien wel ten onder kunnen brengen.




HOOFDSTUK ZES


Overal waar ze keek, daar op het Eiland Voorbij de Mist, zag Ceres dingen die haar deden halthouden en staren naar hun vreemde schoonheid. Haviken met regenboogkleurige veren joegen op dingen onder hen, maar werden op hun beurt opgejaagd door een gevleugeld serpent dat zich uiteindelijk op een toren van wit marmer opkrulde.

Ze liep over het smaragdgroene gras van het eiland, en het leek alsof ze precies wist waar ze heen moest. Ze had zichzelf gezien in haar visioen, daar op de heuvel in de verte, waar de regenboogkleurige torens uit de grond omhoogstaken als de stekels van één of ander enorm beest.

Bloemen rezen op uit de lage grond op de weg erheen, en Ceres strekte haar hand om ze aan te raken. Toen haar vingers erlangs streken, voelde ze dat de bloemblaadjes van steen waren, zo dun als papier. Had iemand ze zo fijn uitgehouwen, of leefde het gesteente? Alleen al het feit dat ze zich die mogelijkheid voor kon stellen, vertelde haar hoe merkwaardig deze plek was.

Ceres liep verder in de richting van de plek die ze herkende, de plek waar ze hoopte dat ze haar moeder zou vinden.

Ze bereikte de voet van de heuvel en begon aan de klim. Om haar heen bruiste het eiland van het leven. Bijen zoemden in het lage gras. Een wezen dat op een hert leek, maar dan met kristallen punten waar er geweien zouden moeten zitten, staarde Ceres een lange tijd na voor het wegsprong.

Maar ze zag hier geen mensen, ondanks de gebouwen die in het landschap stonden. Het gebouw dat het dichtst bij haar in de buurt stond had een ongeschonden, leeg gevoel, als een kamer die zojuist was verlaten. Ceres vervolgde haar weg naar de top van de heuvel, naar de plek waar de torens een cirkel rond een grote open plek vormden. Als ze tussen de torens door keek, had ze een geweldig uitzicht over het eiland.

Maar daar keek ze niet naar. Ceres staarde naar het midden van de cirkel. Er stond daar iemand, gekleed in een zuiver witte mantel. Anders dan in haar visioen was de figuur niet wazig of onscherp. Ze stond daar, net zo duidelijk en echt als Ceres zelf. Ceres liep naar voren, tot ze de persoon bijna kon aanraken. Het kon maar één iemand zijn.

“Moeder?”

“Ceres.”

De persoon in de mantel wierp zichzelf naar voren op hetzelfde moment als Ceres, en ze ontmoetten elkaar in een stevige omhelzing die alles uitdrukte dat Ceres niet kon verwoorden: hoe erg ze naar dit moment had uitgekeken, hoeveel liefde ze hier voelde, hoe ongelofelijk het was om deze vrouw te ontmoeten die ze alleen uit een visioen kende.

“Ik wist dat je zou komen,” zei de vrouw, haar moeder, terwijl ze elkaar loslieten, “maar het weten is toch anders om je daadwerkelijk te zien.”

Ze trok de kap van haar mantel af, en het leek onmogelijk dat deze vrouw haar moeder was. Haar zus, misschien, want ze deelden hetzelfde haar, dezelfde features. Ceres had bijna het gevoel dat ze in een spiegel keek. Maar ze leek te jong om Ceres’ moeder te kunnen zijn.

“Ik begrijp het niet,” zei Ceres. “Je bent echt mijn moeder?”

“Dat ben ik.” Ze strekte haar armen om Ceres weer te omhelzen. “Ik weet dat het vreemd lijkt, maar het is waar. Mijn soort kan heel lang leven. Ik ben Lycine.”

Een naam. Ceres had eindelijk een naam voor haar moeder. Op de één of andere manier betekende dat meer dan al het andere. Alleen dat al was de reis waard. Ze zou haar moeder wel eeuwig aan kunnen staren. Maar ze had vragen. Ze had zoveel vragen, dat ze alles eruit flapte.

“Wat is dit voor plek?” vroeg ze. “Waarom ben je hier alleen? Wacht, wat bedoel je met ‘mijn soort’?”

Lycine glimlachte en ging in het gras zitten. Ceres ging naast haar zitten, en besefte toen dat het niet alleen gras was. Ze kon er fragmenten van steen onder zien, gearrangeerd als een mozaïek, maar al jaren verborgen door het weiland.

“Het is niet eenvoudig om al je vragen te beantwoorden,” zei Lycine. “Zeker niet omdat ik zelf zo veel vragen heb, over jou, over je leven. Over alles, Ceres. Maar ik zal mijn best doen. Zullen we dit op de oude manier doen? Een vraag voor een vraag?”

Ceres wist niet wat ze daarop moest zeggen, maar het leek erop dat haar moeder nog niet klaar was.

“Vertellen ze nog steeds de verhalen over de Ouden, daarbuiten?”

“Ja,” zei Ceres. Ze had altijd meer aandacht besteed aan de verhalen over krijgsheren en hun prestaties in het Stadion, maar ze wist wat ze zeiden over de Ouden: degenen die er waren voor de mensheid, die er soms hetzelfde uitzagen en soms als zoveel meer. Die zoveel hadden gebouwd, om het vervolgens te verliezen. “Wacht, zeg je nu dat je—”

“Eén van de Ouden ben, ja,” antwoordde Lycine. “Dit was één van onze woonplaatsen, voordat… wel, er zijn dingen waar je nog steeds beter niet over kunt praten. Trouwens, ik heb nog een antwoord te goed. Vertel me hoe je leven is geweest tot nu toe. Ik kon er niet bij zijn, maar ik heb zo lang geprobeerd om te voor te stellen hoe het voor jou moest zijn.”

Ceres deed haar best, ondanks het feit dat ze niet wist waar ze moest beginnen. Ze vertelde Lycine over hoe ze in haar vaders smederij was opgegroeid, over haar broers. Ze vertelde haar over de rebellen, en over het Stadion. Ze slaagde er zelfs in om haar te vertellen over Rexus en Thanos, hoewel haar keel dicht sloeg en haar woorden er gebroken uit kwamen.

“Oh, lieverd,” zei haar moeder terwijl ze een hand over de hare legde. “Ik wou dat ik je die pijn had kunnen besparen. Ik had er voor je willen zijn.”

“Waarom kon dat niet?” vroeg Ceres. “Ben je al die tijd hier geweest?”

“Ja,” zei Lycine. “Dit was vroeger één van de plaatsen van mijn mensen, in de oude tijd. De anderen hebben het achtergelaten. Ik ook, voor een tijdje, maar de afgelopen jaren is het als een heiligdom voor me geweest. En een plaats om te wachten, natuurlijk.”

“Om te wachten?” vroeg Ceres. “Op mij, bedoel je?”

Ze zag haar moeder knikken.

“Mensen praten over het zien van hun lotsbestemming alsof het een gave is,” zei Lycine, “maar het is ook beklemmend. Zodra je begrijpt wat er moet gebeuren, verlies je de keuzes die je hebt als je het niet weet, hoe graag je het ook anders zou willen…” Haar moeder schudde haar hoofd, en Ceres kon het verdriet in haar ogen zien. “Dit is niet de tijd voor spijt. Ik heb mijn dochter hier, en je moet leren waarvoor je bent gekomen.”

Ze glimlachte en pakte Ceres’ hand.

“Loop met me mee.”



***



Ceres had het gevoel dat er dagen voorbij gingen terwijl zij en haar moeder over het magische eiland liepen. Het was adembenemend mooi, hier zijn, met haar moeder. Het voelde als een droom.

Terwijl ze liepen, spraken ze voornamelijk over de kracht. Haar moeder probeerde het haar uit te leggen, en Ceres probeerde het te begrijpen. Het was vreemd: terwijl haar moeder sprak, had Ceres het gevoel alsof haar woorden haar met de kracht doordrenkten.

Zelfs nu, terwijl ze liepen, voelde Ceres het in zich opwellen. Het kolkte als rook wanneer haar moeder haar schouder aanraakte. Ze moest leren om het onder controle te houden, daarvoor was ze hier, maar vergeleken met het ontmoeten van haar moeder leek het niet belangrijk.

“Ons bloed heeft je macht gegeven,” zei Lycine. “De eilandbewoners hebben je geholpen om het naar boven te halen, nietwaar?”

Ceres dacht aan Eoin, en aan alle vreemde oefeningen die hij haar had laten doen. “Ja.”

“Voor mensen die niet ons bloed in zich dragen, hebben ze een groot begrip van de wereld,” zei haar moeder. “Maar er zijn dingen die zelfs zij je niet kunnen laten zien. Heb je al iets in steen veranderd? Het is één van mijn talenten, dus ik denk dat het er ook één van jou wordt.”

“Iets in steen veranderd?” vroeg Ceres. Ze begreep het niet. “Tot dusver heb ik dingen bewogen met mijn geest. Ik ben sneller en sterker geworden. En—”

Ze wilde haar zin niet afmaken. Ze wilde niet dat haar moeder dacht dat ze slecht was.

“En je kracht heeft mensen gedood die je kwaad wilden doen?” zei Lycine.

Ceres knikte.

“Daar hoef je je niet voor te schamen, dochter. Ik heb slecht een klein deel van je gezien, maar ik weet waar je voor bestemd bent. Je bent een geweldig persoon. Alles waar ik op kon hopen. En wat betreft dingen in steen veranderen…”

Ze hielden halt in een weiland vol paarse en gele bloemen. Ceres keek toe hoe haar moeder een kleine bloem uit het weiland plukte, met delicate, zijdeachtige blaadjes. Door de band die ze met haar moeder had voelde ze de manier waarop de kracht in haar oplaaide. Het voelde vertrouwd, maar veel beter gecontroleerd en gevormd.

Steen spreidde zich uit over de bloem, als vorst over een raam, alleen dan niet slechts op de oppervlakte. Een seconde nadat het was begonnen was het alweer voorbij, en had haar moeder één van de stenen bloemen in haar hand die Ceres eerder op het eiland had gezien.

“Voelde je het?” vroeg Lycine.

Ceres knikte. “Maar hoe heb je het gedaan?”

“Voel nog eens.” Ze plukte weer een bloem en deed het nog eens, dit keer bijna onmogelijk langzaam. Ze veranderde het in iets met marmeren blaadjes en een granieten steel. Ceres probeerde de beweging van de kracht in haar te volgen, en het was alsof haar eigen kracht wilde antwoorden, alsof het wilde kopiëren.

“Mooi,” zei Lycine. “Je bloed weet het. Probeer jij het nu eens.”

Ze overhandigde Ceres een bloem. Ceres pakte de bloem aan en concentreerde zich. Ze probeerde vat te krijgen op haar kracht, het in dezelfde vorm te duwen zoals ze bij haar moeder had gevoeld.

De bloem explodeerde.

“Nou,” zei Lycine met een lach, “dat was onverwacht.”

Het was zo anders dan de manier waarop de moeder die haar had opgevoed gereageerd zou hebben. Zij zou Ceres om het kleinste foutje geslagen hebben. Lycine gaf haar alleen een andere bloem.

“Ontspan je,” zei ze. “Je weet al hoe het zou moeten voelen. Neem dat gevoel. Beeld het je in. Maak het echt.”

Ceres probeerde te doen wat ze zei. Ze dacht aan wat ze had gevoeld toen haar moeder de bloem had getransformeerd. Ze nam het gevoel en vulde het met kracht, op de manier waarop haar vader een mal met ijzer gevuld zou hebben.

“Open je ogen, Ceres,” zei Lycine.

Ceres had niet eens door gehad dat ze ze had gesloten totdat haar moeder het zei. Ze dwong zichzelf om te kijken, hoewel ze het eigenlijk niet durfde. En toen ze keek bleef ze staren, want ze kon het nauwelijks geloven. In haar hand hield ze een perfect gevormde, versteende bloem, door haar kracht getransformeerd in iets dat leek op basalt.

“Heb ik dat gedaan?” vroeg Ceres. Ondanks alles waarvan ze wist dat ze het kon, leek het nog altijd onmogelijk.”

“Ja,” zei haar moeder, en Ceres kon de trots in haar stem horen. “Nu hoef je alleen nog te leren om het te doen met je ogen open.”

Dat kostte meer tijd, en een heleboel bloemen. Maar Ceres genoot ervan. En elke keer dat haar moeder glimlachte bij haar inspanningen, voelde Ceres een explosie van liefde. Zelfs toen de minuten in uren veranderden bleef ze doorgaan.

“Ja,” zei haar moeder uiteindelijk, “dat is perfect.”

Het was meer dan dat; het was makkelijk. Het was makkelijk om de kracht uit haarzelf te halen. Makkelijk om het te kanaliseren. Makkelijk om een perfect gepreserveerde stenen bloem achter te laten. Pas toen de opwinding weg begon te ebben, besefte Ceres hoe moe ze was.

“Het is goed,” zei haar moeder terwijl ze haar hand pakte. “Je kracht kost energie en inspanning. Zelfs de sterksten van ons kunnen slechts zoveel in één keer doen.” Ze glimlachte. “Maar je kracht weet nu wat het is. Het zal tevoorschijn komen wanneer iemand je bedreigt, of wanneer je het oproept. En het zal nog meer doen.”

Ceres voelde de kracht van haar moeder oplaaien, en ze kon de volledige potentie van haar kracht zien. Ze zag de stenen gebouwen en tuinen in een nieuw licht, als dingen die met die kracht gebouwd waren, vervaardigd op manieren die geen mens kon begrijpen. Op de één of andere manier voelde ze zich vol. Compleet.

De gelukzalige uitdrukking op haar moeders gezicht leek ineens te vervagen. Ceres hoorde haar zuchten.

“Wat is er?” zei Ceres.

“Ik wou alleen dat we meer tijd hadden samen,” zei Lycine. “Ik zou het geweldig vinden om je de torens te laten zien en je over de geschiedenis van mijn mensen te vertellen. Ik zou het geweldig vinden om te horen over die Thanos waar je zoveel van hield, en om je de tuinen te laten zien waar de zon de bomen nog nooit heeft aangeraakt.”

“Doe het dan,” zei Ceres. Ze zou hier het liefst voor altijd blijven. “Laat me alles zien. Vertel me over het verleden. Vertel me over mijn vader, en over wat er gebeurde toen ik werd geboren.”

Maar haar moeder schudde haar hoofd.

“Dat is iets waar je nog niet klaar voor bent. Wat tijd betreft, lieverd, ik heb je al eerder verteld dat het lot beklemmend kan zijn, en jouw lotsbestemming is groter dan die van de meeste mensen.”

“Ik heb flarden gezien,” gaf Ceres toe, denkend aan de dromen die ze op de boot had gehad.

“Dan weet je waarom we hier niet als gezin kunnen blijven, hoe graag we dat ook willen,” zei haar moeder. “Misschien dat we daar in de toekomst tijd voor hebben. Dat en meer.”

“Maar eerst moet ik terug, of niet?” zei Ceres.

Haar moeder knikte.

“Ja,” zei ze. “Je moet terug, Ceres. Ga terug en bevrijd Delos van het Rijk, zoals is voorbestemd.”




HOOFDSTUK ZEVEN


Stephania kon nauwelijks geloven dat ze alweer zes weken met Thanos getrouwd was. Maar het was tijd voor het festival van de Bloedmaan, dus dat was echt hoe lang het al was. Zes weken van gelukzaligheid, elke week net zo geweldig als ze had kunnen hopen.

“Je ziet er fantastisch uit,” zei ze terwijl ze een blik op Thanos wierp in de kamers die ze nu deelden. Hij was een droom in zijn dieprode zijden gewaad, versierd met rood goud en robijnen. Soms kon ze nauwelijks geloven dat hij van haar was. “Rood staat je goed.”

“Ik zie eruit alsof ik onder het bloed zit,” antwoordde Thanos.

“Dat is de bedoeling ook, aangezien het de Bloedmaan is,” merkte Stephania op. Ze leunde naar voren om hem te kussen. Ze vond het fijn dat ze dat kon doen wanneer ze wilde. Als er meer tijd was geweest, had ze waarschijnlijk van het moment gebruik gemaakt om meer te doen.

“Het doet er nauwelijks toe wat ik draag,” zei Thanos. “Niemand zal naar mij kijken als jij naast me staat.”

Een andere man had het compliment wellicht op een wat elegantere manier gebracht, maar er was iets aan de oprechte manier waarop Thanos het zei, dat meer voor Stephania betekende dan alle perfect beoordeelde gedichten in de wereld.

Trouwens, ze had inderdaad behoorlijk hard haar best gedaan om de mooiste jurk in Delos uit te zoeken. Hij glom in roodtinten, als een vlam die om haar heen gewikkeld was. Ze had zelfs de maker van de jurk omgekocht om zich ervan te verzekeren dat het origineel, dat eigenlijk bestemd was voor een mindere vrouw van adel in de stad, onherroepelijk vertraagd zou zijn.

Stephania stak haar arm uit, en Thanos pakte hem vast. Hij escorteerde haar naar beneden, naar de grote feestzaal waar hun bruiloft had plaatsgevonden. Was het echt al zes weken geleden dat ze getrouwd waren? Zes weken van meer gelukzaligheid dan Stephania zich had kunnen voorstellen, wonend in appartementen in het kasteel die hen door de koningin waren toegewezen. Er gingen zelfs geruchten dat de koning van plan was om Thanos een nieuw landgoed te schenken, een klein eindje bij de stad vandaan. De afgelopen zes weken waren ze het meest bekeken stel in de stad geweest, en waren ze geprezen waar ze ook gingen. Stephania had ervan genoten.

“Vergeet niet dat je Lucious geen stomp verkoopt als je hem ziet vanavond,” zei Stephania.

“Ik ben er tot nu toe in geslaagd mezelf in te houden,” antwoordde Thanos. “Maak je geen zorgen.”

Maar Stephania maakte zich wel zorgen. Nu Thanos haar echtgenoot was, wilde ze niet riskeren dat ze hem zou verliezen. Ze wilde niet dat hij geëxecuteerd werd voor het aanvallen van de erfgenaam van de troon, en niet alleen vanwege de vervelende positie waar haar dat in zou brengen. Ze had wellicht haar zinnen op hem gezet vanwege de prestige die het met zich meebracht, maar nu… nu moest ze tot haar eigen verbazing ontdekken dat ze van hem hield.

“Prins Thanos en zijn echtgenote, Vrouwe Stephania!” verkondigde de heraut bij de deuren. Stephania glimlachte en legde haar hoofd tegen Thanos’ schouder. Ze vond het altijd geweldig om dat te horen.

Ze keek de ruimte rond. Voor hun bruiloft was alles in het wit versierd, maar nu glom de zaal in rood en zwart. De wijn in de glazen was dik bloedrood, op de eettafels stond vlees dat net op het randje van bloederig was, en elke aristocraat droeg de kleuren van de transformerende maan.





Конец ознакомительного фрагмента. Получить полную версию книги.


Текст предоставлен ООО «ЛитРес».

Прочитайте эту книгу целиком, купив полную легальную версию (https://www.litres.ru/pages/biblio_book/?art=43694791) на ЛитРес.

Безопасно оплатить книгу можно банковской картой Visa, MasterCard, Maestro, со счета мобильного телефона, с платежного терминала, в салоне МТС или Связной, через PayPal, WebMoney, Яндекс.Деньги, QIWI Кошелек, бонусными картами или другим удобным Вам способом.



Morgan Rice komt met wat wederom een geweldige serie beloofd te zijn en sleept ons Merijn een fantasy over moed, eer, heldhaftigheid, magie en vertrouwen in je lotsbestemming. Het is Morgan weer gelukt om sterke personages neer te zetten waar we op iedere pagina voor juichen.. Aanbevolen voor de permanente collectie van iedereen die houdt van een goed-geschreven fantasy. Books and Movie Reviews, Roberto Mattos (over Opkomst van de Draken) RIDDER, ERFGENAAM, PRINS is boek #3 in Morgan Rice’ bestverkopende epische fantasy serie OVER KRONEN EN GLORIE, dat begint met SLAAF, KRIJGER, KONINGIN (Boek #1) . De 17-jarige Ceres, een beeldschoon, arm meisje uit de stad Delos, is alleen op zee, op weg naar het mythische Eiland Voorbij de Mist–en naar de moeder die ze nooit heeft gekend. Ze is klaar om haar training te voltooien, om eindelijk haar kracht te leren begrijpen, en om de krijger te worden die ze is voorbestemd te zijn. Maar zal haar moeder er zijn om haar te begroeten? Zal ze haar alles leren dat ze moet weten? En zal ze de geheimen omtrent Ceres' identiteit onthullen? In Delos is Thanos, die denkt dat Ceres dood is, inmiddels getrouwd met Stephania. Hij wordt steeds verder meegesleurd in een hof waaraan hij niet kan ontsnappen, in een familie die hij veracht. Dan bevindt hij zich ineens ten midden van de opkomende revolutie, die culmineert in een gewaagde aanval op het Stadion. Hij is de enige die het kan tegenhouden–of steunen, moet hij beslissen of hij zijn eigen leven op het spel wil zetten. Terwijl het koninkrijk instort, zijn vijanden aan alle kanten oprukken en er meerdere moordpogingen plaatsvinden, weet Thanos niet meer wie hij kan vertrouwen. Hij zit vast in een spel van pionnen en koningen, van verraders en koninginnen. En uiteindelijk zou Ceres wel eens degene kunnen zijn die alles verandert. Maar na een aantal tragische misverstanden lijkt het erop dat de romance die voorbestemd was toch tussen hun vingers zal glippen. RIDDER, ERFGENAAM, PRINS vertelt het epische verhaal over een tragische liefde en wraak, verraad, ambitie en lotsbestemming. De onvergetelijke personages en bloedstollende actie voeren ons mee naar een wereld die ons altijd bij zal blijven, en onze liefde voor fantasy nieuw leven inblaast. Een fantasy vol actie die de fans van Morgan Rice' eerdere nobels zeker zal bekoren, evenals fans van werken als The Inheritance Cycle door Christopher Paolini.. Fans van Young Adult Fictie zullen dit nieuwste werk van Rice verslinden en smeken om meer. The Wanderer, A Literary Journal (over Opkomst van de Draken) Boek #4 in OVER KRONEN EN GLORIE is binnenkort beschikbaar!

Как скачать книгу - "Ridder, Erfgenaam, Prins" в fb2, ePub, txt и других форматах?

  1. Нажмите на кнопку "полная версия" справа от обложки книги на версии сайта для ПК или под обложкой на мобюильной версии сайта
    Полная версия книги
  2. Купите книгу на литресе по кнопке со скриншота
    Пример кнопки для покупки книги
    Если книга "Ridder, Erfgenaam, Prins" доступна в бесплатно то будет вот такая кнопка
    Пример кнопки, если книга бесплатная
  3. Выполните вход в личный кабинет на сайте ЛитРес с вашим логином и паролем.
  4. В правом верхнем углу сайта нажмите «Мои книги» и перейдите в подраздел «Мои».
  5. Нажмите на обложку книги -"Ridder, Erfgenaam, Prins", чтобы скачать книгу для телефона или на ПК.
    Аудиокнига - «Ridder, Erfgenaam, Prins»
  6. В разделе «Скачать в виде файла» нажмите на нужный вам формат файла:

    Для чтения на телефоне подойдут следующие форматы (при клике на формат вы можете сразу скачать бесплатно фрагмент книги "Ridder, Erfgenaam, Prins" для ознакомления):

    • FB2 - Для телефонов, планшетов на Android, электронных книг (кроме Kindle) и других программ
    • EPUB - подходит для устройств на ios (iPhone, iPad, Mac) и большинства приложений для чтения

    Для чтения на компьютере подходят форматы:

    • TXT - можно открыть на любом компьютере в текстовом редакторе
    • RTF - также можно открыть на любом ПК
    • A4 PDF - открывается в программе Adobe Reader

    Другие форматы:

    • MOBI - подходит для электронных книг Kindle и Android-приложений
    • IOS.EPUB - идеально подойдет для iPhone и iPad
    • A6 PDF - оптимизирован и подойдет для смартфонов
    • FB3 - более развитый формат FB2

  7. Сохраните файл на свой компьютер или телефоне.

Книги серии

Книги автора

Аудиокниги автора

Рекомендуем

Последние отзывы
Оставьте отзыв к любой книге и его увидят десятки тысяч людей!
  • константин александрович обрезанов:
    3★
    21.08.2023
  • константин александрович обрезанов:
    3.1★
    11.08.2023
  • Добавить комментарий

    Ваш e-mail не будет опубликован. Обязательные поля помечены *