Книга - De bol van Kandra

a
A

De bol van Kandra
Morgan Rice


“Een krachtig begin van een serie die een combinatie van pittige protagonisten en uitdagende omstandigheden belooft, niet alleen voor tieners maar ook voor volwassen fantasy fans die op zoek zijn naar epische verhalen, gevoed door krachtige vriendschappen en vijanden.”--Midwest Book Review (Diane Donovan) (over Een Troon voor Zusters)“De verbeelding van Morgan Rice kent geen grenzen!”--Books and Movie Reviews (over Een Troon voor Zusters)Van #1 bestverkopende fantasy auteur Morgan Rice komt een nieuwe serie voor jonge tieners (en ouder)! Fans van Harry Potter en Percy Jackson – zoek niet verder!In DE BOL VAN KANDRA: OLIVER BLUE EN DE SCHOOL VOOR ZIENERS (BOEK TWEE), is de elfjarige Oliver Blue terug in het heden en moet hij zijn best doen om Armando te redden voordat zijn voorbestemde sterfmoment aanbreekt.Maar wanneer Oliver erachter komt dat de heilige Bol van Kandra is gestolen, weet hij dat het aan hem is – en alleen aan hem – om de school te redden. De enige manier om dat te doen is door terug in de tijd te reizen, naar Engeland in 1690. Daar moet hij een heel belangrijk persoon zien te redden: Sir Isaac Newton. De Obsidian School heeft zelf ook krachtige Zieners. Zij zien Oliver het liefst verdwijnen. Wanneer ze Chris, Olivers pestkop van een broer, inschakelen en transformeren, zou dat weleens kunnen uitlopen op een gevecht tot de dood. DE BOL VAN KANDRA is boek #2 in een meeslepende nieuwe serie vol magie, liefde, humor, liefdesverdriet, tragedie, lotsbestemming en een verzameling schokkende verrassingen. Je zult verliefd worden op Oliver Blue en het zal lastig worden om het boek ’s avonds neer te leggen.Boek #3 in de serie (DE OBSIDIANS) is nu ook beschikbaar!“Dit is het begin van iets opmerkelijks.” --San Francisco Book Review (over Een Zoektocht van Helden)Eveneens beschikbaar zijn de andere fantasy series van Morgan Rice, inclusief EEN ZOEKTOCHT VAN HELDEN (BOEK #1 IN DE TOVENAARSRING), met meer dan 1,300 vijfsterren recensies!







DE BOL VAN KANDRA



(OLIVER BLUE EN DE SCHOOL VOOR ZIENERS—BOEK TWEE)



MORGAN RICE


Morgan Rice



Morgan Rice is de #1 bestverkopende en USA Today bestverkopende auteur van de epische fantasy serie DE TOVENAARSRING, die bestaat uit zeventien boeken; van de #1 bestverkopende serie DE VAMPIERVERSLAGEN, die bestaat uit twaalf boeken; van de #1 bestverkopende serie DE SURVIVAL TRILOGIE, een post-apocalyptische actiethriller bestaande uit drie boeken; en van de epische fantasy serie KONINGEN EN TOVENAARS, die bestaat uit zes boeken; van de nieuwe epische fantasy serie OVER KRONEN EN GLORIE, die bestaat uit acht boeken; en van de nieuwe epische fantasy serie EEN TROON VOOR ZUSTERS, bestaande uit acht boeken; DE INVASIE KRONIEKEN, bestaande uit vier boeken; en van de nieuwe fantasy serie OLIVER BLUE EN DE SCHOOL VOOR ZIENERS, nu bestaande uit drie boeken. Morgans boeken zijn verkrijgbaar in audio en print edities, en vertalingen van de boeken zijn verkrijgbaar in meer dan 25 talen.



Morgan hoort graag van je, dus breng gerust een bezoekje aan www.morganricebooks.com (http://www.morganricebooks.com/) om je in te schrijven voor de nieuwsbrief, een gratis boek te ontvangen, gratis giveaways te ontvangen, de gratis app te downloaden, op de hoogte te blijven van het laatste nieuws, en via Facebook en Twitter in contact te blijven!


Geselecteerde bijvalsbetuigingen voor Morgan Rice



“Als je dacht dat er geen reden meer was om te leven na het einde van DE TOVENAARSRING serie, dan had je het mis. Met DE OPKOMST VAN DE DRAKEN komt Morgan Rice wederom met wat een briljante nieuwe serie belooft te zijn. We worden verzwolgen door een fantasie over trollen en draken, moed, eer, magie en geloof in je lotsbestemming. Morgan is er weer in geslaagd om sterke personages neer te zetten, voor wie we op elke pagina juichen… Aanbevolen voor de permanente bibliotheek van iedereen die houdt van een goed geschreven fantasy novel.”

--Books and Movie Reviews, Roberto Mattos



“Een fantasy vol actie, die ongetwijfeld fans van Morgan Rice’s voorgaande novels zal bekoren, evenals fans van werken zoals THE INHERITANCE CYCLE van Christopher Paolini… Fans van Young Adult fictie zullen dit meest recente werk van Rice verslinden en smeken om meer.”

--The Wanderer, A Literary Journal (over De Opkomst van de Draken)



“Een fantasy waarbij elementen van mysterie en intriges in de verhaallijn zijn verweven. Een Zoektocht van Helden draait om moed en om het besef dat een levensdoel leidt tot groei, volwassenheid, en excellentie… Voor degenen die op zoek zijn naar stevige fantasy avonturen bieden de protagonisten en de actie een krachtige verzamelingen ontmoetingen die zich richten op Thors evolutie van een dromerig kind naar een jonge volwassene, met onmogelijke overlevingskansen… Het begin van een veelbelovende epische tienerserie.”

--Midwest Book Review (D. Donovan, eBook Reviewer)



“DE TOVENAARSRING heeft alle ingrediënten voor direct succes: samenzweringen, intriges, mysterie, dappere ridders en opbloeiende relaties, compleet met gebroken harten, bedrog en verraad. Het zal je urenlang boeien, en is geschikt voor alle leeftijden. Aanbevolen voor de permanente collectie van alle liefhebbers van fantasy.”

--Books and Movie Reviews, Roberto Mattos



“In dit met actie gevulde eerste boek uit de epische Tovenaarsring serie (die nu 14 boeken bevat), stelt Rice de lezers voor aan de 14-jarige Thorgrin “Thor” McLeod, die ervan droomt om zich aan te sluiten bij de krijgsmacht van de Zilveren, de elite ridders die de koning dienen… Rice schrijft goed en de premisse is intrigerend.”

--Publishers Weekly


BOEKEN VAN MORGAN RICE



OLIVER BLUE EN DE SCHOOL VOOR ZIENERS

DE MAGISCHE FABRIEK (boek 1)

DE BOL VAN KANDRA (boek 2)



DE INVASIE KRONIEKEN

TRANSMISSIE (boek 1)



DE WEG VAN STAAL

ALLEEN DE WAARDIGE (boek 1)

ALLEEN DE DAPPERE (boek 2)

ALLEEN DE VOORBESTEMDE (boek 3)



EEN TROON VOOR ZUSTERS

EEN TROON VOOR ZUSTERS (boek 1)

EEN HOF VOOR DIEVEN (boek 2)

EEN LIED VOOR WEZEN (boek 3)



OVER KRONEN EN GLORIE

SLAAF, KRIJGER, KONINGIN (boek 1)

REBEL, GEVANGENE, PRINSES (boek 2)

RIDDER, ERFGENAAM, PRINS (boek 3)

OPSTANDELING, PION, KONING (boek 4)

SOLDAAT, BROEDER, TOVENAAR (boek 5)

HELD, VERRADER, DOCHTER (boek 6)

HEERSER, RIVAAL, BANNELING (boek 7)

OVERWINNAAR, VERLIEZER, ZOON (boek 8)



KONINGEN EN TOVENAARS

DE OPKOMST VAN DE DRAKEN (boek 1)

DE OPKOMST VAN DE HELDHAFTIGE (boek 2)

DE ZWAARTE VAN EER (boek 3)

EEN SMIDSVUUR VAN MOED (boek 4)

EEN RIJK VAN SCHADUWEN (boek 5)

NACHT VAN DE DAPPEREN (boek 6)



DE TOVENAARSRING

EEN ZOEKTOCHT VAN HELDEN (boek 1)

EEN MARS VAN KONINGEN (boek 2)

EEN LOT VAN DRAKEN (boek 3)

EEN SCHREEUW VAN EER (boek 4)

EEN GELOFTE VAN GLORIE (boek 5)

EEN AANVAL VAN MOED (boek 6)

EEN RITE VAN ZWAARDEN (boek 7)

EEN GIFT VAN WAPENS (boek 8)

EEN HEMEL VAN SPREUKEN (boek 9)

EEN ZEE VAN SCHILDEN (boek 10)

EEN BEWIND VAN STAAL (boek 11)

EEN LAND VAN VUUR (boek 12)

EEN HEERSCHAPPIJ VAN KONINGINNEN (boek 13)

EEN EED VAN BROEDERS (boek 14)

EEN DROOM VAN STERVELINGEN (boek 15)

EEN TOERNOOI VAN RIDDERS (boek 16)

DE GAVE VAN STRIJD (boek 17)



DE SURVIVAL TRILOGIE

ARENA ÉÉN: SLAVENDRIJVERS (boek 1)

ARENA TWEE (boek 2)

ARENA DRIE (boek 3)



VAMPIER, GEVALLEN

VOOR ZONSOPKOMST (boek 1)



DE VAMPIERVERSLAGEN

VERANDERD (boek 1)

GELIEFD (boek 2)

VERRADEN (boek 3)

VOORBESTEMD (boek 4)

BEGEERD (boek 5)

VERLOOFD (boek 6)

GEZWOREN (boek 7)

GEVONDEN (boek 8)


Wist je dat ik meerdere series heb geschreven? Als je ze nog niet allemaal hebt gelezen, klik dan op de onderstaande afbeelding om een serie starter te downloaden!









Wil jij ook gratis boeken?



Schrijf je in voor de e-mail lijst van Morgan Rice en ontvang 4 gratis boeken, 3 gratis kaarten, 1 gratis app, 1 gratis game, 1 gratis graphic novel, en exclusieve giveaways! Om je in te schrijven ga je naar:

www.morganricebooks.com (http://www.morganricebooks.com)



Copyright © 2018 door Morgan Rice. Alle rechten voorbehouden. Behalve zoals toegestaan onder de V.S. Copyright Act van 1976, mag geen enkel deel van deze publicatie worden gereproduceerd, gedistribueerd of overgedragen worden, in wat voor vorm dan ook, of worden opgeslagen in een database of zoeksysteem, zonder de voorafgaande toestemming van de auteur.

Dit ebook is uitsluitend voor jou persoonlijk bedoeld. Dit ebook mag niet doorverkocht worden of weggeven worden aan andere mensen. Als je dit boek met iemand anders wil delen, schaf dan alsjeblieft een extra exemplaar aan voor elke ontvanger. Als je dit boek leest en je hebt het niet aangeschaft, of het is niet voor jouw gebruik aangeschaft, geef het dan terug en schaf je eigen exemplaar aan. Bedankt voor het respecteren van het harde werk van deze auteur.

Dit is een werk van fictie. Namen, personages, bedrijven, organisaties, plaatsen, evenementen en incidenten zijn een product van de fantasie van de auteur of zijn fictief gebruikt. Enige overeenkomst met echte personen, levend of dood, is geheel toevallig.

Omslagafbeelding Copyright Dreamcatcher Diana, gebruikt onder licentie van Shutterstock.com.


INHOUD

HOOFDSTUK ÉÉN (#u4d2dca98-e4a4-5967-925f-0fa0992d951d)

HOOFDSTUK TWEE (#uad70f5cc-3d40-5ca0-bc73-d31bdfab9c8a)

HOOFDSTUK DRIE (#u73fc9db0-d5fc-5d72-b9e0-031c45014eb2)

HOOFDSTUK VIER (#u39d4d0f9-585a-59b7-8bcf-cff45d516a1e)

HOOFDSTUK VIJF (#u1cca5836-77d3-50c8-a3b0-9143145c7d7d)

HOOFDSTUK ZES (#uf5f87a30-e813-5ec8-87a0-45641525914c)

HOOFDSTUK ZEVEN (#u87c62a49-ecc6-5ee5-904b-fcd0e9cde139)

HOOFDSTUK ACHT (#ud617c705-761a-58e0-921e-30dab22c9d3f)

HOOFDSTUK NEGEN (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK TIEN (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK ELF (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK TWAALF (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK DERTIEN (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK VEERTIEN (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK VIJFTIEN (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK ZESTIEN (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK ZEVENTIEN (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK ACHTTIEN (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK NEGENTIEN (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK TWINTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK EENENTWINTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK TWEEËNTWINTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK DRIEËNTWINTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK VIERENTWINTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK VIJFENTWINTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK ZESENTWINTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK ZEVENENTWINTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK ACHTENTWINTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK NEGENENTWINTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK DERTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK EENENDERTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK TWEEËNDERTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK DRIEËNDERTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK VIERENDERTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK VIJFENDERTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK ZESENDERTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK ZEVENENDERTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK ACHTENDERTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK NEGENENDERTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK VEERTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK EENENVEERTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK TWEEËNVEERTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK DRIEËNVEERTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK VIERENVEERTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK VIJFENVEERTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK ZESENVEERTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK ZEVENENVEERTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK ACHTENVEERTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK NEGENENVEERTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK VIJFTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK EENENVIJFTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK TWEEËNVIJFTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK DRIEËNVIJFTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK VIERENVIJFTIG (#litres_trial_promo)




HOOFDSTUK ÉÉN


Oliver Blue stond in een kast en hij wist niet waarom. Zijn hele lichaam voelde merkwaardig aan, alsof er een vreemde sensatie door hem heen stroomde. Zijn hoofd bonkte.

Gedesoriënteerd keek hij om zich heen, in een poging fragmenten van herinneringen aan elkaar te plakken. Hij was hier terecht gekomen door een wervelende vortex. Een wormgat. Ja! Nu herinnerde hij het zich. Professor Amethyst had een wormgat gecreëerd en Oliver erdoorheen gestuurd. Maar waarom?

Hij draaide zich om, zoekend naar het wormgat waar hij doorheen was gereisd; misschien kon dat hem een aanwijzing geven over hoe hij hier terecht was gekomen. Maar het was verdwenen.

Ineens voelde hij koud metaal tegen zijn borst en hij haalde een amulet tevoorschijn. Dat had hij van Professor Amethyst gekregen, herinnerde hij zich. Wat had hij ook al weer gezegd? Dat wanneer het metaal heet werd, het betekende dat er een kans was om terug te keren naar de School voor Zieners? Dat was het.

Op dit moment voelde het ijskoud aan. Dat betekende dat de terugweg naar de School voor Zieners verdwenen was.

Oliver werd overspoeld door een golf van verdriet toen hij terugdacht aan de school die hij had achtergelaten. Maar waarom hij de school überhaupt had verlaten, kon Oliver zich niet herinneren. Hij raakte bevangen door angst terwijl hij probeerde erachter te komen en zich trachtte te herinneren waar hij terecht was gekomen. En waarom. Waar was hij? Welk jaar was het?

En toen, langzaam, begon het bij hem terug te komen: Armando.

Hij was teruggekeerd naar het heden om Armando Illstrom te redden.

Met een plotseling gevoel van urgentie keek hij om zich heen. Armando stond op het punt vermoord te worden. Elke seconde telde.

Oliver stormde de kast uit, de gangen in van wat hij onmiddellijk herkende als een fabriek.

Armando’s fabriek. Zowaar, daar hing een bord: Illstroms Uitvindingen.

Hij rende naar de binnenplaats. Hij bereikte het einde van de gang en stak zijn hoofd om de hoek. In plaats van Armando’s misleidende gangen in zijn eigen tijdlijn, had deze fabriek een open vloerplan dat bruiste van de activiteiten. Overal liepen werklui in dezelfde ouderwetse blauwe overall als Oliver nu droeg.

Alles zag er schoon en goed onderhouden uit. Vliegende robotachtige wezens zoefden door de lucht. Vonken van de lasapparaten vlogen in het rond terwijl de werklui de gewrichten van enorme machines monteerden. Metalen vogels vlogen rond in de dakspanten, waar de ramen niet langer dichtgespijkerd waren.

Alles was veranderd. Even voelde Oliver zich trots. Het was duidelijk dat zijn daden in 1944 het heden hadden veranderd. Dankzij hem draaide Illstroms Uitvindingen op volle toeren.

Maar niet voor lang.

Niet als hij Armando niet op tijd kon redden.

Toen hij door de dakramen keek, zag Oliver donkere stormwolken naderen. Regen begon op de glazen ruiten te hameren. Toen werd de hemel plotseling verlicht door een bliksemschicht, gevolgd door een luid gedonder.

De lichten in de fabriek begonnen te flikkeren. Toen gingen ze uit. Met een zoemend geluid schakelden alle machines uit

De noodstroomgeneratoren startten op en de noodverlichting flikkerde aan, waardoor de hele fabriek in een onheilspellende rode gloed werd gehuld.

Oliver besefte nu naar wanneer hij terug was gekeerd. Het was de dag van de grote storm. De dag waarop de burgemeester alle scholen en bedrijven in de stad had gesloten. De dag waarop hij zich in een afvalcontainer had verstopt om aan Chris en zijn pestkoppen van vrienden te ontsnappen. De dag waarop hij Armando had ontmoet.

In het sombere rode licht zag Oliver Armando. Zijn Armando. Niet de jonge man uit 1944, maar zijn oudere held.

Zijn hart maakte een sprongetje. Maar een moment later besefte hij iets. Armando zou zich hem niet herinneren. Ze hadden elkaar nog niet eens ontmoet. Armando had nog niet die kostbare herinneringen die ze samen deelden.

“Het is mooi geweest voor vandaag!” riep Armando naar zijn werklui. “Het ziet ernaar uit dat de storm eerder opkomt dan de burgemeester zei. De bus zal jullie naar huis brengen.”

Terwijl de werknemers zich richting de deur begaven, merkte Oliver iets merkwaardigs op. Iets blauws en glinsterends.

Hij herkende de unieke blauwtint onmiddellijk. Het waren de ogen van een rebelse ziener. En dat kon maar één ding betekenen. Lucas, de kwaadaardige rebelse ziener, was hier.

Oliver speurde de ruimte af. Ineens werd de hele fabriek verlicht door een bliksemschicht. Oliver zag een gedaante de schaduw in duiken.

Hij snakte naar adem. Het was Lucas. Hij volgde Armando.

Het donderde weer. Oliver kwam in actie en rende in de richting van Armando en Lucas. Hij kwam dichter en dichter bij de kwaadaardige rebelse ziener tot ze parallel renden.

Bij de volgende plotselinge bliksemschicht keek de oude man met een ruk om. Oliver zag Lucas’ verweerde gezicht in al zijn glorie. Zijn kwaadaardige blauwe ogen keken Oliver recht aan. Er zat een verontrustende schittering in.

“Oliver Blue,” gromde hij.

Oliver slikte. Het voelde alsof zijn keel dichtzat. Hij stond oog in oog met de man die hem dood wilde. Het was angstaanjagend. Verlammend.

Op dat moment sprong Horatio de hond uit de duisternis tevoorschijn. Hij wikkelde zijn lichaam rond Lucas’ enkels, waardoor de oude man struikelde.

“Die verdomde hond!” schreeuwde Lucas terwijl hij zijn best deed om zijn evenwicht te behouden.

Oliver was nog nooit zo blij geweest om de oude bloedhond te zien. Hij maakte onmiddellijk gebruik van de kans die Horatio hem had gegeven en rende in de richting die Armando was opgegaan. Hij bereikte de gang net op tijd om Armando in zijn kantoor te zien verdwijnen.

Hij hoorde het geluid van zware voetstappen achter zich. Oliver wierp een blik over zijn schouder, net toen Lucas’ gestoorde gezicht door een bliksemschicht werd verlicht. Struikelend bereikte Oliver de deur van Armando’s kantoor en hij stormde naar binnen.

Het kantoor van Armando was zoals altijd een chaos. Er stonden meerdere bureaus, bedekt met stapels papieren. Computers uit verschillende tijdperken. Planken die krom stonden onder het gewicht van boeken.

En te midden van dat alles stond Armando zelf.

Hij draaide zich om en staarde Oliver verbijstert aan. “Kan ik je helpen?”

Oliver staarde terug en vroeg zich af of Armando hem herkende. Hij wist het niet. En er was geen tijd om er bij stil te staan. Hij moest de dreiging vinden.

Oliver keek verwoed om zich heen. Er leek niets mis te zijn. Er was geen teken van een val. Niets dat suggereerde dat Armando’s leven direct gevaar liep. Hij begon aan zichzelf te twijfelen. Was deze hele reis een fout geweest? Had hij zijn geliefde school voor niets opgeofferd?

Ineens stormde Lucas het kantoor binnen. “De bewakers komen eraan, kleine lastpost!”

Hij dook naar Oliver, maar die sprong opzij. Wanhopig zocht hij naar de dreiging. Hij had niet veel tijd meer om Armando’s leven te redden. Wat kon het zijn?

“Kom hier!” snauwde Lucas.

Armando deisde achteruit toen Oliver langs hem rende, onder zijn bureau doorgleed en aan de andere kant tevoorschijn kwam. Lucas kwam achter hem aan, maar het brede bureau was een goede barrière. Lucas haalde naar Oliver uit en stootte het bureau om in zijn wanhopige pogingen om hem te pakken te krijgen.

Op dat moment zag Oliver het. Een koffiebeker op de zijkant van het bureau ging om. En Armando reikte ernaar om te voorkomen dat alles onder zou komen te zitten. Maar het oppervlak glinsterde merkwaardig.

Vergif!

Oliver sprong op het bureau en schopte tegen de koffiebeker, die uit Armando’s handen vloog. De beker viel op de grond en er stroomde een plasje bruine vloeistof uit.

“Wat is hier aan de hand?” riep Armando uit.

Lucas kreeg Olivers benen te pakken en trok. Oliver klapte hard tegen het tafelblad van het bureau.

“Het is VERGIF!” probeerde hij te schreeuwen, maar Lucas’ handen sloten zich om zijn mond.

Oliver worstelde met de oude man in een poging zichzelf te bevrijden.

Op dat moment draafden de bewakers de ruimte binnen.

“Haal deze jongen hier weg,” zei Lucas.

Oliver beet in zijn hand.

Lucas liet hem los en schreeuwde het uit van de pijn. Oliver sprong van het bureau en bewoog van links naar rechts in een poging de bewakers te ontwijken. Maar het had geen zin. Ze grepen hem vast en draaiden zijn armen hardhandig achter zijn rug. Ze duwden hem richting de deur.

“Armando, alsjeblieft, luister naar me!” riep Oliver, die zich schrap zette. “Lucas probeert je te vermoorden!”

Lucas was bezig zijn pijnlijke hand te verzorgen. Hij kneep zijn ogen samen terwijl de bewakers Oliver naar de deur sleurden.

“Belachelijk,” sneerde hij.

Op dat moment zag Oliver een kleine muis, die vanuit de schaduw in de hoek van de kamer tevoorschijn was gekomen. Het diertje snuffelde aan de geknoeide koffie op de grond.

“Kijk!” riep Oliver.

Armando zag de muis, die aan de koffie begon te likken. Toen, in een fractie van een seconde, werd zijn hele lijfje stijf en bewegingsloos.

Iedereen verstijfde. De bewakers ook.

Ze wendden zich allemaal tot Armando.

Armando staarde naar Lucas. Langzaam veranderde de blik in zijn ogen. Het werd een gekwetste blik. Hij voelde zich verraden.

“Lucas?” vroeg hij. Zijn stem klonk gebroken, ongelovig.

Lucas’ gezicht liep rood aan van schaamte.

Armando’s gezicht werd hard, en langzaam wees hij met een vinger naar Lucas.

“Haal hem hier weg,” beval hij de bewakers.

Onmiddellijk lieten de bewakers Oliver los, en omsingelden Lucas.

“Dit is waanzin!” schreeuwde Lucas, terwijl ze hardhandig zijn armen achter zijn rug drukten. “Armando! Je gelooft dat schriele jochie eerder dan mij?”

Armando zei niets toen de bewakers Lucas meenamen.

Het gezicht van de oude Lucas was vertrokken van woede. Hij schreeuwde en zag er net zo gestoord uit als Hitler toen Oliver zijn bom kapot had gemaakt.

“Dit is nog niet voorbij, Oliver Blue!” schreeuwde hij. “Ik krijg jou nog wel te pakken!”

Toen werd hij het kantoor uit gesleurd en verdween hij uit het zicht.

Oliver slaakte een zucht van opluchting. Het was hem gelukt. Het was hem echt gelukt. Hij had Armando’s leven gered.

Hij keek op naar de oude uitvinder, die geschokt en verbijsterd in zijn chaotische kantoor stond. Een lange tijd hielden ze elkaars blik vast.

Toen verscheen er een glimlach op Armando’s gezicht.

“Ik heb lang gewacht om jou weer te zien.”




HOOFDSTUK TWEE


Malcolm Malice spande zijn kruisboog. Hij zette zich schrap. Toen liet hij los.

De pijl zoefde met de snelheid van het licht door de lucht en boorde zich door de roos. Een perfect schot. Malcolm grijnsde.

“Goed werk, Malcolm,” zei Coach Royce. “Ik had niet minder verwacht van mijn beste leerling.”

Gevuld met trots gaf Malcolm hem de kruisboog terug. Hij ging weer naast de rest van zijn klasgenoten staan, die hem met jaloerse ogen aankeken.

“Beste leerling,” mompelde iemand spottend.

Er werd gegrinnikt.

Malcolm negeerde hen. Hij had belangrijkere zaken aan zijn hoofd. Hij zat nog maar een paar maanden op Obsidians maar hij had al een grote voorsprong op de kinderen die er al jaren zaten. Hij was een machtige ziener. Atomisch—de sterkste, met een zeldzame mix van kobalt en broom.

Wat maakte het uit als de andere kinderen niet met hem om wilden gaan? Voordat hij hierheen was gekomen had hij ook geen vrienden gehad. Het maakte Malcolm niet veel uit als het zo bleef. Hij was hier niet om vrienden te maken. Hij was hier om uit te blinken, om de beste ziener te worden die hij kon zijn, zodat als de tijd kwam hij die Amethyst losers kon verpletteren.

Ineens voelde hij iets tegen de achterkant van zijn hoofd prikken. Instinctief bracht hij zijn hand er naartoe. Toen hij keek, zag hij een dode bij in zijn handpalm liggen.

Iemand had zijn krachten op hem gebruikt. Hij draaide zich met een ruk om, zoekend naar de schuldige. Candice deed nauwelijks moeite om haar grijns te verbergen.

Malcolm kneep zijn ogen samen. “Dat was jij.”

“Het was maar een bijenprikje,” antwoordde ze lieflijk.

“Ik weet dat jij het was. Jij hebt een biologisch specialisme. Als iemand het gedaan heeft, was jij het.”

Candice haalde onschuldig haar schouders op.

Coach Royce klapte hard in zijn handen. “Malcolm Malice. Ogen naar voren. Dat het jou zo makkelijk afgaat betekent niet dat je kan lopen kloten terwijl je medeleerlingen een poging wagen. Toon wat respect.”

Malcolm beet op zijn wang. Het onrecht stak net zo hard als de bij had gedaan.

Malcolm probeerde zich op zijn klasgenoten te focussen terwijl ze om de beurt oefenden met richten. Het was een normale, sombere dag op Obsidians. Er hing een lichte mist in de lucht. Het grote speelveld strekte zich uit tot aan het imposante landhuis waar Meesteres Obsidians School voor Zieners was gevestigd.

Candice was aan de beurt. De pijl vloog over het doelwit heen en Malcolm kon het niet helpen dat hij moest glimlachen.

“Dit is precies het soort vaardigheid dat je moet perfectioneren,” riep Coach Royce. “Als het aankomt op het vechten tegen de Amethyst zieners, is het dit soort meesterschap dat hen kan verslaan. Ze zijn zo gefocust op hun ziener specialismen dat ze traditionele wapens vergeten.”

Malcolms glimlach werd breder. Alleen al de gedachte aan het verslaan van de onnozele zieners op de school van Professor Amethyst verheugde hem. Hij kon niet wachten tot de dag dat hij eindelijk oog-in-oog stond met die losers. Dan zou hij hen eens laten zien wie er de baas was. Hen laten zien waarom Obsidians de betere school was. Waarom zij de enige echte school voor zieners waren.

Op dat moment zag Malcolm een aantal tweedejaars het speelveld op lopen, hockeysticks in hun hand. Natasha Armstrong was er ook bij. Ze zat net als hij altijd bij de privé studiesessies in de bibliotheek, de lessen voor hoogbegaafde leerlingen zoals hij. Hoewel hij met zijn twaalf jaar de jongste was, waren de anderen aardig tegen hem. Vooral Natasha. Zij pestte hem niet omdat hij slim was. En ze deelde zijn haat jegens Professor Amethyst.

Natasha zag hem en zwaaide. Ze kreeg die mooie kuiltjes in haar wangen. Malcolm zwaaide terug en voelde zijn eigen wangen warm worden.

Toen hoorde Malcolm de fluwelen stem van Candice in zijn oor fluisteren. “Aw, kijk. Malcolm is verliefd.”

Malcolm bleef voor zich uit kijken en negeerde haar opmerking. Candice was alleen maar gemeen tegen hem omdat hij haar avances had afgewezen. Haar wrevel kwam voort uit jaloezie—dat een ouder meisje, een meisje zo mooi en getalenteerd als Natasha Armstrong, in hem geïnteresseerd kon zijn.

Terwijl de andere klas begon met hun hockeytraining, ging Malcolms blik naar het torentje op het enorme, indrukwekkende Victoriaanse landhuis van Obsidians School. Hij kon nog net het silhouet van Meesteres Obsidian onderscheiden, die bij het raam stond. Ze keek neer op haar studenten. Toen fixeerde ze haar blik op hem.

Hij glimlachte. Hij wist dat ze hem in de gaten hield. Ze had hém persoonlijk uitgekozen voor een speciale missie. Morgen had hij een bespreking met Meesteres Obsidian zelf. Morgen zou ze hem alle details van zijn speciale missie vertellen. Tot die tijd kon hij de pestkoppen en het getreiter wel tolereren. Want spoedig zou hij hun held zijn. Spoedig zou iedere ziener in elke tijdlijn de naam Malcolm Malice kennen. Hij zou in alle geschiedenisboeken komen te staan.

Spoedig zou hij in het hele universum bekend staan als degene die de School voor Zieners voor eens en altijd vernietigd had.




HOOFDSTUK DRIE


Opluchting stroomde door Olivers lichaam. Armando kon zich hem toch nog herinneren. Ondanks alles dat hij had gedaan om deze tijdlijn te veranderen, was zijn held toch niet vergeten wie hij was.

“Je… je herinnert je mij?” stamelde Oliver.

Armando liep naar hem toe. Zijn rug was rechter, zijn kin hoger. Hij was beter gekleed; hij straalde zelfverzekerdheid uit in zijn donkere broek en shirt. Dit was niet dezelfde Armando die Oliver onderdak had geboden tijdens de nacht van de storm; de in elkaar gedoken, versleten, geheimzinnige man die tientallen jaren als pias geleefd. Dit was een man die zijn hoofd trots hoog hield.

Hij klopte op Olivers schouder. “Ik herinner me dat je mij jaren geleden, in 1944, vertelde dat alles over zeventig jaar op zijn plek zou vallen. En dat doet het nu. Lucas doet al jaren dingen achter mijn rug om.” Hij keek weg met een gepijnigde blik in zijn ogen. “Ik kan niet geloven dat hij mij dood wilde.”

Oliver voelde een steek van verdriet. Armando had Lucas vertrouwd en Lucas had hem op de meest afschuwelijke manier verraden.

“Maar dat ligt nu in het verleden,” zei Armando. “Dankzij jou.”

Oliver werd overspoeld door trots. Toen herinnerde hij zich zijn gesprek met Professor Amethyst. Het was nog niet voorbij. Er was nog meer te doen. Het werk van een ziener ging altijd door. En zijn lotsbestemming was verweven met die van Armando. Hij wist alleen niet op wat voor manier.

De gedachte aan Professor Amethyst deed Oliver pijn. Zijn vingers gingen naar het amulet. Het was ijskoud. Teruggaan naar de School voor Zieners was nu geen optie. Hij zou waarschijnlijk nooit meer terugkeren. Hij zou zijn vrienden nooit meer zien: Walter, Simon, Hazel, Ralph en Ester. Hij zou nooit meer switchit spelen of door de gangen lopen die door de kapokboom werden ondersteund.

Armando glimlachte vriendelijk naar hem. “Aangezien we elkaar technisch gezien nooit hebben ontmoet, moet ik mezelf misschien maar voorstellen. Ik ben Armando Illstrom, van Illstroms Uitvindingen.”

Oliver schrok op uit zijn sombere gemijmer. Hij schudde Armando’s hand en voelde een warmte door zijn hele lichaam gaan.

“Ik ben Oliver Blue. Van…”

Hij zweeg. Waar hoorde hij nu bij? Niet de School voor Zieners. En ook niet de fabriek in deze nieuwe realiteit waar hij en Armando elkaar nooit hadden ontmoet. En zeker niet thuis in New Jersey bij de Blues, waarvan hij nu wist dat ze niet zijn echte ouders waren.

Somber voegde hij toe, “Eigenlijk weet ik niet waar ik nu thuishoor.”

Hij keek op naar Armando.

“Misschien is dat je ware missie, Oliver Blue?” zei Armando met een zachte maar zelfverzekerde stem. “Om je plek in deze wereld te vinden?”

Oliver liet Armando’s woorden even bezinken. Hij dacht aan zijn echte ouders, de man en vrouw die hij zag in zijn visioenen en dromen. Hij wilde hen vinden.

Maar hij was verward.

“Ik dacht dat het mijn missie was om terug te keren en jou te redden,” zei hij.

Armando glimlachte.

“Missies hebben meerdere lagen,” antwoordde hij. “Mij redden en erachter komen wie je echt bent—die twee sluiten elkaar niet uit. Tenslotte is het je identiteit die je in de eerste instantie naar mij heeft geleid.”

Oliver dacht daarover na. Misschien had hij gelijk. Misschien was zijn terugkeer in de tijd niet zo simpel als één missie; misschien was het voorbestemd om meerdere redenen.

“Maar ik weet niet eens waar ik moet beginnen,” gaf Oliver toe.

Armando tikte op zijn kin. Toen lichtten zijn ogen ineens op.

Hij haastte zich naar een van zijn vele bureaus en knipte met zijn vingers. “Natuurlijk, natuurlijk, natuurlijk.”

Oliver was verbaasd. Nieuwsgierig keek hij toe hoe Armando door een la rommelde. Toen rechtte hij zijn rug en wendde hij zich tot Oliver.

“Hier.”

Hij liep naar hem toe en legde een rond bronzen object in Olivers handen. Oliver bestudeerde het. Het zag er eeuwenoud uit.

“Een kompas?” vroeg hij fronsend.

Armando schudde zijn hoofd. “Zo ziet het eruit, ja. Maar het is veel meer dan dat. Een uitvinding die ik nooit heb kunnen ontcijferen.”

Oliver staarde vol bewondering naar de vele wijzers en vreemde symbolen op het oppervlak. “Waarom heb je het dan in je bezit?”

“Het is op de trap van mijn fabriek achtergelaten,” zei Armando. “Er zat geen briefje bij dat verklaarde waar het vandaan kwam. Mijn naam stond op het pakket, maar ik besef nu dat ik niet de beoogde ontvanger was. Kijk eens op de andere kant.”

Oliver draaide het kompas om. Daar, in het brons gegraveerd, stonden de letters O.B.

Oliver snakte naar adem en liet het kompas bijna vallen. Toen ontmoette zijn blik die van Armando.

“Mijn initialen?” zei hij. “Hoe? Waarom? Wie zou jou iets sturen dat bedoeld is voor mij?”

Armando haalde diep adem. “Ik was voorbestemd om een gids voor een ziener te zijn, Oliver. Voor jou. Ik dacht eerst dat het Lucas was. Maar toen jij in 1944 arriveerde en me je gaven liet zien, besefte ik dat ik het mis had. Daarna was ik voorzichtig. Ik wachtte tot er een ziener naar me toe zou komen. Oliver, dit kompas is elf jaar geleden voor mijn deur achtergelaten. Op de eerste van december.”

Oliver snakte naar adem. “Dat is mijn verjaardag.”

Armando deed er nog een schepje bovenop. “Ik geloof nu dat dit door je ouders is achtergelaten.”

Oliver had het gevoel dat iemand hem in zijn maag had gestompt. Hij kon het niet geloven. Hield hij echt een klein stukje van zijn ouders in zijn handen? Iets dat van hen was geweest, iets dat ze naar Armando hadden gestuurd om te bewaren?

“Mijn ouders?” fluisterde hij.

Het was zonder twijfel een teken. Een geschenk van het universum.

“Waarom ben je er zo zeker van dat het van hen komt?” vroeg Oliver.

“Kijk naar de wijzerplaten,” zei Armando tegen hem.

Oliver keek. Hij zag dat er tussen een stuk of tien wijzers, slechts één was die direct naar een symbool wees. Het symbool deed Oliver denken aan Egyptische hiërogliefen, in gekraste zwarte lijnen. Maar het was duidelijk wat het moest verbeelden. Een man en een vrouw.

Oliver wist het nu zeker. Dit was ongetwijfeld een teken.

“Wat weet je nog meer?” wilde hij van Armando weten. “Heb je gezien dat ze het pakket achterlieten? Hebben ze iets gezegd? Iets over mij?”

Armando schudde somber zijn hoofd. “Ik ben bang dat ik verder niets weet, Oliver. Maar misschien zal dit je helpen bij je zoektocht naar waar je echt thuishoort.”

Olivers blik viel weer op het kompas. Het was zo vreemd, bedekt met symbolen en wijzerplaten. Hij had dan wel geen idee van hoe hij het moest ontcijferen, maar hij wist dat het belangrijk was. Dat het op de een of andere manier onderdeel was van zijn missie om zijn ouders te vinden. Om erachter te komen wie hij was en waar hij vandaan kwam. Het feit dat hij nu een stukje van hen in zijn handen had, gaf hem de kracht om te zoeken.

Op dat moment zag hij dat een van de wijzers bewoog. Nu zweefde de wijzer boven drie kronkelende lijnen die Oliver aan water deden denken. Hij wreef met zijn duim over het symbool. Tot zijn verrassing zag hij dat het symbool onder het stof gekleurd was. De waterlijnen waren ingekleurd met het meest levendige, briljante blauw.

“Ik weet waar ik moet beginnen,” zei Oliver besluitvaardig.

Blue. De Blues. Zijn zogenaamde ouders. De man en vrouw die hem als hun eigen zoon hadden opgevoed. Als iemand antwoorden had over waar hij vandaan kwam, dan waren zij het wel.

En trouwens, hij had nog een rekening te vereffenen.

Het was hoog tijd om Chris eindelijk op zijn plek te zetten.




HOOFDSTUK VIER


Op die donkere, stormachtige avond verliet Oliver de fabriek en vervolgde hij zijn reis door de straten van New Jersey. Puin van de storm lag verspreid over de stoep en het waaide nog altijd behoorlijk.

Terwijl hij liep zag Oliver tot zijn verbazing dat hoewel de gebouwen, de wegen en de straten hetzelfde waren, niets eruitzag zoals voorheen. Het hele gebied was veranderd. Het zag er nieuwer uit, schoner, welvarender. De voortuinen, die voorheen gekenmerkt waren geweest door kapotte wasmachines en afgetrapte auto’s, waren nu voorzien van struiken en bloembedden. Er zaten geen kuilen in het asfalt en er stonden geen roestige, in de steek gelaten fietsen tegen de lantaarnpalen.

Oliver besefte dat het feit dat Illstroms Uitvindingen niet was gesloten, betekende dat veel van de lokale inwoners nog steeds werk hadden. Het domino-effect van zijn daden in het verleden leek zich tot ver in de toekomst uit te strekken. Oliver voelde zich een beetje overweldigd door de enorme verantwoordelijkheden die hij als ziener had. Slechts één verandering in het verleden leek alles in de toekomst te beïnvloeden. Maar hij voelde zich ook trots omdat de dingen in de positieve zin waren veranderd.

Oliver wachtte bij de bushalte, waar het voorheen zo roestige bordje nu glom. De bus kwam en hij klom naar binnen. In deze bus rook het niet naar uien en vette friet, zoals in zijn oude tijdlijn. Hij rook wel de geuren van aftershave en poetsmiddel die waren blijven hangen.

“Ben jij niet een beetje jong om zo laat nog buiten te zijn?” vroeg de bestuurder.

Oliver overhandigde hem wat geld voor de rit. “Ik ben nu op weg naar huis.”

De bestuurder keek bezorgd toen Oliver ging zitten.

Zelfs de buschauffeurs zijn aardiger dan in mijn oude tijdlijn! dacht Oliver.

Terwijl de bus optrok, probeerde Oliver zich te herinneren naar welke tijd hij terugkeerde. Voor zover meneer en mevrouw Blue wisten, was Oliver niet van school thuisgekomen tijdens de storm. Het was zo’n vreemde gewaarwording. Oliver had een heel avontuur gehad. Hij was teruggegaan in de tijd en had oog in oog gestaan met Hitler, een krankzinnig spel gespeeld op de rug van een genetisch gemanipuleerd wezen uit het jaar 3000, en vrienden gemaakt met kinderen uit allerlei verschillende tijdperken. En bovenal was hij erachter gekomen dat hij een moeder en vader had, een echte moeder en vader, niet de gemene Blues. Zíj wisten niet beter dan dat Oliver niet thuis was gekomen in de storm, en hij betwijfelde of ze zelfs maar opgelucht zouden zijn als hij heelhuids terugkeerde. Ze zouden waarschijnlijk alleen maar klagen dat hij hen zo bezorgd had gemaakt.

Terwijl de bus voorthobbelde, haalde Oliver het geschenk van Armando uit zijn zak. Hij keek er vol bewondering naar. Het koper was verkleurd en kon wel een goede poetsbeurt gebruiken. Maar verder was het een uitzonderlijk instrument. Er zaten allerlei pijlen en wijzers op en zeker honderd verschillende symbolen. Verwonderd probeerde Oliver zich zijn ouders met het kompas voor te stellen. Waar hadden zij het voor gebruikt? En waarom hadden ze het naar Armando gestuurd?

Op dat moment drong het tot Oliver door dat hij bij zijn halte was. Hij sprong op en luidde de bel, waarna hij naar voren liep. De chauffeur stopte aan de kant van de weg en liet hem uitstappen.

“Voorzichtig, jongen,” zei hij. “De storm kan elk moment weer opsteken.”

“Ik zal opletten, dank u wel,” zei Oliver. “Mijn huis is vlakbij.”

Hij sprong uit de bus. Maar wat hij toen zag benam hem de adem. Dit was helemaal niet wat hij verwacht had. De ooit zo verloederde buurt zag er veel mooier uit dan toen hij was vertrokken. Het zag er niet uit als het soort plek dat zijn ouders zich konden veroorloven. Ineens werd hij overvallen door de angst dat dit misschien niet langer zijn thuis was.

Snel haalde hij het kompas tevoorschijn. De wijzers wezen nog steeds naar het geschetste symbool van een man en een vrouw, en naar de golvende blauwe lijnen. Als hij het juist interpreteerde, dan zat hij hier goed. Dit was nog altijd zijn thuis.

Met een bonkend hart deed Oliver het tuinhek open en liep naar de voordeur. Hij probeerde zijn sleutel en was opgelucht toen hij merkte dat deze in het slot paste. Hij draaide hem om en liep naar binnen. Het was heel donker in het huis en heel stil. Het enige dat Oliver hoorde was het tikken van een klok in de verte, en een zacht gesnurk. Hij realiseerde zich dat het nacht was, dus iedereen sliep.

Maar toen hij de woonkamer in liep, trof hij tot zijn schrik zijn ouders aan. Ze zaten met bleke gezichten op de bank. Ze zagen er gehavend uit, alsof ze niet eens een poging hadden gedaan om naar bed te gaan.

Moeder sprong overeind. “Oliver!” riep ze.

Vader liet de telefoon uit zijn handen vallen. Hij keek naar Oliver alsof hij een geest zag.

“Waar ben je geweest?” wilde moeder weten. “En wat heb je aan?”

Oliver had geen verklaring voor de blauwe werkoverall. Maar dat maakte niet uit, want hij kreeg geen kans om iets te zeggen. Vader vuurde een tirade af.

“We waren doodongerust! We hebben alle ziekenhuizen gebeld! Het schoolhoofd op Campbell Junior High! We hebben zelfs de pers ingelicht!”

Oliver vouwde zijn armen voor zijn lichaam. Hij herinnerde zich het krantenartikel waarin ze om financiële steun hadden verzocht. Dat was in een andere tijdlijn gebeurd, maar dat betekende niet dat dat in deze tijdlijn niet ook zou gebeuren, als Oliver vanavond niet thuis was gekomen.

“Natuurlijk hebben jullie dat,” zei hij wrang.

“Waarom zat je niet in de schoolbus?” wilde moeder weten. “Chris was wel op tijd. Waarom jij niet?”

“Ik denk dat ik het wel weet,” kwam vader tussenbeide. “Oliver zat zo ver met zijn hoofd in de wolken dat hij er niet eens aan heeft gedacht. Je weet toch hoe hij is? Altijd aan het dagdromen.” Hij zuchtte diep. “Ik moet morgenochtend de school bellen om onze excuses aan te bieden. Heb je enig idee hoe gênant dat zal zijn voor mij?”

Moeder schudde verontwaardigd haar hoofd. “Waar heb je uitgehangen? Was je op straat? Heb je het niet koud?” Toen vouwde ze haar armen samen en snoof. “Eigenlijk hoop ik dat je het koud hebt. Misschien dat je dan je lesje eens leert.”

Oliver luisterde zwijgend naar de preek van zijn ouders. Voor het eerst gingen hun woorden het ene oor in en het andere uit. Hun kwade gezichten deden hem niet langer beven. Hun wrede woorden deden hem geen pijn meer.

Oliver besefte hoe veel hij was veranderd. Hoe veel de School voor Zieners hem veranderd had, om nog naar niet te spreken van de ontdekking dat de Blues niet zijn echte familie waren. Het was alsof het worden van een ziener een onzichtbaar kogelvrij vest om zijn schouders had gehangen, alsof niets hem nu nog pijn kon doen.

Hij stond zelfverzekerd voor hen en wachtte geduldig tot ze uitgeraasd waren.

Maar voor hij de kans kreeg om zijn zegje te doen, hoorde hij stampende voetstappen de trap af komen. En daar was Chris.

“Wat doe jij hier?” bulderde hij. “Ik dacht dat je was gestorven in de storm.”

“Chris!” riep vader verontwaardigd.

Even dacht Oliver dat zijn ouders het misschien voor hem op zouden nemen. Dat ze tegen hun pestkop van een zoon in zouden gaan. Maar natuurlijk deden ze dat niet.

Oliver vouwde zijn armen over elkaar. Hij was niet meer bang voor Chris. Zijn hartslag was niet eens versneld.

“Ik verstopte me. Voor jou. Weet je nog dat je achter me aan kwam met je vrienden? Dat je dreigde om me in elkaar te slaan?”

Chris trok een ongelovige blik. “Dat heb ik niet gedaan! Je bent een leugenaar!”

Moeder begroef haar gezicht in haar handen. Ze haatte ruzie, maar ze deed nooit iets om het tegen te houden.

Oliver schudde alleen zijn hoofd. “Het kan me niet schelen dat je me een leugenaar noemt. Ik ken de waarheid, en jij ook.” Hij vouwde zijn armen over elkaar. “En trouwens, dat doet er allemaal niet toe. Ik ben teruggekomen om jullie te vertellen dat ik vertrek.”

Moeder keek op. “Wat?”

Vader keek Oliver ontzet aan. “Vertrek? Je bent elf jaar oud! Waar wilde je heen gaan?”

Oliver haalde zijn schouders op. “Dat weet ik nog niet. Maar ik weet wel dat jullie niet mijn echte ouders zijn.”

Iedereen snakte naar adem. Chris’ mond viel open. Het werd stil in de kamer.

“Waar heb je het over?” riep moeder. “Natuurlijk zijn we dat.”

Oliver kneep zijn ogen samen. “Nee. Dat zijn jullie niet. Jullie liegen. Wie zijn ze? Mijn echte moeder en vader. Wat is er met hen gebeurd?”

Zijn moeder keek alsof ze betrapt was. Haar ogen schoten door de kamer, alsof ze naar een uitweg zocht.

“Goed dan,” flapte ze eruit. “We hebben je geadopteerd.”

Oliver knikte langzaam. Hij had gedacht dat het moeilijk zou zijn om haar woorden te horen, maar het was een opluchting om nog meer bevestiging te krijgen dat de twee mensen uit zijn visioen zijn ouders waren, niet deze afschuwelijke mensen. Dat Chris ook niet zijn echte broer was. De grote pestkop zag eruit alsof hij op het punt stond om flauw te vallen.

Moeder ging verder. “We weten niets over je echte ouders, oké? Daar hebben we geen informatie over gekregen.”

Oliver voelde de moed in zijn schoenen zakken. Hij had gehoopt dat ze een stukje van de puzzel van zijn identiteit zouden kunnen verstrekken. Maar ze wisten niets.

“Niets?” vroeg hij somber. “Zelfs niet hun namen?”

Vader deed een stap naar voren. “Niet hun namen, niet hun leeftijden, niet hun banen. Adoptieouders krijgen dat soort dingen niet te weten. Het is een kwestie van geluk, weet je! Voor hetzelfde geld ben je het kind van een crimineel. Een gestoorde.”

Oliver keek hem dreigend aan. Hij was er zeker van dat zijn ouders geen van beide waren, maar meneer Blue gedroeg zich afschuwelijk. “Waarom hebben jullie me eigenlijk geadopteerd?”

“Dat heb je aan je moeder te danken,” snoof vader. “Zij wilde een tweede. Ik heb geen idee waarom.”

Hij liet zich naast moeder op de bank zakken. Oliver staarde naar hen. Het voelde alsof hij een stomp in zijn maag had gekregen. “Jullie wilden me eigenlijk helemaal niet, of wel? Dat is waarom jullie me zo slecht behandelden.”

“Je zou dankbaar moeten zijn,” mompelde vader, die zijn blik ontweek. “De meeste kinderen raken kwijt in het systeem.”

“Dankbaar?” zei Oliver. “Dankbaar dat jullie me nauwelijks te eten gaven? Me nooit nieuwe kleren of speelgoed hebben gegeven? Dankbaar voor een matras in een alkoof?”

“Wij zijn niet de slechteriken,” verklaarde moeder. “Je echte ouders hebben je in de steek gelaten! Reageer je maar op hen af, niet op ons.”

Oliver luisterde zonder te reageren. Of zijn echte ouders hem daadwerkelijk in de steek hadden gelaten of niet, hij had toch geen bewijs. Dat was een mysterie voor een andere dag. Voor nu zou hij moeders woorden met een korreltje zout nemen.

“De waarheid is er nu elk geval uit,” zei Oliver.

Chris’ mond klapte eindelijk dicht. “Jullie willen beweren dat die snotneus toch niet mijn broer is?”

“Chris!” berispte zijn moeder hem.

“Zo kun je niet praten,” voegde vader toe.

Oliver grijnsde alleen. “Oh ja, Christopher John Blue. Aangezien we toch de waarheid boven water aan het halen zijn. Jullie lieve zoon—jullie echte, biologische zoon—is een pestkop. Hij heeft me mijn hele leven gepest, om nog maar niet te spreken over de andere kinderen op school.”

“Dat is niet waar!” brulde Chris. “Geloof hem niet! Hij is jullie zoon niet eens. Hij is… hij is niets! Niemand! Helemaal niemand!”

Moeder en vader keken Chris ontzet aan.

Oliver grijnsde weer. “Ik denk dat je de waarheid zelf al aan het licht hebt gebracht.”

Iedereen was stil, verbijsterd door alle onthullingen. Maar Oliver was nog niet klaar. Nog niet. Hij ijsbeerde door de kamer en eiste van iedereen de aandacht op.

“Dit is wat er gaat gebeuren,” zei hij terwijl hij heen en weer liep. “Jullie willen me niet. En ik wil jullie niet. Ik was nooit voorbestemd om hier te zijn. Dus ik ga weg. Jullie zoeken me niet. Jullie praten niet over me. Vanaf vandaag zal het zijn alsof ik nooit heb bestaan. In ruil daarvoor zal ik niet naar de politie gaan om hen te vertellen over de jaren van kwelling, over dat ik in een alkoof moest slapen en over hoe weinig ik te eten kreeg. Afgesproken?”

Hij keek van het ene paar blauwe ogen naar het andere. Wat gek eigenlijk, dacht hij nu, dat hij het niet eerder had geraden – zijn ogen waren bruin.

“Afgesproken?” zei hij weer, stelliger dit keer.

Wat was het bevredigend om te zien dat ze beefden. Zijn moeder knikte. Chris ook.

“Afgesproken,” stamelde vader.

“Mooi. Laat me nu mijn spullen inpakken en dan zijn jullie voorgoed van me af.”

Hij voelde hun ogen op zich branden terwijl hij naar de alkoof liep. Hij greep zijn koffer, nog steeds gevuld met onderdelen van zijn uitvindingen, en stopte het uitvindersboek erin.

Toen haalde hij het kompas uit zijn zak en legde het bovenop de rest van zijn spullen.

Net toen hij op het punt stond de koffer te sluiten, merkte hij dat de wijzers van het kompas waren bewogen. Eén wijzer wees nu naar een symbool dat eruitzag als een bunsenbrander. Een tweede zweefde boven het symbool van een enkele vrouwelijke figuur. Een derde wees naar een studentenbaret.

In zijn hoofd probeerde Oliver de puzzelstukjes op hun plek te leggen. Kon het zijn dat het kompas hem naar juffrouw Belfry leidde? De bunsenbrander kon natuurkunde vertegenwoordigen, het vak waar ze les in gaf. Het enkele vrouwelijke figuur sprak voor zich. En de studentenbaret kon een docent betekenen.

Het moest een teken zijn, dacht Oliver opgewonden. Het universum wees hem de weg.

Hij sloot zijn koffer en draaide zich om naar de Blues. Ze keken hem zwijgend aan, geschokt. Het was erg bevredigend om die uitdrukking op hun gezichten te zien.

Maar toen merkte Oliver dat Chris zijn handen tot vuisten balde. Hij wist dondersgoed wat dat betekende—Chris stond op het punt om aan te vallen.

Oliver had slechts een fractie van een seconde om te reageren. Hij gebruikte zijn krachten om snel Chris zijn schoenveters aan elkaar te binden.

Chris dook op hem af. Hij struikelde onmiddellijk over zijn vastgebonden veters en kwam op de vloer terecht. Hij kreunde.

Moeder gaf een gilletje. “Zijn veters! Heb je zijn veters gezien?”

Vader werd bleek. “Ze… ze bonden zichzelf aan elkaar vast.”

Vanaf de grond wierp Chris Oliver een dreigende blik toe. “Dat was jij. Ja toch? Je bent een freak.”

Oliver haalde onschuldig zijn schouders op. “Ik heb geen idee waar je het over hebt.”

Toen draaide hij zich abrupt om, zijn koffer in zijn hand, en stormde het huis uit. Hij sloeg de deur met een klap achter zich dicht.

Terwijl hij over het pad liep, verscheen er een glimlach op zijn gezicht.

Hij hoefde de Blues nooit meer te zien.




HOOFDSTUK VIJF


Oliver stond voor Campbell Junior High. Het was net zo lawaaiig als altijd op het schoolplein, met kinderen die renden, schreeuwden en ballen gooiden alsof het granaten waren.

Oliver had een knoop in zijn maag. Niet zozeer omdat hij bang was voor de kinderen—of bang om het schoolplein over te steken terwijl de basketballen in het rond vlogen—maar omdat hij spoedig juffrouw Belfry weer zou zien.

Voor zover zijn favoriete lerares wist, had hij gisteren nog bij haar in de les gezeten. Maar voor Oliver voelde het een eeuwigheid geleden. Hij was op een tumultueus avontuur terug in de tijd geweest. Het had hem veranderd, hem meer volwassen gemaakt. Hij vroeg zich af of ze de veranderingen in hem zou opmerken als ze elkaar weer zagen.

Hij stak het schoolplein over en ontweek de rondvliegende ballen, waarna hij door de gang naar juffrouw Belfry’s lokaal liep. Het was leeg, er was niemand. Hij had gehoopt dat juffrouw Belfry er vroeger zou zijn zodat hij met haar kon praten. Maar al snel stroomden zijn klasgenoten naar binnen. Er was nog geen teken van juffrouw Belfry, dus Oliver had geen keus; hij ging zitten. Hij liep naar een plekje voor in de klas, naast het raam.

Oliver keek uit over de speelvelden, naar alle kinderen die aan het sporten waren. Hij verwonderde zich over hoe vreemd het voelde om te doen alsof hij weer een normale leerling was, om weer omgeven te zijn door normale mensen in plaats van zieners met buitengewone gaven.

Er kwamen nog meer kinderen het klaslokaal binnen. Onder hen ook Samantha, het meisje dat Oliver had bespot elke keer dat hij een van juffrouw Belfry’s vragen had beantwoord. Ze ging achter in de klas zitten. Toen kwam Paul binnen. Hij was degene die propjes papier naar Olivers hoofd had gegooid.

Oliver voelde zich niet op zijn gemak nu hij de kinderen die hem gepest hadden weer zag. Maar de herinneringen aan hun pesterijen vervaagden al en hun woorden hadden nu minder vat op hem. Dankzij de School voor Zieners en de vrienden die hij daar had gemaakt, had Oliver het gevoel dat die oude wonden eindelijk aan het genezen waren. Hij was gegroeid. Die pestkoppen konden hem nu geen pijn meer doen.

Het lokaal stroomde vol en iedereen lachte en kletste luidruchtig tot het moment dat juffrouw Belfry zich naar binnen haastte. Ze zag er zenuwachtig uit.

“Sorry, ik ben te laat.” Ze dumpte haar lesmateriaal op haar bureau. Er lag een glimmende rode appel bij. “Vandaag gaan we het hebben over krachten.” Ze pakte de appel op en liet hem op de grond vallen. “Wie kan raden welke kracht we vandaag gaan behandelen?”

Oliver stak onmiddellijk zijn hand in de lucht. Juffrouw Belfry knikte naar hem.

“Zwaartekracht,” zei hij.

Meteen hoorde Oliver Samantha’s spottende stem achter zich. Al snel gevolgd door het gelach van haar vrienden.

Oliver besloot dat het tijd was om wraak te nemen. Niet te gemeen, ze moest gewoon boeten voor haar daden.

Hij wierp een blik achterom, maakte oogcontact met haar en gebruikte zijn krachten om een wolkje stof haar neus in te blazen.

Samantha nieste direct. Een enorme snottebel explodeerde uit haar neus. De andere kinderen barstten in lachen uit en wezen naar haar.

Juffrouw Belfry schoof een zakdoek naar Samantha toe. Samantha maakte snel alles schoon. Haar wangen waren rood.

Oliver glimlachte naar haar en draaide zich toen weer om naar voren.

Juffrouw Belfry klapte in haar handen om de aandacht te krijgen. “Zwaartekracht. De kracht die onze voeten op de grond houdt. De kracht die ervoor zorgt dat alles richting de aarde valt. Vertel eens, Oliver, hoe wist je dat we het vandaag over zwaartekracht zouden hebben?”

Oliver sprak met een sterke, zelfverzekerde stem. “Omdat Sir Isaac Newton de wet van de zwaartekracht ontdekte toen hij een appel zag vallen. Let wel, de appel viel niet op zijn hoofd. Dat is een veelgemaakte misvatting.”

Op dat moment voelde Oliver dat hij ergens mee tegen zijn hoofd werd geraakt. Naast hem kletterde een potlood op de grond. Hij hoefde niet eens achter zich te kijken om te weten dat het projectiel van Paul afkomstig was.

Probeer maar eens potloden te gooien als je geen handen hebt, dacht Oliver.

Hij draaide zich om en keek Paul in zijn ogen. Toen gebruikte hij zijn krachten om Pauls handen aan het bureau vast te plakken.

Paul keek onmiddellijk omlaag naar zijn handen. Hij probeerde ze te bewegen. Maar dat lukte niet.

“Wat is hier aan de hand?” riep hij.

Iedereen draaide zich om en zag Pauls handen aan de tafel vast zitten. Ze begonnen te lachten, duidelijk in de veronderstelling dat hij aan het dollen was. Maar Oliver wist dat de paniek in Pauls ogen echt was.

Juffrouw Belfry was niet onder de indruk. “Paul. Je handen vastlijmen aan je tafel is niet één van je meest verstandige ideeën.”

De klas brak uit in een luid gelach.

“Dat heb ik niet gedaan, juffrouw Belfry!” riep Paul. “Er is iets raars met me aan de hand!”

Op dat moment moest Samantha weer hard niezen.

Glimlachend draaide Oliver zich weer om naar voren.

Juffrouw Belfry klapte in haar handen. “Opletten, iedereen. Sir Isaac Newton was een Engelse wiskundige en natuurkundige. Weet iemand wanneer hij met de wet van de zwaartekracht kwam?”

Weer stak Oliver zelfverzekerd zijn hand op. Hij was de enige. Juffrouw Belfry keek naar hem en knikte. Ze leek blij dat hij niet langer terughoudend was om zijn hand op te steken. Voorheen had ze de antwoorden altijd uit hem moeten trekken.

“Ja, Oliver?”

“1687.”

Ze straalde. “Dat is correct.”

Op dat moment hoorde Oliver dat Paul hem weer belachelijk zat te maken. Blijkbaar was het vastplakken van zijn handen aan de tafel niet voldoende. Oliver moest hem ook de mond snoeren.

Hij draaide zich om en kneep zijn ogen samen naar Paul. In gedachten visualiseerde hij een rits die Pauls lippen sloot. Toen duwde hij het beeld naar buiten. En zowaar, Pauls mond werd dichtgeritst.

Paul begon een gesmoord, paniekerig geluid te maken. Leerlingen draaiden zich om en slaakten gilletjes bij het zien van die vreemde aanblik. Juffrouw Belfry keek verontrust.

Oliver wist meteen dat hij te ver was gegaan. Hij maakte het snel ongedaan door Pauls mond en handen te bevrijden. Maar het was al te laat. Paul keek hem dreigend aan en wees naar hem.

“Jij! Je bent een freak! Jij hebt dit gedaan!”

Terwijl de kinderen beledigingen naar Oliver begonnen te roepen, keek hij naar juffrouw Belfry. Ze had een vreemde, verwarde blik in haar ogen, alsof ze een stilzwijgende vraag stelde.

“Freak!” riepen ze in koor. Juffrouw Belfry klapte in haar handen.

“Stil, iedereen! Stil!”

Maar Olivers klasgenoten waren uitzinnig. Ze dromden om Oliver heen, wijzend en schreeuwend en scheldend. Hij voelde zich opgejaagd, gekleineerd. Het was afschuwelijk.

Hij wilde weg van hen. Hij sloot zijn ogen en duwde zijn krachten naar buiten. Ineens werd alles stil.

Oliver deed zijn ogen weer ogen en zag kinderen naar hun kelen en monden grijpen. Ze schreeuwden nog steeds naar hem, maar er kwam heen geluid meer uit. Het was alsof Oliver simpelweg hun stembanden had uitgeschakeld.

Ze begonnen bij hem vandaan te wankelen, richting de deur. Al snel renden ze het lokaal uit. Maar Oliver was nog niet klaar. Ze moesten leren dat ze anderen niet mochten pesten en uitschelden en naar hen wijzen. Ze moesten echt een lesje leren.

Dus terwijl ze zich door de gang haastten, creëerde Oliver een stormwolk. Het regende neer op de kinderen, waardoor ze al snel doorweekt raakten.

Het laatste kind rende de ruimte uit. Toen waren alleen nog Oliver en juffrouw Belfry over.

Hij keek naar haar en slikte. Er was nu geen twijfel meer mogelijk. Oliver had haar zijn krachten laten zien.

Juffrouw Belfry rende naar de deur en deed hem stevig dicht. Ze draaide zich om naar Oliver. Ze had een diepe frons tussen haar wenkbrauwen. “Wie ben je?”

Oliver voelde een kramp in zijn borst. Wat moest juffrouw Belfry wel niet van hem denken? Als ze bang voor hem was, of hem net als zijn klasgenoten als een freak zag, zou hij daar kapot van zijn.

Ze liep naar hem toe. “Hoe deed je dat?”

Maar toen ze dichterbij kwam, besefte Oliver dat het geen schok of angst was dat hij in haar ogen zag. Het was verwondering. Een blik van ontzag.

Ze pakte een stoel en ging naast hem zitten terwijl ze hem doordringend aankeek. Haar ogen glommen van intrige. “Wie ben je, Oliver Blue?”

Oliver herinnerde zich het kompas. Het had hem hier heen geleidt, naar juffrouw Belfry. Het was een teken van het universum dat zij iemand was die hij kon vertrouwen. Iemand die hem kon helpen bij zijn zoektocht.

Hij slikte zijn zenuwen door en begon te praten.

“Ik heb krachten. Macht over de elementen en de krachten van de natuur. Ik kan door de tijd reizen en de geschiedenis veranderen.”

Juffrouw Belfry was muisstil. Ze staarde hem aan en knipperde een paar keer met haar ogen. Uiteindelijk sprak ze.

“Ik had altijd al het vermoeden dat er iets anders was aan jou.” Er klonk bewondering in haar toon.

Oliver was verbijsterd. Juffrouw Belfry dacht helemaal niet dat hij een freak was. Zijn hart maakte een sprongetje van vreugde.

“U gelooft me?” vroeg hij.

Ze knikte. “Ja. Dat doe ik.” Toen schoof ze een beetje dichterbij en keek hem doordringend aan. “Nu. Vertel me alles.”

En dat deed Oliver. Hij begon bij het begin, bij de dag van de storm. Voor juffrouw Belfry was dat afgelopen nacht geweest, maar voor Oliver waren er sindsdien al vele dagen verstreken.

Hij vertelde haar over Armando Illstrom en Lucas. Over zijn ontmoeting met Ralph Black en hun reis naar de School voor Zieners. Over hoe de school zelf zich tussen twee dimensies bevond en alleen toegankelijk was via een speciaal portaal in 1944. Hij vertelde haar over de lessen, over Dokter Ziblatt en de interdimensionale portalen. Hij vertelde haar over de food court en de zwevendede tafel, over Hazel Kerr, Simon Cavendish en Walter Stroud, de fantastische switchit speler. Hij vertelde haar over de Bol van Kandra en het kantoor van Professor Amethyst, waar geen zwaartekracht was. Over de slaapcapsules en de test die zijn zienerstype had vastgesteld. Toen vertelde hij haar over zijn afspraakje met Esther Valentini en de aanval op de school. Hij praatte haar bij over de gebeurtenissen in Nazi Duitsland met Lucas’ bom. Hij liet haar het amulet zien dat Professor Amethyst hem geschonken had, het amulet dat warm zou worden als hij ooit in de buurt kwam van een portaal dat hem terug kon brengen naar de School voor Zieners. En tot slot vertelde hij haar over zijn ouders, over dat de Blues niet zijn echte familie waren en dat hij zijn echte moeder en vader, de mensen in zijn visioenen, wilde vinden.

Toen was hij klaar met zijn verhaal.

Juffrouw Belfry keek verbijsterd. Ze knikte langzaam terwijl haar ogen heen en weer schoten. Het zag eruit alsof ze alles dat hij haar zojuist had verteld probeerde te verwerken. Het was veel om in een keer te horen te krijgen, dacht Oliver. Hij hoopte maar dat haar hersenen niet zouden exploderen.

“Fascinerend,” zei ze uiteindelijk.

Ze leunde achterover in haar stoel en keek hem aan. Haar ogen waren gevuld met nieuwsgierigheid en verwondering.

Oliver wachtte. Hij had kriebels in zijn buik van de spanning.

Uiteindelijk tikte juffrouw Belfry op haar kin. “Mag ik dat kompas van je even bekijken?”

Hij haalde het uit zijn tas en gaf het aan haar. Ze bestudeerde het uitgebreid. Toen werd ze ineens enthousiast.

“Ik heb al eens eerder zoiets gezien, één keer eerder…”

“Echt waar?”

“Ja. Het was van Professor Nightingale, van Harvard. Een oude docent van mij. De meest briljante man die ik ooit heb ontmoet.”

Haar opwinding was voelbaar. Oliver zag hoe ze uit haar stoel sprong en zich naar de boekenkast haastte. Ze haalde er een tekstboek uit en gaf het aan hem.

Nieuwsgierig bekeek Oliver het boek. Hij las de voorkant. “De Theorie van Tijdreizen.” Hij snakte naar adem en zijn ogen ontmoetten de hare. “Ik… Ik begrijp het niet.”

Juffrouw Belfry ging weer op haar stoel zitten. “Professor Nightingale was gespecialiseerd in natuurkunde—met name in tijdreizen.”

Olivers hoofd tolde. “Denkt u dat hij een ziener zou kunnen zijn? Zoals ik?”

Hij had gedacht dat er geen andere zieners in zijn tijdlijn waren. Maar misschien was deze Professor Nightingale er wel een. Misschien was dat waarom het kompas hem naar juffrouw Belfry had geleid.

“Wanneer hij me leerde over een nieuwe uitvinder, praatte hij alsof hij hen persoonlijk kende.” Ze bracht haar hand naar haar mond en schudde ongelovig haar hoofd. “Maar nu realiseer ik me dat hij dat hij ze echt kende. Hij moest door de tijd zijn gereisd om hen te ontmoeten!”

Oliver voelde zich overdonderd. Zijn hart begon wild te kloppen. Maar juffrouw Belfry legde een hand op de zijne om hem te kalmeren.

“Oliver,” zei ze vriendelijk, “ik denk dat je hem moet ontmoeten. Ik denk dat de weg naar je ouders, en naar je lotsbestemming, via hem loopt.”

Ze had haar zin nog maar nauwelijks afgemaakt of juffrouw Belfry snakte naar adem.

“Oliver, kijk.”

Op dat moment zag Oliver de wijzers op zijn kompas bewegen. Eén wees naar het symbool van een iepenblad. De tweede wees naar een symbool dat op een vogel leek. De derde bleef op het symbool van de studentenbaret hangen.

Olivers ogen werden groot van verbazing.

Hij wees naar het iepenblad. “Boston.” Toen naar de vogel. “Nightingale.” En uiteindelijk naar de baret. “Professor.” Hij voelde een golf van opwinding in zijn borst. “U heeft gelijk. Ik moet naar Boston. Professor Nightingale ontmoeten. Hij heeft de volgende aanwijzing.”

Juffrouw Belfry krabbelde snel iets in haar notitieboek en scheurde toen de pagina eruit. “Hier. Dit is waar hij woont.”

Oliver pakte het papier aan en keek naar het adres in Boston. Was dit het volgende puzzelstukje in zijn zoektocht? Was Professor Nightingale ook een ziener?

Hij vouwde het papier zorgvuldig op en stopte het in zijn zak. Ineens verlangde hij ernaar om aan zijn reis te beginnen. Hij sprong op.

“Wacht,” zei juffrouw Belfry. “Oliver. Het boek.” Het tijdreisboek van Professor Nightingale lag op haar bureau. “Neem het mee,” voegde ze toe. “Ik wil het aan jou geven.”

“Dank u,” zei Oliver. Hij was haar erg dankbaar. Juffrouw Belfry was echt de beste niet-ziener docent die hij ooit had gehad.

Hij pakte het boek en liep richting de deur. Maar toen hoorde hij juffrouw Belfry hem roepen.

“Kom je ooit nog terug?”

Hij zweeg even en keek haar aan. “Ik weet het niet.”

Ze knikte verdrietig naar hem. “Nou, als dit vaarwel is, dan kan ik je alleen nog maar het beste wensen. Ik hoop dat je vind wat je zoekt, Oliver Blue.”

Oliver voelde een diepgaande dankbaarheid. Zonder juffrouw Belfry zou hij die eerste ellendige dagen in New Jersey waarschijnlijk niet overleefd hebben. “Dank u, juffrouw Belfry. Dank u voor alles.”

Oliver rende het lokaal uit, ernaar verlangend om de eerste trein naar Boston te pakken om Professor Nightingale te ontmoeten. Maar als hij voorgoed uit New Jersey wegging was er één ding dat hij eerst moest doen.

De pestkoppen.

Het was lunchtijd.

En hij had nog één ding om recht te zetten.



*



De geur van vette friet kwam hem tegemoet toen hij de trap naar de kantine afliep. Hij had zo lang met juffrouw Belfry gepraat dat het nu al lunchtijd was.

Perfect, dacht Oliver.

Hij ging de kantine in. Die zat vol met leerlingen en het was er extreem lawaaiig. Hij zag Paul en Samantha, de pestkoppen van natuurkunde. Ze zagen hem en begonnen te wijzen en te fluisteren. Ook andere kinderen draaiden zich om en lachten Oliver uit. Hij zag de kinderen die ballen naar hem hadden gegooid op het schoolplein. De kinderen uit de les van meneer Portendorfer, die het geweldig vonden dat de knorrige oude leraar hem maar Oscar bleef noemen.

Oliver scande de ruimte tot hij zijn doelwit zag: Chris en zijn vrienden. Dat waren de kinderen die hem tijdens de storm hadden opgejaagd. Die hem een afvalcontainer in hadden gejaagd. Die hem een freak en een weirdo hadden genoemd, en nog veel meer afschuwelijke dingen.

Zij hadden hem ook gezien. Het gemene meisje met vlechten in het haar begon te glimlachen. Ze stootte de slungelige jongen met sproeten aan. Hij had vrolijk toegekeken toen Chris Oliver in een hoofdklem had genomen. Voor zover zij wisten hadden ze Oliver gisteren door de storm opgejaagd en hem gedwongen zich in een afvalcontainer te verstoppen. Nu hij hen naar hem zag grijzen, stond hij te tandenknarsen van woede.

Ook Chris keek op. De angst die Oliver in hun woonkamer had gezien was verdwenen nu hij in het gezelschap van zijn vrienden was.

Zelfs vanaf de andere kant van de kantine kon Oliver Chris’ woorden liplezen. “Oh kijk, het is de verdronken rat,” zei hij tegen zijn vrienden.

Oliver concentreerde zich op hun tafel. Toen sprak hij zijn ziener krachten aan.

Hun dienbladen begonnen op te stijgen. Het meisje dook naar achteren in haar stoel, doodsbang.

“Wat is er aan de hand?”

De jongen met sproeten en de dikke jongen sprongen ook op. Ze zagen er net zo bang uit en maakten angstige geluiden. Chris sprong uit zijn stoel. Maar hij leek niet bang. Hij leek razend.

Andere leerlingen begonnen zich om te draaien om te kijken waar de commotie vandaan kwam. Toen ze de dienbladen op magische wijze in de lucht zagen zweven, raakten ze in paniek.

Oliver liet de dienbladen hoger en hoger zweven. Toen ze op ooghoogte waren, liet hij ze omkeren.

De etenswaren regenden neer op de hoofden van de pestkoppen.

Nu weten jullie ook hoe het voelt om onder het afval te zitten, dacht Oliver.

Er brak chaos uit in de kantine. Kinderen begonnen te schreeuwen, renden alle kanten op en duwden elkaar in hun haast om naar de uitgang te komen. Eén van Olivers pestkoppen—van top tot teen bedekt met aardappelpuree—gleed uit over de bonen die op de grond lagen. Hij gleed over de vloer en liet een ander struikelen.

In de chaos zag Oliver Chris aan de andere kant van de kantine staan. Hij staarde met samengeknepen ogen naar Oliver. Zijn gezicht werd rood van woede. Hij zette zijn enorme lichaam op om er nog dreigender uit te zien.

Maar Oliver liet zich niet intimideren. Niet eens een beetje.

“Jij!” brulde Chris. “Ik weet dat jij het bent! Ik heb het altijd al geweten! Je hebt rare krachten, of niet? Je bent een freak!”

Hij beende op Oliver af.

Maar Oliver was hem al twee stappen voor. Hij duwde zijn krachten naar buiten en bedekte de vloer onder Chris’ voeten met een dikke, glibberige olie. Chris wankelde, struikelde en gleed weg. Hij kon zijn balans niet houden en viel plat op zijn kont. Hij gleed over de vloer richting Oliver alsof hij op een waterglijbaan zat.

Oliver duwde de deuren van de uitgang open. Chris gleed vlak langs hem heen, precies door de deuropening. Schreeuwend gleed hij de binnenplaats op en verder, over Olivers onzichtbare olieglijbaan, tot hij in de verte verdween.

“Doei!” riep Oliver hem na, zwaaiend.

Hopelijk zou dit de laatste keer zijn dat hij Christopher Blue zag.

Hij sloeg de deuren dicht en draaide zich op zijn hielen om.

Met opgeheven hoofd liep Oliver door de rommelige kantine en wandelde zelfverzekerd door de gangen van Campbell Junior High. Hij had zich nog nooit zo goed gevoeld. Niets kon dit gevoel overtreffen.

Toen hij de uitgang bereikte, duwde hij de dubbele deuren met beide handen open. Een windvlaag van frisse, koude lucht blies in zijn gezicht. Hij ademde diep in en voelde zich herboren.

En toen zag hij haar.

Beneden aan de trap stond een eenzame figuur. Zwart haar. Smaragdgroene ogen.

Oliver kon het niet geloven. Zijn hart maakte een sprongetje en ging hevig tekeer. Zijn hoofd begon te tollen terwijl hij wanhopig probeerde uit te vogelen hoe… waarom…

Zijn handpalmen werden klam. Zijn keel werd droog. Een rilling van opwinding liep over zijn ruggengraat.

Want degene die daar stond was een schoonheid.

Het was niemand anders dan Esther Valentini.




HOOFDSTUK ZES


“Esther?” bracht Oliver uit.

Hij pakte haar bij haar schouders en keek haar doordringend aan. Hij kon zijn ogen niet geloven.

“Oliver.” Er verscheen een glimlach op Esthers gezicht. Ze sloeg haar armen om hem heen. “Ik heb je gevonden.”

Haar stem was zo zoet als honing. Het klonk als muziek in zijn oren. Oliver hield haar dicht tegen zich aan. Het voelde fantastisch om zijn armen om haar heen te slaan. Hij had gedacht dat hij haar nooit meer zou zien.

Maar toen liet hij haar los, ineens ongerust. “Wat doe je hier?”

Esther wierp hem een ondeugende glimlach toe. “Er is een tijdmachine op school. Verborgen in de kapokboom. Ik zag dat er een kleine X in gekerfd was, en aangezien er een X staat op elke doorgang die alleen docenten mogen gebruiken, dacht ik dat er wel een doorgang moest zijn. Dus ik heb wat rondgesnuffeld, zag een paar leraren verdwijnen, en besefte dat er een tijdmachine in moest zitten. Strikt verboden voor leerlingen, natuurlijk.”

Oliver schudde zijn hoofd. Natuurlijk had de briljante, getalenteerde Esther Valentini een verborgen tijdmachine gevonden. Maar niemand zou zomaar tijdreizen zonder een goede reden te hebben, zeker niet naar een tijdlijn waarin diegene niet thuishoorde! Van wat Oliver op de School voor Zieners had geleerd, wist hij dat het doorbrengen van een aanzienlijke hoeveelheid tijd in de verkeerde tijdlijn een enorme belasting op het lichaam was. Ja, het had al vreemd gevoeld om naar zijn eigen tijdlijn terug te keren.

Om nog maar niet te spreken over het offer. Er was geen garantie dat hij ooit terug zou keren. Het had Olivers hart gebroken om de School voor Zieners te verlaten, en hij had het alleen gedaan om Armando’s leven te redden. Dus Esther moest een goede reden hebben gehad om hier te komen. Een zoektocht, misschien. Een missie. Misschien was de school weer in gevaar?

“Niet hoe,” zei Oliver. “Waarom?”

Tot zijn verrassing grijnsde Esther. “Je had me een tweede date beloofd.”

Oliver zweeg even en fronste. “Bedoel je dat je hier bent voor mij?”

Hij begreep het niet. Esther zou misschien wel nooit meer terug kunnen. Ze zou voorgoed in de verkeerde tijdlijn gevangen kunnen zitten. En ze had het voor hem gedaan?

Haar wangen kleurden roze. Ze haalde haar schouders op en werd ineens verlegen. “Ik dacht dat je wel wat hulp kon gebruiken.”

Hoewel hij het nog steeds niet begreep, was Oliver dankbaar voor het offer dat Esther had gebracht. Het was goed mogelijk dat ze voorgoed in de verkeerde tijdlijn zat en ze had het voor hem gedaan. Hij vroeg zich af of dat betekende dat ze van hem hield. Hij kon geen andere reden bedenken waarom iemand zoiets zou doen.

Hij voelde zich warm worden bij de gedachte. Hij voelde zich ineens verlegen en veranderde snel van onderwerp.

“Hoe was de reis door de tijd?” vroeg hij. “Ben je heelhuids hier gekomen?”

Esther klopte op haar buik. “Ik werd een beetje ziek. En ik kreeg er verschrikkelijke koppijn van. Maar dat was alles.”

Op dat moment herinnerde Oliver zich het amulet. Hij haalde het van onder zijn overall tevoorschijn. “Professor Amethyst heeft me dit gegeven voor ik vertrok.”

Esther raakte het amulet aan. “Een portaaldetector! Ze worden warm wanneer je in de buurt van een wormgat bent, toch?” Ze glimlachte vrolijk. “Dat zou ons op een dag weleens terug kunnen leiden naar de School voor Zieners.”

“Maar hij is ijskoud sinds ik hier ben,” zei Oliver somber.

“Maak je geen zorgen,” zei ze tegen hem. “We hebben geen haast. We hebben alle tijd die we maar willen.” Ze grijnsde om haar eigen grapje.

Oliver lachte ook.

“Ik heb een nieuwe queeste,” vertelde Oliver haar.

Esthers ogen werden groot van opwinding. “Echt waar?”

Hij knikte en liet haar het kompas zien. Esther staarde er verwonderd naar.

“Het is prachtig. Wat betekent het?”

Oliver wees naar de wijzers en de vreemde hiëroglyfische symbolen. “Het leidt me naar mijn ouders. Deze symbolen vertegenwoordigen bepaalde plaatsen of mensen. Zie je, dat zijn mijn ouders.” Hij wees naar de wijzer die nooit had bewogen, de wijzer die bleef steken op het symbool van een man en een vrouw die elkaars handen vasthielden. “De andere wijzers lijken te bewegen afhankelijk van waar ik als eerst heen moet.”

“Oh, Oliver, wat spannend! Je hebt een missie! Wat is je volgende bestemming?”

Hij wees naar het iepenblad. “Boston.”

“Waarom Boston?”

“Ik weet het niet,” antwoordde Oliver, die het kompas weer in de zak van zijn overall liet glijden. “Maar het heeft te maken met het vinden van mijn ouders.”

Esther liet haar hand in de zijne glijden en glimlachte. “Laten we dan maar gaan.”

“Je gaat met me mee?”

“Ja.” Ze glimlachte verlegen. “Als je me mee wil hebben.”

“Natuurlijk.”

Oliver grijnsde. Hoewel hij niet kon bevatten hoe Esther zo kalm kon zijn over het feit dat ze misschien voorgoed in de verkeerde tijdlijn gevangen zat, deed haar aanwezigheid hem veel goed. Ineens leek alles veel hoopvoller, veel aangenamer met Esther aan zijn zijde.

Ze gingen de trap af, lieten Campbell Junior High achter zich en liepen naast elkaar in de richting van het treinstation. Esthers hand voelde zacht aan in de zijne. Het was zo geruststellend.

Hoewel het een frisse oktoberdag was, voelde Oliver de kou helemaal niet. Alleen al bij Esther in de buurt zijn zorgde ervoor dat hij het warm had. Het was zo goed om haar te zien. Hij had niet gedacht dat dat ooit nog zou gebeuren. Maar hij kon het niet helpen dat hij zich zorgen maakte. Wat nou als ze een waanbeeld was dat elk moment kon verdwijnen? Dus bleef hij steeds naar haar kijken terwijl ze liepen, gewoon om zichzelf ervan te overtuigen dat ze echt was. En elke keer wierp ze hem die lieve, verlegen glimlach toe, en voelde hij weer een golf van warmte door zich heen gaan.

Ze bereikten het treinstation en liepen het perron op. Oliver had nog nooit een treinkaartje gekocht, en de kaartjesmachine zag er behoorlijk intimiderend uit. Maar toen herinnerde hij zichzelf eraan dat hij een bom had ontmanteld. Dan kon hij zeker uitvogelen hoe hij een kaartjesmachine moest bedienen.

Hij kocht twee kaartjes naar Cambridge in Boston en selecteerde een enkele reis, aangezien hij geen idee had of hij ooit nog naar New Jersey zou terugkeren. De gedachte baarde hem zorgen.

De treinreis naar Cambridge zou ruim vier uur duren. Ze zagen de trein aankomen en stapten in, waarna ze een rustige coupé vonden waar ze het zich gemakkelijk konden maken voor de lange reis.

“Hoe gaat het met iedereen op school?” vroeg Oliver. “Ralph? Hazel? Walter? Simon?”

Esther glimlachte. “Het gaat goed met ze. We missen je allemaal, natuurlijk. Vooral Walter. Hij zegt dat switchit gewoon niet hetzelfde is zonder jou.”

Oliver voelde een verdrietige glimlach aan zijn lippen trekken. Hij miste zijn oude vrienden ook heel erg.

“En de school?” vroeg hij. “Is het veilig? Geen aanvallen meer?”

Hij huiverde bij de herinnering aan hoe Lucas de rebelse zieners in hun aanval op de school had geleid. En hoewel hij Lucas in deze tijdlijn te slim af was geweest, had hij het gevoel dat hij nog niet van de oude kwaadaardige man af was.

“Geen aanvallen van vleermuizen met lichtgevende ogen meer,” zei ze met een grijns.

Oliver dacht aan dat afschuwelijke moment tijdens hun date. Ze hadden door de tuinen gewandeld—Esther had hem over haar eigen leven en familie verteld, over hoe ze in de jaren 70 in New Jersey was opgegroeid—toen de aanval hun samenzijn had verstoord.

Oliver realiseerde zich nu dat ze hun gesprek nooit af hadden gemaakt. Hij had daarna geen kans meer gekregen om erachter te komen wie Esther Valentini was voordat ze op de School voor Zieners terecht was gekomen.

“We komen uit dezelfde buurt, of niet?” vroeg hij.

Ze leek verrast dat hij het zich herinnerde. “Ja. Alleen zit er ongeveer dertig jaar tussen.”

“Vind je dat niet vreemd? Om op een plek te zijn die je zo goed kent, maar dan te zien hoe het er in de toekomst uitziet?”

“Sinds ik op de School voor Zieners zit vind ik niks meer vreemd,” antwoordde ze. “Ik maak me eerder zorgen dat ik mezelf tegenkom. Ik weet zeker dat dat het soort situatie is dat ervoor kan zorgen dat de wereld implodeert.”

Oliver dacht daarover na. Hij herinnerde zich hoe de oude Lucas de jonge Lucas had gemanipuleerd om zijn vuile werk voor hem op te knappen. “Ik denk dat het oké is zolang je niet door hebt dat jij het bent, als dat logisch klinkt?”

Ze sloeg haar armen om haar middel heen. “Dat risico neem ik liever niet.”

Oliver zag dat ze serieus werd. Er zat iets in haar ogen dat ze verborgen hield.

“Maar ben je dan niet benieuwd?” vroeg hij. “Wil je je familie niet zien? Jezelf?”

Ineens schudde ze haar hoofd. “Ik heb zeven broers, Oliver. Het enige dat we deden was ruziemaken, voornamelijk omdat ik de freak was. En mam en pap deden maakten alleen maar ruzie over mij, over wat er mis met me was.” Haar stem was laag en doordrongen van melancholie. “Ik ben beter af zonder hen.”

Oliver had medelijden met haar. Hoe afschuwelijk zijn eigen thuissituatie en opvoeding ook waren geweest, hij leefde erg mee met iedereen die het moeilijk had gehad.

Hij dacht aan hoe alle kinderen op de school alleen waren geweest, bij hun families weggehaald om te trainen. Destijds had hij zich afgevraagd waarom geen van hen zich eenzaam leek te voelen of heimwee leek te hebben. Misschien was het omdat geen van hen uit een gelukkige thuissituatie kwam. Misschien waren ze anders dan de rest omdat ze zieners waren. Misschien was dat wat hun ouders wantrouwend maakte en hun thuis ongelukkig.

Esther keek ineens naar hem op. “Je echte ouders. Weet je zeker dat ze je zullen accepteren zoals je bent?”

Oliver realiseerde zich dat hij daar niet eens over na had gedacht. Ze hadden hem achtergelaten, of niet? Wat als ze zo bang waren geweest voor hun eigenaardige baby dat ze hem hadden gedumpt en er vandoor waren gegaan?

Maar toen herinnerde hij zich de visioenen waarin zijn ouders hem hadden opgezocht. Ze waren warm. Vriendelijk. Gastvrij. Ze hadden gezegd dat ze van hem hielden en dat ze altijd bij hem waren, dat ze naar hem keken en hem leidden. Hij was er zeker van dat ze blij zouden zijn om met hem herenigd te worden.

Of toch niet?

“Ik weet het zeker,” zei hij. Maar voor het eerst was hij dat niet. Wat als hij niet goed had nagedacht over deze hele zoektocht?

“En wat ga je doen zodra je hen hebt gevonden?” voegde Esther toe.

Oliver dacht daarover na. Er moest een goede reden geweest zijn waarom ze hem als baby hadden achtergelaten. Een reden dat ze hem nooit waren komen zoeken. Een reden waarom ze nu niet in zijn leven waren.

Hij keek Esther aan. “Dat is een goede vraag. Ik weet het eerlijk gezegd niet.”

Er viel weer een stilte. De trein schommelde hen zachtjes heen en weer terwijl ze door het landschap denderden.

Oliver keek uit het raam toen het historische Boston in het zicht kwam. Het zag er fantastisch uit, bijna als uit een film. Hij werd overvallen door een golf van opwinding. Hoewel hij dan niet wist wat hij zou doen als hij zijn echte moeder en vader had gevonden, kon hij niet wachten tot het zover was.

Op dat moment klonk een stem door de luidspreker.

“Volgende halte: Boston.”




HOOFDSTUK ZEVEN


Toen de trein het station binnenreed, voelde Oliver hoe zijn hart een sprongetje maakte. Hij had nog nooit eerder gereisd—de Blues gingen nooit op vakantie—dus het was opwindend om nu in Boston te zijn.

Hij en Esther stapten uit en liepen het drukke station in. Het zag er grandioos uit, met marmeren zuilen en sculpturen. Mensen in zakenpakken liepen luidruchtig telefonerend langs hen heen. Het was allemaal een beetje overweldigend voor Oliver.

“Oké, vanaf hier is het nog twee mijl naar Harvard University,” legde hij uit. “We moeten naar het noorden en de rivier oversteken.”

“Hoe weet je dat?” vroeg Esther. “Zegt je kompas ook welke richting je op moet?”

Oliver grinnikte en schudde zijn hoofd. Hij wees naar een grote, felgekleurde kaart die tegen de wand van het station hing. De kaart liet alle toeristenplekjes zien, inclusief Harvard University.

“Oh,” zei Esther blozend.

Toen ze het station verlieten, deed een zacht herfstbriesje de gevallen bladeren op de stoep opwaaien en was de hemel voorzien van een vleugje goud.

“Het ziet er heel anders uit dan in mijn tijd,” merkte Esther op.

“Echt?” vroeg Oliver, die zich herinnerde dat Esther uit de jaren 70 kwam.

“Ja. Er is meer verkeer. Er zijn meer mensen. Maar de studenten zien er allemaal hetzelfde uit.” Ze grijnsde. “Bruin corduroy is zeker weer in de mode.”

Er liepen inderdaad veel universiteitsstudenten op straat. Ze zagen er doelbewust uit, met hun boeken onder hun armen. Het herinnerde Oliver aan de kinderen op de School voor Zieners, die altijd haast leken te hebben om ergens te komen, met hun serieuze, leergierige gezichten.

“Hoe denk je dat het met de anderen op school gaat?” vroeg hij. “Ik mis ze.”

Hij dacht aan Hazel, Walter en Simon, de vrienden die hij op de School voor Zieners had gemaakt. Maar hij miste Ralph nog het meest van iedereen. Ralph Black kwam voor Oliver het dichtst in de buurt van een beste vriend.

“Ik weet zeker dat het prima met ze gaat,” antwoordde Esther. “Ze zullen het wel druk hebben. Dokter Ziblat begon net met haar lessen astrale projectie toen ik vertrok.”

Olivers ogen werden groot. “Astrale projectie? Jammer dat ik dat moet missen.”

“Vind ik ook.”

Oliver hoorde iets van melancholie in Esthers stem. Weer vroeg hij zich af wat Esther ertoe gedreven had hem hierheen te volgen. Hij had het gevoel dat er meer achter zat, iets dat ze hem niet vertelde.

Ze bereikten de brug die over de Charles rivier leidde. Daar bruiste het van de universiteitsstudenten. In het water onder hen zagen ze roeiboten, kano’s en kajaks. Het leek een hele levendige plek.

Ze liepen de brug op.

“Is je kompas nog veranderd?” vroeg Esther.

Oliver keek. “Nee. Het laat nog steeds dezelfde vier symbolen zien.”

Esther stak haar hand uit en Oliver gaf haar het kompas. Verwonderd bestudeerde ze het. “Ik vraag me af wat het is. Waar het vandaan komt. Het verbaast me dat Armando het niet wist, aangezien hij een uitvinder is.”

“Ik denk dat het ziener technologie is,” zei Oliver. “Ik bedoel, alleen het universum kent de tijdlijnen en kan iemand erdoor leiden, dus dat moet wel.”

Esther gaf het kompas weer terug aan Oliver, die het zorgvuldig in zijn zak stopte.

“Ik vraag me af of Professor Nightingale het weet,” zei ze. “Je zei dat hij een ziener was, toch?”

Oliver knikte. Hij was nieuwsgierig naar het kompas en nog nieuwsgieriger naar Professor Nightingale.

“Denk je dat hij iets over je ouders weet?” vroeg Esther.

Oliver voelde een brok in zijn keel. Hij slikte. “Ik wil geen valse hoop hebben. Maar alle aanwijzingen leiden me hierheen. Dus ik ben optimistisch.”

Esther glimlachte. “Goed zo.”

Ze bereikten het einde van de brug en vervolgden hun pad over de hoofdweg. Er was veel verkeer, dus ze namen een van de vele zijsteegjes die er parallel aan liepen.

Ze waren pas halverwege door de steeg toen Oliver een groepje jongens opmerkte. Ze waren iets ouder dan hij en Esther en hingen rond in de schaduwen. Hij voelde een steek van gevaar.

Toen hij en Esther dichterbij kwamen, keken de jongens ineens op. Ze begonnen elkaar aan te stoten en te fluisteren. Het was duidelijk dat ze het over Oliver en Esther hadden. Hun gemene blikken lieten zien dat ze niet bepaald vriendelijk waren.

“Uh-oh, problemen,” zei Esther, die hen ook in de gaten had.

Oliver dacht aan de pestkoppen op Campbell Junior High, die hij een lesje had geleerd. Hij voelde zich bij lange na niet zo ontmoedigd om de kinderen te benaderen als hij eerder zou zijn geweest. Maar hij voelde dat Esther dichterbij hem kwam lopen. Ze leek geïntimideerd.

“Mooie overall!” sneerde een van de jongens.

De anderen begonnen te lachen.

“Wat ben jij?” zei de volgende. “Een schoorsteenveger ofzo?”

Oliver keek hen niet aan. Hij versnelde zijn pas. Naast hem deed Esther hetzelfde.

“Hey!” riep de eerste jongen. “Ik praat tegen je!”

Ineens werden ze door de groep omsingeld. Er waren in totaal vijf jongens, en ze vormden een cirkel om Oliver en Esther heen. Esther zag er zeer gestrest uit.

“Alsjeblieft,” fluisterde ze naar Oliver. “Niet vechten. Ik denk niet dat mijn schild sterk genoeg is voor vijf jongens.”

Maar Oliver was kalm. Hij had gezien hoe sterk Esther was. En hij had ook zijn eigen krachten. Als ze samen waren kon niemand hen kwaad doen. Geen sterveling, in elk geval.

Oliver hield zijn hoofd hoog. “Sorry hoor,” zei hij beleefd. “Morgen we erdoor, alsjeblieft?”

De langste jongen van het groepje vouwde zijn armen voor zijn lichaam. “Niet tot je je zakken hebt leeggemaakt. Kom op.” Hij stak zijn hand uit. “Mobiel. Portemonnee. Geef op.”

Oliver liet zich niet kennen. Hij sprak met een koele, vastberaden stem. “Ik heb geen mobiel of portemonnee. En zelfs als ik die wel had, dan zou ik ze niet aan jou geven.”

Oliver hoorde Esthers stem fluisteren. “Oliver. Niet provoceren.”

De jongen lachte. “Oh echt? Dan moet ik ze zelf maar pakken.”

Hij kwam op Oliver af.

“Dat zou ik niet doen,” zei Oliver.

Onmiddellijk creëerde Esther een van haar schilden, waardoor er een barrière om hen heen ontstond. De jongen klapte er tegenop. Hij zag er verward uit. Hij probeerde het nog een keer. Maar de ondoordringbare barrière was als kogelvrij glas en hield hem tegen.

“Waar wacht je nog op, Larry?” riep de derde jongen uitdagend. “Pak hem!”

“Dat kan ik niet,” stamelde Larry, die er steeds verwarder uit zag. “Er zit iets de weg.”

“Waar heb je het over?” vroeg de vierde jongen.

Ook hij wierp zichzelf naar voren. Maar hij botste tegen Esthers barrière en kreunde van de pijn.

Oliver keek naar Esther. Ze deed het geweldig, maar hij zag aan haar gezicht hoeveel moeite het haar kostte om de barrière in stand te houden. Hij moest iets doen om haar te helpen.

Oliver trok zich terug in zijn geest en visualiseerde hoe de wind door de herfstbladeren waaide en in tornado’s veranderde. Toen duwde hij het beeld naar buiten.

Meteen begonnen de gevallen bladeren te wervelen. Windzuilen rezen de lucht in en veranderden in tornado’s. Oliver creëerde er vijf, voor elke jongen één.

“Wat gebeurt er!” riep Larry, wiens haar alle kanten op werd geblazen.

Oliver concentreerde zich. Hij versterkte de wind met zijn geest en duwde naar buiten toe.

Onmiddellijk sloegen de bladeren om de jongens heen. Ze probeerden ze weg te slaan en sloegen met hun armen alsof ze door een zwerm van bijen werden aangevallen, maar het was zinloos. Olivers tornado’s waren veel te sterk voor hen.

Ze draaiden zich om en zetten het op een rennen. Het waaide zo hard dat ze meer dan één keer struikelden.

Oliver pakte Esthers hand. Ze giechelde.

“Kom mee. Laten we een andere route nemen.”




HOOFDSTUK ACHT


Harvard University was een indrukwekkende plek. De architectuur was schitterend, met veel hoge gebouwen en torens van rode bakstenen. Er was een grote groene tuin, omgeven door cafés, bars en boekenwinkels.

“Hoe gaan we Professor Nightingale vinden?” vroeg Esther. “Het is hier enorm groot!”

Oliver pakte het boek dat juffrouw Belfry hem gegeven had. Hij zocht naar de biografie van Professor Nightingale en las hardop voor.

“Professor H. Nightingale is werkzaam op de Natuurkunde Afdeling van Harvard University, waar hij samen met een klein team van briljante PhD studenten experimenten uitvoert in het historische Farnworth Laboratorium van het Wetenschapscentrum.”

Esther wees naar een gebouw aan de andere kant van de tuin. “Daar. Dat is het Wetenschapscentrum.”

Oliver stopte het boek in zijn tas. Ze haastten zich over het gras en gingen de treden naar het gebouw op. Bovenaan de trap stond een beveiliger.

“Bezoekers ID?” zei hij bruusk terwijl hij zijn hand uitstak.

“Bezoekers ID?” herhaalde Oliver. Hij begon in de zak van zijn overall te voelen. “Oh… hmmm. Waar heb ik die nu gelaten?”

“Hier!” zei Esther ineens.

Oliver zag hoe ze iets uit haar zak haalde en het aan de beveiliger overhandigde. Hij besefte dat ze haar gaven moest hebben gebruikt om iets in haar zak te veranderen zodat het op een pasje leek. Hij hoopte dat het overtuigend genoeg zou zijn.

Maar de beveiliger leek niet onder de indruk toen hij het pasje bekeek. Hij gaf het aan haar terug.

“Een echte, mevrouwtje,” zei hij. Hij klonk behoorlijk verveeld, alsof een stel kinderen dat probeerde een laboratorium binnen te komen weinig meer voor hem was dan een ongemak. “Niet dat neppe pasje.”

Oliver pijnigde zijn hersenen. Esthers poging om een geloofwaardig uitziende identiteitskaart te maken was mislukt. Hij moest een ander plan bedenken.

Hij keek om zich heen voor inspiratie en zag een afvalbak aan de andere kant van de trap staan. Snel gebruikte hij zijn krachten om er rook vanaf te laten komen.

“Oh nee! Ik geloof dat die afvalbak in de fik staat!” riep hij.

De beveiliger rende er snel heen. Oliver en Esther grepen hun kans en glipten het gebouw in.

“Goed bedacht,” zei Esther terwijl ze zich door de gang haastten.

Binnen was het als een doolhof. Het herinnerde Oliver eerder aan een ziekenhuis dan aan een laboratorium, afgezien van de vreemde chemische geur, natuurlijk.

Ze stopten bij een bord dat liet zien op welke verdieping de verschillende disciplines te vinden waren.





Конец ознакомительного фрагмента. Получить полную версию книги.


Текст предоставлен ООО «ЛитРес».

Прочитайте эту книгу целиком, купив полную легальную версию (https://www.litres.ru/pages/biblio_book/?art=51923610) на ЛитРес.

Безопасно оплатить книгу можно банковской картой Visa, MasterCard, Maestro, со счета мобильного телефона, с платежного терминала, в салоне МТС или Связной, через PayPal, WebMoney, Яндекс.Деньги, QIWI Кошелек, бонусными картами или другим удобным Вам способом.



“Een krachtig begin van een serie die een combinatie van pittige protagonisten en uitdagende omstandigheden belooft, niet alleen voor tieners maar ook voor volwassen fantasy fans die op zoek zijn naar epische verhalen, gevoed door krachtige vriendschappen en vijanden.”–Midwest Book Review (Diane Donovan) (over Een Troon voor Zusters)“De verbeelding van Morgan Rice kent geen grenzen!”–Books and Movie Reviews (over Een Troon voor Zusters)Van #1 bestverkopende fantasy auteur Morgan Rice komt een nieuwe serie voor jonge tieners (en ouder)! Fans van Harry Potter en Percy Jackson – zoek niet verder!In DE BOL VAN KANDRA: OLIVER BLUE EN DE SCHOOL VOOR ZIENERS (BOEK TWEE), is de elfjarige Oliver Blue terug in het heden en moet hij zijn best doen om Armando te redden voordat zijn voorbestemde sterfmoment aanbreekt.Maar wanneer Oliver erachter komt dat de heilige Bol van Kandra is gestolen, weet hij dat het aan hem is – en alleen aan hem – om de school te redden. De enige manier om dat te doen is door terug in de tijd te reizen, naar Engeland in 1690. Daar moet hij een heel belangrijk persoon zien te redden: Sir Isaac Newton. De Obsidian School heeft zelf ook krachtige Zieners. Zij zien Oliver het liefst verdwijnen. Wanneer ze Chris, Olivers pestkop van een broer, inschakelen en transformeren, zou dat weleens kunnen uitlopen op een gevecht tot de dood. DE BOL VAN KANDRA is boek #2 in een meeslepende nieuwe serie vol magie, liefde, humor, liefdesverdriet, tragedie, lotsbestemming en een verzameling schokkende verrassingen. Je zult verliefd worden op Oliver Blue en het zal lastig worden om het boek ’s avonds neer te leggen.Boek #3 in de serie (DE OBSIDIANS) is nu ook beschikbaar!“Dit is het begin van iets opmerkelijks.” –San Francisco Book Review (over Een Zoektocht van Helden)Eveneens beschikbaar zijn de andere fantasy series van Morgan Rice, inclusief EEN ZOEKTOCHT VAN HELDEN (BOEK #1 IN DE TOVENAARSRING), met meer dan 1,300 vijfsterren recensies!

Как скачать книгу - "De bol van Kandra" в fb2, ePub, txt и других форматах?

  1. Нажмите на кнопку "полная версия" справа от обложки книги на версии сайта для ПК или под обложкой на мобюильной версии сайта
    Полная версия книги
  2. Купите книгу на литресе по кнопке со скриншота
    Пример кнопки для покупки книги
    Если книга "De bol van Kandra" доступна в бесплатно то будет вот такая кнопка
    Пример кнопки, если книга бесплатная
  3. Выполните вход в личный кабинет на сайте ЛитРес с вашим логином и паролем.
  4. В правом верхнем углу сайта нажмите «Мои книги» и перейдите в подраздел «Мои».
  5. Нажмите на обложку книги -"De bol van Kandra", чтобы скачать книгу для телефона или на ПК.
    Аудиокнига - «De bol van Kandra»
  6. В разделе «Скачать в виде файла» нажмите на нужный вам формат файла:

    Для чтения на телефоне подойдут следующие форматы (при клике на формат вы можете сразу скачать бесплатно фрагмент книги "De bol van Kandra" для ознакомления):

    • FB2 - Для телефонов, планшетов на Android, электронных книг (кроме Kindle) и других программ
    • EPUB - подходит для устройств на ios (iPhone, iPad, Mac) и большинства приложений для чтения

    Для чтения на компьютере подходят форматы:

    • TXT - можно открыть на любом компьютере в текстовом редакторе
    • RTF - также можно открыть на любом ПК
    • A4 PDF - открывается в программе Adobe Reader

    Другие форматы:

    • MOBI - подходит для электронных книг Kindle и Android-приложений
    • IOS.EPUB - идеально подойдет для iPhone и iPad
    • A6 PDF - оптимизирован и подойдет для смартфонов
    • FB3 - более развитый формат FB2

  7. Сохраните файл на свой компьютер или телефоне.

Книги автора

Аудиокниги автора

Рекомендуем

Последние отзывы
Оставьте отзыв к любой книге и его увидят десятки тысяч людей!
  • константин александрович обрезанов:
    3★
    21.08.2023
  • константин александрович обрезанов:
    3.1★
    11.08.2023
  • Добавить комментарий

    Ваш e-mail не будет опубликован. Обязательные поля помечены *