Книга - Zwartgevleugelde Engel

a
A

Zwartgevleugelde Engel
Amy Blankenship


Sommige legenden beschrijven hem als een god, terwijl anderen zeggen dat hij een duivel is die de goden wil doden om zijn vrijheid te krijgen. Ze hebben hem een naam gegeven... Darious. Zijn plan was om elke demon terug de diepte in te sturen en zijn wapen was de woede die in hem raasde. Alle mensen die hij redde, vermeden hem  als een gevaarlijke plaag, daarom stond Darious perplex toen een paar smaragdgroene ogen hem zonder angst aanstaarden. Kyoko had er geen idee van dat één smeulende blik een god kon verleiden en zijn passie, die enkel razernij gekend had, kon aanwakkeren. Heeft iemand van haar beschermers een kans tegen de zwart gevleugelde engel of de demonen die stilletjes de stad zijn binnengedrongen? Kyoko ontdekt dat het moeilijk is van Darious weg te lopen als hij sneller is dan haar.

Sommige legenden beschrijven hem als een god, terwijl anderen zeggen dat hij een duivel is die de goden wil doden om zijn vrijheid te krijgen. Ze hebben hem een naam gegeven... Darious. Zijn plan was om elke demon terug de diepte in te sturen en zijn wapen was de woede die in hem raasde. Alle mensen die hij redde, vermeden hem  als een gevaarlijke plaag, daarom stond Darious perplex toen een paar smaragdgroene ogen hem zonder angst aanstaarden. Kyoko had er geen idee van dat één smeulende blik een god kon verleiden en zijn passie, die enkel razernij gekend had, kon aanwakkeren. Heeft iemand van haar beschermers een kans tegen de zwart gevleugelde engel of de demonen die stilletjes de stad zijn binnengedrongen? Kyoko ontdekt dat het moeilijk is van Darious weg te lopen als hij sneller is dan haar







Zwartgevleugelde Engel

De Bewaker Van Het Kristallen Hart Serie Boek 7



Amy Blankenship, RK Melton

Translator: Jeanne Bruggeman



Copyright © 2010 Amy Blankenship

Engelse versie gepubliceerd door Amy Blankenship

Tweede druk gepubliceerd door TekTime

Alle rechten voorbehouden




Proloog – Darious


De klokken in de toren van het klooster luidden als een alarm, hoewel er niemand in de klokkentoren was die aan de touwen trok. Bliksem flitste over de binnenplaats toen de storm uit het niets opstak, en de genadeloze harde wind droeg de scherpe stank van de dood met zich mee. Aan de horizon verscheen een onheilspellende donkere wolk, die in een moordend tempo op het klooster afkwam.

De kloostermonniken hielden hun wapens van hout, beenderen en goud in de aanslag, en vielen aan als soldaten. Ze hadden hun hele leven getraind voor deze oorlog... voor dit ene moment, net zoals hun voorouders dat ook al meer dan een millennium hadden gedaan. Uit de enorme bibliotheek werden de heilige rollen van macht en magie opgediept om hun taak uit te kunnen voeren.

De donkerblauwe en amethistkleurige mantels van de monniken wapperden in de wind, ze waren erop voorbereid om een oorlog uit te vechten waarvan ze allemaal in het geheim hadden gebeden dat die niet in hun leven zou plaatsvinden.

Als eerste kwamen de getrainde boogschutters naar voren. Hun bogen waren gespannen, hun pijlen gloeiden met een hemelse blauwe gloed. Zwijgend stonden ze tegenover een vijand die geen van hen echt kon verslaan.

Toen de wolk dichterbij kwam, werd het duidelijk dat het helemaal geen wolk was, maar een heel legioen demonen dat erop uit was om de mensheid te vernietigen. Dit klooster en zijn monniken waren de enige en laatste hoop van de mensheid. In de lucht klonk een diep, bijna kalm gezoem. De monniken spraken de beschermende spreuken uit, de vastberadenheid glom in hun ogen.

In de heilige geschriften was al voorspeld dat de komende duisternis een demonenplaag zou ontketenen. Er was voorspeld dat als deze strijd voorbij was, de overlevende demonen zich over de vier windrichtingen van de aarde zouden verspreiden, om achter de mystieke Bewakers aan te gaan die ooit dit land hadden beschermd zoals de monniken het zegel beschermden.

Waarom de Bewakers en hun priesteres nog niet waren verschenen was voor sommigen een raadsel, maar voor de oudsten was het geen verrassing. Dit was iets wat zelfs het lot niet kon tegenhouden.

Een werd een onuitgesproken bevel gegeven en de boogschutters lieten hun pijlen los. Demonen vielen in de pijlengolf en de eerste boogschutters deden een stap terug, zodat anderen hun plaats in konden nemen. Meer pijlen vlogen over de eens groene velden om de demonen te vernietigen. Het leek een zinloze actie, omdat er voor elke vernietigde demon er tien zijn plaats innamen.

De boogschutters trokken zich terug, het was tijd dat de heilige rollen werden ingezet. Er verscheen een barrière rond het klooster, maar geen van de monniken wist hoe ze de volledige kracht van de rollen op konden roepen. De ouden hadden de rollen geschreven en door de eeuwen heen was hun kennis verloren gegaan. De monniken deden wat ze konden, wat precies genoeg was om wat extra tijd te winnen.

Er werden bevelen geroepen, de poorten van het klooster werden gesloten en vergrendeld met het zegel van bescherming om ze een paar minuten respijt te geven. Iedereen keek van de een naar de ander, ze wisten allemaal dat dit de laatste keer zou zijn dat ze elkaar op dit bestaansniveau zouden zien.

Ze klampten zich allemaal vast aan de legende waarover gesproken werd in de rollen; de legende over een man die door ketenen gebonden was door de demonen die deze wereld wilden vernietigen. De legende waarin geschreven stond dat de demonen hem tijdens de opstand onbedoeld zouden vergeten.

Hij... een kind van ongetemde woede en melancholie, met het temperament van de duisterste engelen en de kracht om de poort te sluiten, waardoor de demonen wel in deze wereld zouden worden opgesloten, maar dat er niet meer zouden volgen. Dit kind zou de demonen een voor een opjagen en ze terugsturen naar het rijk van de duisternis, waar ze thuishoorden... en hij zou wraak nemen op degenen die hem zo lang gevangen hadden gehouden.

In sommige van de legenden werd hij omschreven als een god, terwijl hij in anderen werd neergezet als een duivel die de goden wil doden om zo zijn vrijheid te verkrijgen. Zij hadden hem een naam gegeven, al was het alleen maar zodat ze hem in hun gebeden konden aanroepen... Darious.

De poorten van het klooster kreunden onder de druk toen de demonen ze eindelijk bereikten. Het dikke hout kraakte en versplinterde terwijl het zegel dat de poort gesloten hield langzaam zwakker werd en uiteindelijk brak. De poorten gingen open en als een vloedgolf van dood en bloed zwermden de demonen naar binnen, onderweg alles en iedereen vernietigend wat ze tegenkwamen.

Olievaten vol olie voor de fakkels vielen om en bedekten degenen die de pech hadden dat ze zo dichtbij stonden. De muren vlogen in brand... en veroorzaakten een inferno dat misschien wel met de hel zelf vergeleken kon worden. De grond barstte open en er kwamen nog meer demonen omhoog.

Toen begon het te regenen. De regen trok over het door vuur overspoelde klooster dat weigerde te buigen voor de grillen van de elementen. Een voor een sneuvelden de monniken, ze stikten in hun eigen bloed terwijl ze baden voor hun redding... dat de legende uit zou komen. Er waren al duizenden demonen door de poort gekomen en de monniken kenden geen barrière die sterk genoeg was om ze ervan te weerhouden het land om hen heen binnen te vallen.

Een enorme donderklap gevolgd door een felle bliksemflits aan de hemel veroorzaakte een hevige schokgolf, en het klooster stortte in.

Toen de wind was gaan liggen en de regen plotseling ophield, was het oorverdovend stil. Het kalme oog van de storm bevond zich boven de overblijfselen van het klooster; de cycloon waaide om het klooster heen en sloot de demonen en de monniken in.

De monniken die nog leefden richtten hun ogen naar de hemel en mompelden gebeden. Degene van wie ze dachten dat hij de verlosser was, was veel angstaanjagender dan de demonen die hem waren voorgegaan.

Hij stond in het oog van zijn eigen storm, met de kettingen van zijn gevangenschap bungelend aan zijn voeten en polsen... de dikste van de kettingen nog steeds om zijn nek gewikkeld. Ze rinkelden onheilspellend in de stilte, en waren bedekt met het bloed van de demonen die hij tijdens zijn ontsnapping had gedood.

Zijn lange zwarte haren wapperden zachtjes, maar of het was onmogelijk te zeggen of dat door de storm kwam of door zijn eigen kracht. Hij was naakt, en bloed sijpelde door de verse wonden die hij had opgelopen, een teken van de strijd die hij had geleverd om zo ver te komen. Op zijn rug waren twee littekens te zien waar ooit prachtige vleugels hadden gezeten.

Terwijl hij zijn perfecte gezicht naar de hemel ophief, vielen er tranen van bloed uit zijn zilvergrijze ogen. De grond onder zijn voeten beefde opnieuw en kwam omhoog, ving veel van de demonen en herstelde de poort, waarna hij hem verzegelde.

Een helderwit licht verspreidde zich over het landschap, waarbij de overgebleven demonen uiteenspatten en naar alle uithoeken van de wereld werden verstrooid.

Darious liet zijn blik zakken op het centrum van wat eens een groots klooster was geweest. Daar, gehuld in een zachte engelachtige gloed stond een beeldje van een knielende maagd, haar handen uitgestrekt alsof ze hem vroeg om iets dat hij haar niet kon geven. Met de volgende bliksemschicht verdween het beeld van het meisje.




Hoofdstuk 1 ‘Kwaadaardig gelach’


Normaal gesproken joeg de film, 'Evil Dead 2' haar de stuipen op het lijf. Gelukkig was Kyoko zo slaperig dat ze zelfs het tv-scherm nauwelijks zag, en dat wilde heel wat zeggen aangezien het een 73-inch surround-sound cinemasysteem was. Ze knipperde een paar keer met haar ogen en schrok toen wakker, terwijl ze haar hoofd optilde om op de digitale klok aan de voorkant van de dvd-speler te kijken. Drie uur 's nachts! Even haar ogen dichtdoen had haar de das omgedaan. Ze had meer dan een uur geslapen.

Kyoko had de gewoonte om wakker te blijven tot ze wist dat iedereen veilig thuis was gekomen, dus begon ze snel te tellen. Ze probeerde rechtop te zitten maar besefte dat ze ingeklemd zat tussen de rugleuning van de bank en Toya.

Toen ze naar beneden keek, kreeg ze een kleur en voelde ze dat ze het warm kreeg. Zijn gezicht lag begraven tegen haar onderbuik en zijn arm lag over haar heup. Hoe kon het dat ze in slaap viel terwijl hij aan de andere kant van de kamer lag, en dat ze vervolgens wakker werd in de vreemdste posities tegen hem aan? Het werkte op haar zenuwen. Als hij niet zo diep zou slapen, zou ze hebben gezorgd dat hij met zijn hoofd op de vloer zou landen.

Kyoko rolde met haar ogen, omdat ze deze gedachten al zo vaak gehad had, en tot nu toe... had ze haar denkbeeldige dreigement nog nooit uitgevoerd.

Haar uitdrukking verzachtte toen ze keek naar zijn donkere haar met de zilveren highlights. Hij zag er altijd zo lief uit als hij sliep... het was echt jammer dat ze hem niet altijd in slaap kon houden. Ze grijnsde om haar eigen grapje. Maar het was wel waar. Toya, hoe lief hij stiekem ook was, zou de eerste zijn die ruzie met haar zou maken.

Ze trok zich omhoog over de rugleuning van de bank, zodat ze niet over hem heen hoefde te kruipen, vond haar houvast en keek om zich heen.

Kyoko schudde haar hoofd en vroeg zich af waarom bijna iedereen er een gewoonte van maakte om bijna elke nacht in de enorme woonkamer te slapen, terwijl ze allemaal een eigen kamer met een kingsize bed hadden. Snel keek ze om zich heen en zag dat iedereen op wie ze had gewacht er was behalve Kyou, wat normaal was, en Tasuki, van wie ze wist dat hij deze week nachtdienst had.

Kyou was hun baas, en daarom was het vast geen goed idee om te vragen of hij bij de agenten, privédetectives en helderzienden die voor hem werkten kon blijven.

Ze glimlachte om een ondeugende gedachte die zich ineens aan haar opdrong. Als er iemand wakker was geweest zou hij zich snel uit de voeten hebben gemaakt. Deze jongens hadden haar de laatste tijd zo vaak geplaagd dat Kyoko vond dat het tijd was voor wraak... in tienvoud.

Ze liep stilletjes naar Shinbe, die in de stoel lag te slapen. Voorzichtig pakte ze de afstandsbediening van de TV die op een of andere manier op zijn schoot was terechtgekomen. Kyoko bevroor toen Shinbe verschoof en in zijn slaap iets mompelde over konijnenbont en chocoladesiroop.

Hoofdschuddend pakte Kyoko de afstandsbediening van hem af en zette het geluid van de televisie op mute.

De adrenaline gierde door haar lichaam en maakte dat ze zich licht voelde in haar hoofd. Een heel klein deel van haar had last van een slecht geweten, maar dat negeerde ze net zolang totdat dat deel van haar geweten eindelijk zweeg. Na het incident met Kotaro's ondergoed, en Toya's plotselinge drang om door de gangen en in haar slaapkamer te struinen... hadden ze dit zo verdiend.

Trouwens, ze beschouwden haar als de baby van de groep. Ze moest altijd met hen vechten om een van de hardcore paranormale klussen te mogen doen.

Haar enige echte kracht was het feit dat als ze soms iets of iemand aanraakte, ze flitsen uit het verleden kreeg die konden helpen om dingen op te lossen. Het werkte echter niet altijd. Ze kon niet zomaar een demon aanraken om te zien of hij toevallig mensen vermoord had.

Misschien kon ze, door ze allemaal in één keer te pakken, bewijzen dat ze haar mannetje stond. Plus... wraak is zoet.

Met het geluid van de televisie nog steeds gedempt, draaide Kyoko het volume helemaal omhoog. Er was een deel in deze film waarvan haar nekharen overeind gingen staan. Dus spoelde ze terug naar dat deel... het deel waar alles in de kamer de hoofdpersoon begon uit te lachen met de meest krankzinnige stemmen.

Ze sloop naar de deur, opende die en zette een stap in de gang voordat ze zich omdraaide en glimlachte om het vredige tafereel. Kyoko drukte nog een keer op de mute-knop, gooide de afstandsbediening in de richting van de bank en rende keihard weg.

Het harde geluid zorgde ervoor dat iedereen opsprong en creëerde een domino-effect dat iedereen die er niet bij was geweest wekenlang zou laten lachen.

Kotaro was de eerste die reageerde. Hij zat in een van de fauteuils, en droomde over een engel met kastanjebruin haar, toen hij plotseling hard, griezelig gelach om zich heen hoorde. Hij stond op, trok zijn Beretta en schoot op de televisie. Als agent bij de plaatselijke politie was het zijn instinct dat ervoor zorgde dat hij zo snel reageerde.

Yohji, Kotaro's partner op het bureau, zat in een andere stoel. Door het lawaai sprong hij overeind, waardoor de fauteuil achteroverviel. In minder dan een seconde stond hij rechtop, gebruikte de omgevallen fauteuil als dekking en richtte zijn pistool op de restanten van de televisie.

Shinbe sprong overeind en riep iets over 'verlaat het schip, Kyoko's en perverselingen eerst.' Hij knipperde met zijn ogen, terwijl hij besefte dat hij niet meer droomde maar misschien wel in een nachtmerrie terechtgekomen was. Hij kantelde zijn hoofd en keek naar de TV.

Door Toya's precaire positie op de bank, was hij van de rand gevallen, en boven op de slapende Kamui geland, die languit op de grond lag met een laptop open voor hem. Kamui's gezicht kwam op het toetsenbord terecht en Toya's voet op het scherm, waardoor de laptop totaal vernield was.

"Wat krijgen we nou, Kotaro?" riep Toya.

"Haal je gezicht uit mijn achterste!" gilde Kamui. Hij sprong op en gooide Toya op de grond.

Shinbe wreef in zijn nek en dankte elke god die luisterde dat niemand hem had gehoord.

Yohji stond langzaam op en stak zijn wapen in de holster terwijl hij fronsend naar de smeulende televisie keek. "Je hebt weer op de televisie geschoten," mompelde hij. "Is dat niet de tweede dit jaar?" Hij staarde naar de televisie en voegde eraan toe: "Volgens mij lacht hij je uit."

Kotaro, staarde naar de kapotte televisie die nog steeds het kwaadaardige gelach liet horen, ook al was het scherm vernield. Hij keek verbaasd omlaag naar de Beretta in zijn hand voordat hij die heel langzaam in de holster deed. Hij zag een lichtflits, keek achter zich en zag Suki foto's maken met haar mobieltje.

"Drie keer raden wie dit geflikt heeft," riep Toya terwijl hij naar de deur spurtte.

"Vermoord haar niet!" schreeuwde Kamui die achter hem aanrende. "Ik mag eerst."

Kotaro verroerde zich niet, hij keek nog steeds naar de televisie. Shinbe rende achter Toya en Kamui aan met de bedoeling Kyoko te 'redden' van Toya's wraak.

"Vrees niet Kyoko, ik zal je beschermen!" riep Shinbe uit terwijl hij door de hal rende.

Yuuhi, een kleine albinojongen, haalde de oordopjes uit zijn oren. "Ik zei het je toch," fluisterde hij met een emotieloze stem die zijn eigen griezelfactor had.

Amni, die naast de kleine jongen zat op dezelfde loveseat die Shinbe zojuist had verlaten, grijnsde nadat ook hij zijn oordopjes had uitgedaan. Ze waren de helderzienden van de groep en hadden dit al een paar dagen zien aankomen. Ze hadden niet de moeite genomen iemand te waarschuwen, want... wat was daar voor leuks aan?

"De beveiligingscamera's die Kyou heeft geïnstalleerd hebben tenminste alles opgenomen," verklaarde Amni. "Instant replay is de beste uitvinding sinds gesneden brood."

"Wat heb ik gemist?" vroeg Tasuki terwijl hij rustig binnen kwam lopen, blij dat hij eindelijk vrij was van zijn werk.

"Toya is net weggegaan om Kyoko te vermoorden," zei Amni met een onheilspellende stem, alsof hij een afschuwelijk visioen zag. Hij barstte in lachen uit toen Tasuki zo snel de kamer uit rende dat hij een briesje veroorzaakte.

Kotaro trok een wenkbrauw op naar Amni, "Heeft iemand je ooit verteld dat je een slechte invloed hebt?"

Amni haalde haar schouders op, "Ik wilde niet dat hij zich buitengesloten voelde."



*****



Darious leunde tegen de stenen muur en vormde zich een beeld van de stad. De geluiden en geuren van zoveel mensen werden vervormd door demonische echo's die niemand anders opmerkte. Hij kon zelfs schaduwen voelen die niet in het daglicht thuishoorden, maar hij bleef kalm om zijn krachten nog even verborgen te houden.

Hij had lang geleden geleerd dat zijn stemmingen invloed hadden op het weer en tot nu toe was de lucht vandaag helder en de temperatuur perfect. Het was middag en hij had meer zin in zonlicht dan in eenzaamheid. Zo te zien kreeg hij beide.

Darious grijnsde terwijl hij naar de mensen keek. Ze liepen zo dicht bij de straatkant van het brede trottoir dat één misstap genoeg was om ze in het drukke verkeer terecht te laten komen.

Hij was eraan gewend dat mensen met een boog om hem heen liepen en het kon hem niet meer schelen... niet dat het hem ooit iets had kunnen schelen. Hij had ze allemaal een plezier kunnen doen door onzichtbaar te blijven, maar het feit dat hij voortdurend een soort geest was, werkte op zijn zenuwen. De enige reden dat hij zich nu midden in zo'n dichtbevolkt gebied bevond, was de geur van de vele demonen die hij naar dit gebied was gevolgd. Hij probeerde er nog steeds achter te komen waarom deze plek het centrum van demonische belangstelling was geworden. Het was er zo druk, lawaaierig en smerig dat hij bijna begreep waarom de demonen deze plek hadden uitgekozen, maar dat betekende niet dat hij het leuk moest vinden. Hij vermeed drukbevolkte gebieden zoveel mogelijk omdat hij lang geleden had geleerd dat dit soort plaatsen de slechtste mensen voortbrachten. Sommigen van hen waren bijna net zo slecht als de demonen die hij volgde.

In de loop van duizenden jaren had hij er zoveel gedood... maar de sterkste en de snelste demonen hadden zich verspreid en verstopt toen hij bezig was om de zwakkere te doden. Al die koude sporen leken hier samen te komen... in deze stad.

Zijn gedachten werden donkerder, omdat hij wist dat de grootste demonen nu samenzwoeren en ten onrechte dachten dat hun leger, vermengd met zoveel mensen, hem kon verslaan. Het zou niet helpen als ze zich tussen de mensen zouden verstoppen. Hun aura's waren als bakens voor hem, ze leken meer op vervormde schaduwen dan op echte levende wezens.

Darious’ ogen werden donkerder bij die gedachte. Als hij deze stad en alle mensen erin moest vernietigen, dan moest dat maar. Hij was de stervelingen niets verschuldigd. Trouwens, ze wisten van de demonen en kozen ervoor om het te negeren. Alle horrorfilms waren het bewijs, ook al noemden ze het fictie. Ze waren domweg vergeten dat elke menselijke legende gebaseerd was op feiten.

Vanavond was demonenavond... de mensen noemden het Halloween. Dit was de enige nacht waarop de mensen negeerden wat vlak voor hun neus stond. Hij veronderstelde dat dat een van de redenen was waarom de mensen zich eens per jaar als monsters verkleedden... zodat ze niet herkend zouden worden door de echte monsters. Hoe onwetend was het menselijk ras geworden.

Met zijn scherpe blik keek Darious over de drukke weg in de ramen van de hoge gebouwen en zag zijn eigen spiegelbeeld. Zijn ogen vernauwden zich, terwijl hij zich afvroeg wat alle anderen zagen als ze naar hem keken, wat hen ertoe bracht hun kinderen naar de overkant van de straat te slepen.

Zagen ze hun eigen gebrek aan kennis? Of was het angst, of was hij misschien een uitdaging voor hun bekende onwetendheid. Ze wilden onwetend blijven van de ware gevaren van de wereld. Hij was hier om hen te redden en toch behandelden ze hem alsof hij een demon was. Alleen de onschuldigen vingen ooit zijn blik... kinderen, als hun ouders ze wegtrokken.



*****



Kyoko stond in de voorkamer, blij dat Suki de enige was die daar ook was. Ze lachte zenuwachtig in zichzelf terwijl ze haar eerste kop koffie maakte. Ze wist dat de jongens haar zouden terugpakken voor haar kunstje van gisteravond. Ze slikte terwijl ze eraan terugdacht; dat de hele vloer dreunde vanwege het lawaai, en dat ze door de gang rende in een poging haar kamer te bereiken voordat ze haar inhaalden.

Ze had Toya achter haar aan horen rennen, terwijl hij haar alle obsceniteiten uit het boek toeschreeuwde. Ze wisten allebei dat als hij haar had ingehaald, hij haar geen pijn zou hebben gedaan.

In haar vlucht naar haar schuilplaats, ging ze de hoek om en zag Kyou in zijn deuropening staan. Hij droeg een zwarte zijden pyjamabroek die gevaarlijk laag op zijn heupen hing. Zijn lange zilverkleurige haar zat perfect, zelfs midden in de nacht. Het waren zijn ogen die er bijna voor hadden gezorgd dat ze zich had omgedraaid en de andere kant op was gevlucht. Ze waren als gesmolten goud, smeulend, en recht op haar gericht toen ze langs hem liep en haar kamer binnenging.

Kyoko draaide zich om in de deuropening en slaakte een gil toen ze Toya door de gang op haar af zag stormen. Ze had durven zweren dat net toen ze de deur dichtsloeg, ze Kyou zijn voet een paar centimeter zag uitsteken, waardoor Toya struikelde en op plat op zijn gezicht viel.

Ze kon er nu om lachen.

Ze vertrouwde Kyou haar leven toe en hij leek te zorgen voor iedereen die in het gebouw woonde en werkte. Ze wist nauwelijks iets van hem, maar tegelijkertijd had ze het gevoel dat ze hem zo intiem kende dat ze er vaak van moest blozen.

De enige feiten die ze had, was dat hij meer geld leek te hebben dan god en dat hij ervoor zorgde dat iedereen meer had dan ze nodig hadden. Hij wist ook precies op welke paranormale zaken hij hen moest afsturen en welke wapens ze nodig hadden. Hij was de oudste broer van een aantal van de mensen die hier werkten... hoewel ze er nooit achter was gekomen hoe oud ze precies waren.

Toya was de op één na oudste, met donkerbruin haar dat zilveren strepen had in dezelfde kleur als dat van Kyou. Net als alle broers, had hij een lichaam waarmee hij zo in een ondergoedreclame zou kunnen meedoen. Je weet wel... het lichaam waarvoor een meisje stopt met alles wat ze doet om nog een keer te kijken.

Bij bijna elke opdracht die ze kreeg, was Toya haar partner en daardoor was ze veel om hem gaan geven. Hoe kon ze ook anders, hij had haar te vaak gered van de monsters waarvan normale mensen niet eens wisten dat ze bestonden. In veel opzichten kwam Toya het dichtst bij een held.

De volgende broer was Shinbe, met lang nachtblauw haar en amethistkleurige ogen. Hij leek het mysterie van de groep te zijn, hij gedroeg zich altijd als een perverseling en met zijn gevoel voor humor liet hij haar vaak over de grond rollen van het lachen. Maar op sommige momenten was hij bloedserieus. Op zulke momenten nam niemand in de groep hem voor lief.

De vierde broer, Kotaro, was rechercheur bij de politie en belast met de zaken die voor de plaatselijke politie onbegrijpelijk waren. Hij had lang donkerbruin haar en adembenemende ijsblauwe ogen. Terwijl de rest van de politie rondliep op zoek naar een menselijke verdachte, was het Kotaro's kleine groep die de zaak onder de aandacht van het paranormale agentschap bracht en hielp de demonen op te sporen. Verrassend genoeg stelden de plaatselijke ambtenaren, als de zaak eenmaal was opgelost, er nooit al te veel vragen over. Het was bijna alsof ze het niet wilden weten.

Tasuki en Yohji waren twee jongens die onder Kotaro werkten op het bureau. Kyou had hen uitgenodigd om hier te komen wonen, omdat ze vaker hier aan het werk waren dan op het politiebureau. Ze hadden ook de secretaresse van het politiebureau overgehaald om bij hen te komen werken. Haar naam was Suki, en Kyoko beschouwde haar als haar beste vriendin.

Kotaro overtuigde Kyou ook om twee helderziende broers uit te nodigen... Amni en Yuuhi, die een enorme aanwinst bleken.

De jongste van de broers, hoewel ze niet helemaal zeker was van de leeftijd omdat ze allemaal tussen de leeftijd van negentien en zevenentwintig leken te zijn, was Kamui. Zijn haar had allerlei kleuren met de meest verbazingwekkende amethistkleurige highlights. Ze wist zeker dat zijn ogen sneller van kleur veranderden dan een tiener van kleren... en dat wil wat zeggen.

Hij was het computerwonder van de groep, en kon in elke databank ter wereld inbreken om hun de info te geven die ze nodig hadden. Hij had al een paar keer bij hoge regeringsinstanties ingebroken, alleen om ze voor de gek te houden.

Ze draaide zich om met haar kop koffie zodat ze zich kon concentreren op waar Suki de laatste paar minuten over had gekletst; Kyoko verbrandde haar mond bijna toen ze naar Kyou keek.

Hij leunde weer tegen de deurpost, keek naar haar vanuit de deuropening van zijn kantoor met dezelfde blik die hij de avond ervoor had gehad. Toen ze in zijn ogen keek, voelde ze een rauwe, sensuele rilling door haar hele lichaam gaan.

Kyoko was vastbesloten om ooit uit te vinden hoe hij dat precies deed. Ze had vrouwen zien struikelen over hun eigen voeten wanneer Kyou bij zeldzame gelegenheid het heiligdom van het kantoor verliet en door de stad liep.

"Ik neem aan dat je goed geslapen hebt?" vroeg Kyou stoïcijns, hoewel Kyoko een vleugje amusement in zijn ogen bespeurde. "Ja, eigenlijk wel," verklaarde ze met een glimlach.

"Hmm, ik zou het nogal lastig vinden om in slaap te komen, met vier mannen die de hele nacht voor je kamer staan te ruziën over wie wel en wie niet je deur mag intrappen."

Kyoko draaide snel haar hoofd weg om haar blos te verbergen en staarde uit het grote raam dat uitkeek over de drukke straat. Soms kon het leven in dit gebouw echt hard zijn voor een meisjeshart... om nog maar te zwijgen over haar hormonen.

Ze voelde een rilling over haar rug gaan. Ze wist dat ze niet kon weglopen, dus probeerde ze haar gedachten de vrije loop te laten. Ze keek naar de overkant van de straat, naar de rij gebouwen tegenover dit gebouw... ze wenste dat ze in een van die gebouwen zat... tenminste tot de puberale spanning van gisteravond was overgewaaid.

Ze tuitte haar lippen toen ze aan de overkant van de straat een man zag staan. Het leek alsof hij haar recht aankeek, wat niet mogelijk was door het getinte glas... je kon naar buiten kijken maar niet naar binnen. Kyoko stapte dichter naar het raam en legde een hand tegen het getinte glas net naast haar zicht op hem.

De man straalde stilte en rust uit, terwijl alles om hem heen in een gehaast tempo bewoog. Hij straalde een kalme sereniteit uit die zowel verleidelijk als beangstigend was. Ergens diep in haar gedachten wist ze dat dat een leugen was... hij was degene die bewoog en al het andere stond stil in zijn aanwezigheid.

Hij droeg een donkere zonnebril, met een lange zwarte trenchcoat die zo openhing dat ze zijn strakke hemd eronder kon zien. Hij had het lichaam van een Griekse God en een volmaakt gezicht, ook al overschaduwde zijn lange donkere haar het grootste deel ervan. Iets aan hem schreeuwde gevaar en seks tegelijk uit. Hij zag eruit alsof hij ergens in de donkere eeuwen thuishoorde, bij draken en tovenaars.

Een visioen van hem, geknield, naakt en bloederig, met kettingen om zijn polsen, enkels en nek... in een lang vergeten ondergrondse spelonk, kwam in haar gedachten naar voren, en ze wilde het uitschreeuwen van angst. Kyoko voelde hoe ze door rivieren van bloed naar hem toe kroop... ze wilde hem redden. Ze voelde het letterlijk tegen haar huid en voelde haar kleding zwaar worden.

Terwijl de gevoelens en het beeld vervaagden, leunde Kyoko dichter tegen het glas en had het gevoel dat ze eigenlijk probeerde dichter bij hem te komen.

Darious voelde iets zijn ruimte binnendringen en vernauwde zijn blik langs zijn eigen weerspiegeling in het spiegelglas, tot hij het meisje zag dat naar hem keek. Gewoonlijk keken mensen weg zodra ze hem opmerkten, tenzij het onschuldige... kinderen waren. Hij had het nooit begrepen, maar kinderen waren nooit bang voor hem. Zijn donkere ogen streelden het meisje nieuwsgierig, en hij wist dat ze geen kind was.

Ze had lang, mooi, kastanjebruin haar dat noch steil, noch krullend was, maar een eigen leven leidde. Toen hij zijn blik verscherpte, zag hij glinsterende, smaragdgroene ogen, omgeven door verleidelijk donkere wimpers. Hij was in de war door de morbide fascinatie waarmee ze hem bekeek.

Hij gromde toen de zon plotseling achter donkere wolken verdween. Mensen hadden hem nooit geïnteresseerd... alleen demonen, en dan alleen lang genoeg voor hem om ze op te sporen en te doden. Op het moment dat ze zich van het raam wegdraaide, gebruikte Darious zijn kracht en maakte zichzelf onzichtbaar.

"Kyoko, heb je iets gehoord van wat ik gezegd heb?" Vroeg Suki, die in de gaten had dat ze de laatste paar minuten tegen zichzelf had gepraat.

Kyoko deinsde achteruit, draaide zich om en keek naar haar beste vriendin achter het bureau. "Oh... Umm... Huh?" Ze knipperde, "Wat is er?" Toen ze rechts van haar een schaduw zag, wierp ze een blik op Kyou’s kantoordeur. Ze ontspande toen ze zag dat hij weer verdwenen was.

Suki schudde haar hoofd, "Ik zei dat we over vijf minuten de ochtendvergadering boven hebben." Ze pakte een stapel papieren en liep om het bureau terwijl Kyoko zich weer naar het raam draaide. "Waar keek je eigenlijk zo moeilijk naar?" vroeg ze.

Kyoko's schouders zakten naar beneden toen ze zag dat de vreemdeling er niet meer was. Ze beet op haar onderlip en verwonderde zich over de teleurstelling. "Ik was op zoek naar een taxi, zodat ik aan de vergadering kon ontsnappen." Ze knipoogde naar Suki.

"Als ik niet van je hield, had ik je gisteravond na die terreuractie van je vermoord. Trouwens, ik heb er een paar mooie foto's aan overgehouden om online te zetten. Je had de blik op Kotaro's gezicht moeten zien toen hij zich realiseerde dat hij de TV had neergeschoten... Ik laat het je later nog wel zien." "Terreuractie?" verdedigde Kyoko zich schuldbewust. " En hoe noem jij wat zij voortdurend met mij doen...is dat dan beschaafd?"



Darious keek omhoog naar de naam die op het glas gedrukt stond boven waar het meisje had gestaan... 'Paranormaal onderzoeksbureau’. Hij sloot zijn ogen, voelde zijn weg door het gebouw en klemde zijn tanden op elkaar toen hij met zijn krachten op oude zielen stuitte. Hij ademde in toen hij haar vond vlak bij de bovenste verdieping van het gebouw. Ze liep recht op een groep zielen af die bezoedeld waren met niet-menselijke dingen... maar het waren geen demonen.

Op het moment dat hij zijn donkerbruine ogen opende begon het te regenen, de stoep werd nat, behalve waar zijn onzichtbare lichaam stond. Was dat de reden waarom ze hem met zoveel belangstelling bekeken had, omdat ze verbonden was met alles wat paranormaal was?

Hij liet zijn krachten nog een keer over haar ziel gaan, terwijl hij zocht naar demonische aanwezigheid in haar aura. Gedurende een paar seconden omringde zijn kracht haar en voelde hij hoe haar levenskracht omhoogkwam en hem rechtstreeks aankeek. Toen hoorde hij het... een echo van zacht gehuil waarvan hij zich alleen nog vaag kon herinneren dat hij het gehoord had boven het geluid van zijn eigen gekwelde geschreeuw uit. De enige keer dat hij dat geluid eerder had gehoord was op het moment dat de ketenen van de eeuwigheid waren verbroken. Toen hij zich een weg uit de put had gevochten, had hij het geluid gehoord en het was in zijn geheugen blijven hangen. Hoe dichter hij bij deze stad was gekomen... hoe levendiger de herinnering werd.

Waarom trok zijn borstkas bij de herinnering aan deze schreeuw nu samen en niet eeuwen eerder, toen het misschien belangrijk was? Waarom deed het er nu opeens toe? Darious schudde geïrriteerd zijn hoofd. Hij kon het verleden niet veranderen, dus waarom zou hij erbij stil blijven staan.



Op het moment dat Kyoko de deur opende naar de kamer waar iedereen wachtte, voelde ze dat iemand zijn armen om haar heen sloeg en ze haalde diep adem. Ze draaide zich naar rechts en staarde in de duisternis. In die duisternis zat hetzelfde gezicht dat ze aan de overkant van de straat had gezien... dit keer zonder zonnebril. Het waren zijn ogen die haar fascineerden... ze hadden de vreemdste kleur van wervelend zilver met een vleugje ijsblauwe accenten.

Kyou draaide zich naar de deur, voelde dat Kyoko dichterbij kwam, maar de vreemde blik op haar gezicht dwong hem tot actie. Hij haastte zich naar voren en ving haar op toen ze viel. Hij voelde dat iets onuitgenodigds haar aanraakte en het was zijn waarschuwende gegrom dat de bovennatuurlijke kracht om haar heen verjaagde.

In een kwade golf verliet het haar, net toen de donder tegen de ramen sloeg. Kyou vernauwde zijn gouden ogen terwijl hij haar bezitterig in zijn armen nam en haar zachtjes op de bank legde terwijl iedereen toekeek. Toen ze allemaal naar voren stormden, stak hij zijn hand op en gebood hen weg te blijven.

Darious trok zich terug en opende zijn ogen, en keek omhoog naar de bovenste verdieping van het gebouw. Hij kon de warmte van haar ziel nog voelen en het was de eerste keer dat hij het warm had gehad, voor zover hij zich kon herinneren. Het was ook lang geleden dat hij door de kracht van een ander was weggeduwd.

Hij lachte kil en boosaardig toen hij verdween. De droge plek op het trottoir werd donkerder toen de hemel zich opende in een stortbui.




Hoofdstuk 2 "Gevaarlijke Mythes"


Kyoko's gehoor kwam terug voor ze haar ogen opende. Toen ze Shinbe's stem hoorde aankondigen dat ze wel zwanger moest zijn, schoten haar ogen open en ze staarde hem met een doodse blik aan.

"Ik..." ze werd onmiddellijk afgekapt toen Toya haar in zijn armen trok en haar half tegen zich aandrukte.

"Doe dat nou niet! Je hebt me bijna een hartaanval bezorgd." Hij hield haar stevig vast tot hij zich herinnerde dat iedereen stond te kijken. Hij kreeg een zenuwtrekje in zijn kaak, omdat hij wist wat er nu komen ging.

"Aah, wat lief," grijnsde Kamui, "Toya is helemaal verliefd op Kyoko. Ik wist niet dat je het in je had."

Toya liet Kyoko zo snel los dat ze achteroverviel tegen de armleuning van de bank. "Je krijgt mijn vuist in je gezicht als je niet ophoudt, ettertje," gromde hij, maar zijn uitdrukking werd weer zachter toen hij een stap achteruit deed en op Kyoko neerkeek terwijl ze rechtop ging zitten. "Wat ik bedoelde te zeggen is... wat probeerde je te doen, de hartaanval van gisteravond afmaken?"

"Ga zo door en misschien doe ik dat wel," zei Kyoko met een grijns richting Toya. "Dan verstop ik me in Kyou's kamer."

"Waarom zou je je daar verstoppen?" vroeg Toya, die onmiddellijk jaloers werd.

Kyoko zuchtte en blies een lok haar uit haar ogen. Toya was intelligent en knap, maar soms wist ze bijna zeker dat hij het verstand van een vijfjarige had.

"Omdat Kyou's deur beveiligd is tegen nerds," antwoordde Kamui zonder op te kijken van zijn nieuwe laptop, die hij ver bij Toya vandaan hield. Toya gromde en draaide zich om naar de jongste van de groep. "Ga zo door Kamui, en ik laat je hele systeem crashen."

"Zegt de man die niet eens weet waar de entertoets zit op een toetsenbord" zei Kamui met één wenkbrauw opgetrokken. "Het verbaast me dat je de powerknop op een monitor weet te vinden."

Toya leunde naar hem toe, "Ik had het niet over je laptop." Zijn lippen vormden een boosaardige glimlach toen Kamui de laptop steviger vastpakte en in elkaar kromp.

"Genoeg!" Zei Kyou, en in zijn stem klonk autoriteit door. "Iedereen, zitten. Kyoko, je mag op de bank blijven liggen als je wilt, en nee Toya... ze hoeft hem niet met je te delen." Hij wierp zijn broer een geïrriteerde blik toe.

Toya mopperde iets over bepaalde mannen met stokken en microchips in hun reet voordat hij in Kyou's stoel neerplofte. Kyou bleef hem aanstaren met de doodse uitdrukking waar hij beroemd om was. Toen hij een rukje aan zijn hand voelde, keek hij naar beneden naar Kyoko, die haar voeten verplaatste zodat hij aan de andere kant van de bank kon gaan zitten.

Kotaro en Yohji grinnikten toen Kyou de uitnodiging aannam en ging zitten, met Kyoko's voeten op zijn schoot.

"Zoals jullie allemaal weten, is het vanavond Halloween," begon Kyou.

"Duh!" mompelde Toya, terwijl hij probeerde niet te staren naar Kyoko's voeten die tegen zijn broer aan lagen. “Wat betekent” ging Kyou verder terwijl hij naar Toya bleef kijken, “dat er vanavond meer paranormale activiteit dan normaal zal zijn.. Heidense rituelen zullen zoals gewoonlijk misgaan, en de toegenomen paranormale activiteit zal ook uit de hand lopen. We zullen allemaal extra waakzaam moeten zijn de komende 24 uur. Aangezien Halloweenfeesten langer zullen duren, omdat het zaterdag is... Ik denk dat jullie het wel snappen."

"Ja, ja, we snappen het." riep Toya uit. "Kijk uit voor naakte vrouwen die door de straat rennen en achtervolgd worden door lesbische gangbangers.

"Waar?" vroeg Shinbe luid, die nauwelijks nog iets had meegekregen sinds Suki was binnengekomen.

Kyou masseerde zijn voorhoofd omdat hij een lichte druk voelde opkomen. Hij en zijn broers hielden hun krachten goed verborgen voor de wereld, maar soms vroeg hij zich af of ze ze niet een beetje te veel verborgen hielden. Ze waren hier naartoe gestuurd om Kyoko veilig te houden zonder haar medeweten en daarnaast om de wereld te ontdoen van zoveel demonen als ze konden. Hij had het Bureau opgericht zodra hij zich realiseerde wat haar beroepskeuze was geweest.

Kotaro begon te praten. "De politie heeft mijn team vanavond op het stadsplein gezet vanwege de overbelasting van het politiekorps. Andere agenten zullen een oogje in het zeil houden, omdat vorig jaar de straatfeesten pas bij zonsopgang stopten en er die nacht verschillende mensen vermist raakten."

Kamui knikte en draaide zijn laptop om zodat iedereen het scherm kon zien. "Jongens, we hebben een heks in de stad."

" Vertel eens iets nieuws jongen... vanavond zijn er heel veel heksen in de stad," grijnsde Yohji. "Sommigen sexier dan anderen."

"Die heksen zuigen niet het leven uit kleine kinderen," Kamui wees naar een lijst met namen op de kinderafdeling van het ziekenhuis. "Al deze kinderen liggen in coma, en ze zijn allemaal in de afgelopen week in coma geraakt. De artsen staan voor een raadsel. In alle gevallen waren de kinderen in het donker buiten en uit geen van de tests die ze hebben gedaan blijkt dat ze gewond zouden zijn. Ze worden gewoon niet wakker."

Kyoko fronste terwijl ze zich probeerde te concentreren op de vergadering, wat moeilijk was want ze kon het vreemde gevoel dat haar was bijgebleven sinds ze de man aan de overkant van de straat had gezien niet van zich afschudden, het gevoel waarvan ze zou zweren dat het voelde alsof hij zijn armen om haar heen had geslagen.

Ze duwde de herinnering even weg en haar gezicht werd droevig bij de gedachte aan al die kinderen in het ziekenhuis. Ze had ooit gelezen dat als een heks een deel van je ziel wegnam, je in een diepe slaap viel. Dan zou je voor altijd nachtmerries hebben terwijl de heks zich voedde met je angst. Zaten al die kinderen nu vast in die nachtmerries, schreeuwend om iemand die hen zou redden?

"Ik wil wel meedoen aan de jacht op zoiets wreeds. Hoe herkennen we de heks als we haar zien? Heeft iemand er ooit een gezien? Zijn het niet gewoon mensen die een overdaad aan magie hebben gebruikt?" Ze begon vragen af te vuren terwijl ze probeerde rechtop zitten, maar Kyou legde zijn hand over haar enkels om haar daarvan te weerhouden.

Kyou keek niet naar Kyoko, hij hoopte dat ze niet zou denken dat hij opzettelijk zijn vingers als een armband rond haar enkels krulde. Op dit moment had hij een beschermende barrière om haar heen gelegd die alleen op zijn plaats werd gehouden door zijn aanraking... plus, hij wilde haar gewoon nog niet loslaten.

Hij had het krachtige aura die haar omringde net voor ze flauwviel gevoeld. En hoewel hij het van haar had weggeduwd... voelde hij de aanwezigheid ervan nog steeds. Dat alleen was genoeg om hem kwaad te maken. Hij had overal in het gebouw, in elke muur van elke hoek van elke verdieping demonenverklikkers geplaatst, zodat ze niet opgemerkt zouden worden.

Zijn goudkleurige ogen gingen naar het grote raam. Het weer voor vandaag en vannacht zou helder en koel moeten zijn, dus waar kwam die vreemde storm vandaan? Terwijl hij de regen nauwkeurig bekeek, zag hij een silhouet waar de regen niet doorheen kwam.

Omdat hij niet wilde dat de verschijning wist dat hij hem had gelokaliseerd, richtte Kyou zijn aandacht op Shinbe's overdreven vrolijke beschrijving van een heks.

"Een echte heks was nooit menselijk. Hun zielen zijn demonisch en eeuwig. Ze worden in leven gehouden door de levenskracht van kinderen te nemen en zich te voeden met hun nachtmerries. Dat is hun voedselbron. En wat hun uiterlijk betreft, aangezien ze al zoveel slachtoffers heeft gemaakt, zou ze nu een zeldzame vorm moeten hebben... jong, mooi, en zelfs engelachtig."

Shinbe schraapte zijn keel en wiste het erotische beeld dat in zijn geestesoog bleef hangen. "Ze laat haar ware gedaante pas zien als ze bezig is de levenskracht van een ander te nemen of in gevecht is. Hoe ze eruitziet als ze zich voedt, is echt afschuwelijk."

"Jij zult het wel weten," zei Toya met een donkere stem.

Shinbe zond Toya een blik die hem vertelde dat hij zijn mond moest houden en voor één keer had Toya het fatsoen om erover op te houden.

Yuuhi stond naast de stoel waar zijn broer Amni in zat, maar zijn ogen waren gericht op de regen buiten toen hij sprak. "Ze is in het centrum van de stad bij de straatfeesten, in de buurt van het kinderfestival, maar ze is niet de enige demon daar. Ze is op haar hoede voor degenen met krachten die superieur zijn aan de hare. Daarom is ze op voedseljacht... ze is krachten aan het opslaan voor het gevecht waarvan ze weet dat het komt. Ze gaat vanavond slachtoffers maken in haar vreetrazernij."

Tasuki kreeg kippenvel op zijn armen. "Ik haat het echt als je dat doet," mompelde hij terwijl hij naar Yuuhi's ogen keek. Het enige verschil tussen de jongen en een echte albino waren Yuuhi’s donkere ogen, en als hij een visioen kreeg, werden zijn ogen helemaal zwart... en dat was gewoon griezelig.

Terwijl Tasuki toekeek, richtte Yuuhi zijn ogen op hem en zijn zwartbruine pupillen werden weer groot en helder.

"Je krijgt vanavond niet met een heks te maken," Yuuhi draaide zich weer om en staarde naar de regen, alsof hij Tasuki niet net de stuipen op het lijf had gejaagd.

Tasuki balde zijn handen tot vuisten. Hij wist dat het kind hem niet zou vertellen wat hem dan wel te wachten stond. Hij besloot de anderen in de kamer te negeren, de meesten stonden zachtjes geamuseerd te grinniken. Hij liep naar de kasten met allerlei demonische wapens, haalde er een zakje zeezout uit en deed het snel in zijn zak.

Hij wist wel het een en ander van ware magie, en als zeezout de heks of de demonen die haar vergezelden niet doodde... dan zou het hem in ieder geval een voorsprong geven.

Amni grijnsde terwijl hij toekeek hoe Tasuki het zout pakte. Dit was te goed om voorbij te laten gaan. Zwijgend schraapte hij zijn keel en deed een zeer goede imitatie van een boze heks.

Tasuki sprong wel een halve meter omhoog en draaide zich om met een hand op zijn hart, terwijl hij naar de blonde helderziende staarde.

"Goed gedaan Amni!" riep Toya uit.

"Rot toch op!" gromde Tasuki.

"Tasuki!" waarschuwde Kyoko. "Wil je dat ik grootvader weer roep?"

Tasuki verstijfde en voelde een ijzige rilling door zijn lichaam gaan. Ja, er waren dingen waar het agentschap mee te maken had die hem doodsbang maakten... maar niets was erger dan een bezoek van de meester van alle terreur... Grootvader Hogo.

"Niet nodig Kyoko, hou die mafkees vanavond gewoon bij me uit de buurt," antwoordde Tasuki uiteindelijk, en hij hoopte maar dat de oude man vanavond niet in het centrum van de stad zou opduiken. Hij had de gewoonte om zomaar uit het niets te verschijnen als ze op demonenjacht waren.

Amni grijnsde opnieuw naar hem, knipoogde suggestief om Tasuki te laten blozen voordat hij zich weer naar de groep keerde. Hij drukte zijn vingertoppen tegen elkaar en sloot zijn ogen terwijl hij zijn zichtvermogen opriep. Achter zijn oogleden versnelde de tijd, de dag veranderde in nacht, en hij vloog langs de enorme wolkenkrabbers van de binnenstad. Amni bevond zich abrupt in het midden van de stad in het donker en was omringd door verklede mensen in Halloweenkledij.

Hij richtte zijn bovennatuurlijke blik in alle richtingen en ademde langzaam in, op zoek naar de dingen die er niet hoorden... het waren er zo veel. Vervormde schaduwen kronkelden om hem heen, absorbeerden mensen uit alle richtingen voor ze uit het zicht verdwenen. Spookachtige spinnenwebben vlogen om hem heen, alsof ze hem wilden aanvallen, maar er was niets.

Op de rand van zijn bewustzijn, hoorde Amni iets onheilspellends, bijna als demonische klauwen die over metaal schraapten. In de verte schreeuwde iets waardoor hij terug naar het heden werd getrokken. Hij voelde een kleine hand op zijn schouder en keek op in de wetende ogen van Yuuhi. Op dat moment merkte Amni dat hij op de grond lag en dat de stoel waarop hij had gezeten, was omgevallen.

"Vanavond moet er niemand alleen naar buiten gaan,' was alles wat Amni zei, terwijl hij zich van zijn broer afwendde en ze beiden naar de regen keken. Het silhouet verdween en de regen viel in de lege ruimte.

"We werken allemaal in groepjes van twee samen en iedereen neemt zijn mobiele telefoon mee." beval Kyou. "Kamui zal iedereen vanaf hier volgen, dus bel hem als je in de problemen komt. Degene die het dichtstbij is, komt je te hulp. Yuuhi en Amni zullen bij Kamui blijven, zodat hij eventuele waarschuwingen kan doorgeven als het op hen aankomt."

Kyou keek naar Kotaro, "Kotaro, jij en Yohji gaan patrouilleren op het stadsplein voor het politiebureau, en waar ze Tasuki heen sturen gaat Shinbe ook heen. Toya en Kyoko zullen zich verkleden om op te gaan in de festiviteiten, en om eventueel hun identiteit veilig te houden mocht er iets gebeuren dat we niet konden voorzien. Jullie patrouilleren in de kinderzone, op de uitkijk naar de heks." Hij gaf een lichte knik naar Kyoko, omdat hij wist dat dat haar intentie was.

"Amni, jij en Yuuhi fungeren ook als 'opruimploeg'. Mocht er iets uit de hand lopen met te veel toeschouwers, dan moeten jullie klaarstaan." Hij wierp hen een zwijgende blik toe om hen te laten weten dat ze indien nodig de geheugens van alle levende wezens die ze konden bespeuren, moesten wissen. "Suki wacht met de bus van het Bureau op iedereen die wapens of een lift nodig heeft."

Toya sloeg zijn armen over elkaar. Hij was blij dat hij vanavond bij Kyoko zou zijn, zelfs als dat betekende dat hij zich zou moeten verkleden voor demonenavond. Hij kreeg argwaan toen hij zich realiseerde dat Kyou zijn eigen positie voor de nacht niet had uitgesproken.

"En jij dan?" vroeg Toya achterdochtig.

Kyou vernauwde zijn blik naar het raam, hij wist dat ze niet langer alleen in de kamer waren. Hij had de lucht voelen verschuiven door bewegingen die hij niet zag en de verborgen kracht daarin was verbijsterend.

"Deze bijeenkomst is voorbij," Kyou hield zijn stem kalm maar veeleisend om de anderen niet te alarmeren.

In het begin bewoog niemand, omdat iedereen wachtte tot Kyou als eerste vertrok zoals hij gewoonlijk deed na vergaderingen. Toen het duidelijk was dat hij niet wegging, stonden ze een voor een op en verlieten de ruimte. Kyoko begreep de hint ook toen Kyou haar enkel losliet. Binnen enkele ogenblikken, was de kamer leeg en deed Kyou de deur achter hen op slot zodat niemand hem zou storen.

Hij leunde met zijn rug tegen de deur terwijl hij naar de lege kamer keek.



Kyou liet zijn verhoogde zintuigen elke vierkante centimeter van de ruimte scannen voordat hij naar het raam keek. Hij staarde aandachtig naar een plaats direct naast het raamkozijn. Hij wist dat dit dezelfde entiteit moest zijn die ervoor had gezorgd dat Kyoko een paar minuten eerder bewusteloos was geraakt. Wat hij niet kon achterhalen was waarom. Het had duidelijk geen kwade wil... het voelde bijna alsof het gewoon op bezoek was.

Echter, Kyou kon het gevoel dat hij deze entiteit eerder had gevoeld niet loslaten. Wat het ook was, Kyou wist dat hij zijn geheimen en waarom het daar was moest ontdekken. In de tussentijd leek het hem een goed idee om naar zijn schuilplaats te staren totdat het zich voorstelde of wegging.

Darious zat op de brede vensterbank en leunde met zijn rug tegen het kozijn in een ontspannen houding met een been opgetrokken. Hij had alles gehoord en het had hem een vreemd gevoel van saamhorigheid gegeven dat hij probeerde te negeren. Hij had altijd alleen tegen de demonen gewerkt en hier had hij een hele kamer vol met ... ja, wat? Mensen was niet het juiste woord voor sommigen van hen, ook al was dat hoe ze zich voordeden.

Zijn bewijs was het feit dat de man in de kamer wist dat hij er was, ook al kon hij hem niet zien. De blik die de man hem toewierp, was echter een uitdaging voor zijn aard. De zilverharige man was geen mens... hij was geen demon... wat was hij dan wel in godsnaam? Darious fronste een beetje totdat een krachtig aura door de kamer naar hem toe zweefde. Het was niet bedreigend... het gaf alleen aan dat de man precies wist waar hij was.

Darious vernauwde zijn ogen naar de man... Kyou, werd hij genoemd. Waar had hij die naam eerder gehoord? Hij bevroor halverwege een ademteug en zijn donkere ogen werden bodemloze putten. Dat was onmogelijk.



Toen hij terug was gegaan naar het klooster en het verlaten had aangetroffen en het standbeeld verdwenen was, had hij de tunnels onder het puin doorzocht en de verloren rollen gevonden die betrekking hadden op de Bewakers. Het was in die boeken dat hij had gelezen over Kyou en zijn broers. In de geschriften van de monniken stond dat de Bewakers hun priesteres omringden en de wereld beschermden tegen demonen.

Hij had gedacht dat de Bewakers een mythe waren... niets meer dan de hoop van de mens toegevoegd aan de voorspelling van de duistere rollen. Hij zocht in zijn geest naar wat de rollen werkelijk hadden gezegd, maar het was hem ontgaan omdat hij geen aandacht aan de fabeltjes had geschonken. Hij had de rollen gelaten waar hij ze gevonden had. Jaren later was hij teruggekeerd en had ontdekt dat er nog een rol aan toegevoegd was. Die rol ging over de Bewakers.

Eén ding dat hij zich herinnerde van de nieuwe rol was dat hij ouder was dan de Bewakers en dat zij deze wereld hadden verlaten op hetzelfde moment dat het zegel van de hel was verbroken. Zelfs de monniken hadden niet begrepen waarom ze hem in de steek hadden gelaten in zijn donkerste tijden.

Nu waren ze terug en deden zich voor als mensen... leefden tussen hen alsof ze erbij hoorden, terwijl hij in de kou stond om de demonen te bestrijden alsof het zo moest zijn? Waarom accepteerden de mensen de Bewakers, maar keken ze hem altijd angstig aan? Het enige wat de mensen hem ooit hadden aangeboden was eenzaamheid.

Darious stond rechtop en verborg zijn verlangens weer achter de harde muren waarin hij ze gevangenhield. Als hij zichzelf toestond te voelen, dan zou hij alleen maar pijn vinden... die les had hij op de harde manier geleerd. Hij had nog nooit iemand nodig gehad en hij was niet van plan om daar nu mee te beginnen.... Hij snauwde in stilte naar de man voordat hij wegging, het raam verbrijzelde toen hij vertrok.

Kyou stond daar met zijn handen in zijn broekzakken terwijl hij de wind door zijn lange haar liet waaien. Hij trok een wenkbrauw op en vroeg zich af wat hij had gedaan om de entiteit kwaad te maken. Hij was niets wijzer geworden... maar nogmaals, de vertrouwdheid ervan achtervolgde hem. Iets zei hem dat het niet de laatste keer was geweest dat ze elkaar tegenkwamen.

Hij draaide zich naar de deur en glimlachte. Hij trok hem snel open en stapte net op tijd achteruit om iedereen naar binnen te zien vallen.

Ze waren de kamer uitgegaan, maar zodra Kyou de deur achter zich op slot had gedaan, hadden ze zich er omheen gedrongen, hun oren tegen het gepolijste hout. Ze werden allemaal verrast toen de deur abrupt werd opengetrokken, waardoor ze allemaal voorover op de grond vielen.

"Ik neem aan dat dit betekent dat jullie allemaal een lesje luistervinken nodig hebben," zei Kyou voor hij de kamer uit liep. "En Suki, bel een glaszetter om het raam te repareren."



*****



Toya trok grommend van frustratie aan de kraag van zijn shirt. Laat het maar aan Kyou over om een manier te vinden om hem aan te kleden. De uitdossing leek bijna op wat die suffe vampiers in films altijd aanhadden, compleet met een kanten frutseltje om zijn nek. De broek kwam maar tot zijn knieën en hij droeg witte kousen. Kousen? Wat dacht Kyou dat hij was... een doetje?

Toya had de pruik niet opgezet en vond het maken van een lage staart in zijn lange haar, met een paar lokken die aan de zijkanten vielen wel genoeg. Het enige deel van het uitgebreide kostuum dat hem wel beviel was de lange zwarte mantel met capuchon en rode voering. Die paste eigenlijk heel goed bij de rest van de outfit. Het andere pluspunt was dat hij had gezien dat Kyoko's ogen oplichtten toen ze hem die mantel had zien dragen.

Zijn gouden ogen werden zachter toen hij naar haar keek. Ze had hem de meest sexy vampier genoemd die ze ooit had gezien. Zijn blik volgde haar lichaam met dezelfde waardering.

Ze was gekleed in een even gedetailleerde outfit als de zijne, maar het stond haar een stuk beter. Kyou had een jurk voor haar uitgezocht die deed denken aan het Koloniale tijdperk. Het was een mooie combinatie van rode en zwarte ruiten met een kleine wattering aan de achterkant die, volgens Toya, leek te wiegen bij elke stap die ze zette. Ze hield een zwarte kanten parasol vast en had een vrouwelijke hoge hoed in haar kastanjebruine haar opgestoken met als enig doel stijlvol te zijn.

Het enige probleem met Kyoko's outfit was dat de voorkant kort was... hij kwam slechts tot halverwege haar dij, terwijl de achterkant lang was en over de grond sleepte. De bovenkant van het lijfje was ook laag uitgesneden en toonde meer decolleté dan Toya ooit wilde dat iemand anders behalve hij zou zien....

Het eerste woord dat in hem opkwam was verleidelijk, maar dat compliment had hij niet met haar gedeeld. Hij had haar alleen maar geplaagd door haar te zeggen dat zij de reden van de eerste verliefdheid van de jongetjes op het kinderfeest zou zijn.

Ondanks Kyou's eventuele innerlijke perversiteit die door de outfit naar boven kwam, moest Toya toegeven dat zijn broer een onberispelijk stijlgevoel had laten zien door deze outfit voor haar te kiezen. Geen van beiden had de griezelige monsterlook, dus was het perfect om rond te hangen tussen de kinderen op de festiviteiten. Als de visioenen van Kamui en Amni juist waren, zou de heks zich vanavond nog voeden met een kind.

"TEST!"

Kyoko legde een hand tegen de zijkant van haar hoofd en huiverde een beetje terwijl Toya gromde naar het zendertje in zijn oor.

"Zet dat volume zachter, jij helse nerd!" riep Toya luid uit, in de hoop dat Kamui's luidsprekers zouden barsten.

Kamui giechelde, "Sorry, ik kon het niet laten. Oh en Toya, als je Kyoko wil blijven uitkleden met je ogen, doe dat dan niet hier."

"Hoe in godsnaam...?" mompelde Toya terwijl hij om zich heen keek.

Kyoko grijnsde en legde een hand op Toya's arm om zijn aandacht te trekken, en wees toen naar de verkeerscamera die boven op het stoplicht was gemonteerd.

"Klootzak," gromde Toya. "Hij heeft weer ingebroken in de verkeerscentrale." Hij grijnsde en keek naar Kyoko. " Zal ik hem eens een showtje geven?"

Kyoko sloeg Toya op zijn arm en staarde hem aan met een rode blos op haar wangen.

"De enige die Kyoko naakt gaat zien ben ik," riep Kotaro goedmoedig uit ergens binnen de vijf stadsblokken die waren afgezet voor de Halloween feesten. "Ik ben degene van wie ze echt houdt."

"HA!" riep Kamui uit. "Kyoko gaat meer voor de stille types, wat mij op dit moment aan de leiding zet."

"Je schreeuwde net in haar oor met je verdomde “TEST”... hoe maakt dat jou in godsnaam het stille type?" stelde Toya.

"Willen jullie allemaal ophouden met die grapjes?" eiste Tasuki. "We zijn hier om demonen te zoeken, niet om over Kyoko's seksleven te discussiëren."

"Wat denk je van een gebrek aan seksleven?" vroeg Yohji, wat een nieuwe ronde van gegrinnik veroorzaakte.

"Als jullie nu eens allemaal stil zijn?" beval Kyoko, plotseling boos omdat ze tien tinten rood bloosde. "Het feit dat ik geen vriendje heb betekent niet dat jullie daar grapjes over mogen maken. `

Toya's uitdrukking verzachtte en hij trok Kyoko naar zich toe in een knuffel. "Het spijt me," fluisterde hij.

"OH MIJN GOD, ZET HET OP SOCIAL MEDIA... TOYA HEEFT ZICH NET VERONTSCHULDIGD!" schreeuwde Kamui in de microfoon.

"Weet je," verklaarde Toya. "Ik ben bijna geneigd om terug te gaan en hem een schop onder zijn kont te geven."

Kyoko giechelde, "Maak je daar nu maar geen zorgen over. Je krijgt je lolletje later wel."

Ze glimlachte verlegen toen ze zich bedacht dat Toya dat op een andere manier kon opvatten dan ze had bedoeld. Toen hun blikken elkaar kruisten, zag ze dat zijn haar rond zijn gezicht was gevallen, dat zacht en teder was in het schemerige licht. Ze stopte een haarlok achter zijn oren en kuste hem op zijn wang.

Toya kon alleen maar ademhalen terwijl hij bloosde bij de dubbelzinnige opmerking en het gevoel van haar zachte lippen tegen zijn huid. Hij glimlachte ondeugend naar de verborgen camera en stak zijn tong uit voordat hij Kyoko's hand pakte en haar langzaam door de mensenmassa om hen heen leidde. Haar laatste opmerking had tenminste iedereen stil gekregen.



Het straatfeest was in volle gang, met bands die optraden op elke straathoek en in iedere club. De halve maan stond hoog aan de hemel en wierp verwrongen schaduwen om hen heen. Ze hadden aan de andere kant van het plein geparkeerd omdat Kyoko overal langs wilde lopen en een indruk van het gebied wilde krijgen voordat ze bij het kindergedeelte kwamen.

Ze hield Toya tegen en wees naar een afvoer bij het trottoir.

Toya knikte terwijl hij haar hand losliet en er dichter naar toe stapte. "Hé Kamui, er is een rooster verwijderd uit de afvoerput in de buurt van..." hij keek om zich heen naar het dichtstbijzijnde herkenningspunt, dat zich toevallig vlak voor de afvoer bevond.

Hij trok een donkere wenkbrauw op, "het huis van geschreeuw... verdomme, dat is echt cliché. Wil je dat we daar gaan kijken?"

"Yohji en Kotaro kunnen het bekijken als ze lang genoeg kunnen stoppen met Kyoko te pesten." antwoordde Kamui met een geïrriteerde stem.

Toya gromde terwijl hij zich omdraaide, en zag dat Kotaro zijn arm om Kyoko's schouders had gelegd terwijl Yohji ‘s arm rond haar middel lag, zijn hand gevaarlijk laag op haar heup. Toya wreef met zijn hand over zijn voorhoofd alsof hij pijn had voor hij lange, vastberaden stappen in hun richting zette.

Ze sprongen onmiddellijk achteruit, terwijl ze allebei hun handen achter hun rug klemden en zo onschuldig mogelijk keken. Kotaro had zelfs het lef om al fluitend naar de gebouwen om hen heen te kijken, alsof dat de meest fascinerende dingen op aarde waren.

"Kotaro," gromde Toya, "blijf met je handen van Kyoko af."

Kotaro pruilde en Toya richtte zijn blik op Yohji, die stom genoeg was om terug te kijken.

"Haal het niet in je hoofd," verklaarde Toya. "Gaan jullie nu die afvoer onderzoeken of moet ik jullie erin gooien?"

Kotaro deed zijn armen omhoog alsof hij zich overgaf: "Goed, goed... we doen het. Maar jij betaalt de stomerijkosten." Hij trok Yohji snel weg toen hij merkte dat die idioot Kyoko op haar wang probeerde te kussen. "ophouden stomkop, anders zijn demonen niet het enige waar je tegen moet vechten vanavond."

Kotaro raakte zijn oortje aan, "Hey computernerd, waar leidt deze afvoer heen?"

"Wacht even, ik ben aan het zoeken," zei Kamui langzaam. "Ik denk... ja, ik heb het! De afvoer loopt recht onder het spookhuis recht voor je. Eens kijken, het is een behoorlijk oude plek... geef me een minuutje."

"Vertel ons gewoon of er een weg is naar de riolering van het huis," riep Yohji.

"Waar denk je verdomme dat ik naar op zoek ben?" schreeuwde Kamui terug. "Ik zweer het, jullie schijnen allemaal te denken dat deze dingen altijd makkelijk te vinden zijn. Daar is onderzoek voor nodig, verdomme!"

"En dat zegt iemand die in zijn slaap in de CIA-database kan inbreken”, zei Yohji terwijl hij Kotaro aankeek.

"ja ja, het zal wel, we laten jullie drie er over discussiëren," zei Toya. "Ik neem Kyoko mee naar het kindergedeelte van het festival, zodat wij ons deel kunnen doen."

Toya sloeg zijn arm rond Kyoko's schouders en leidde haar weg van hen. Ze bevroren echter toen ze Kamui's stem weer in het oortje hoorde.

"Eh, mensen... we hebben een probleem."

"Wat is er, kleintje?" vroeg Toya, zijn stem veranderde van toon door de ernst die Kamui uitstraalde.

"Die afvoer leidt het huis in, jawel... door de kelder. Hij leidt ook naar de plaatselijke begraafplaats, zo'n vijf straten verderop. Blijkbaar werden de tunnels gegraven tijdens een soort revolutie. De plaatselijke legende zegt dat het een ondergrondse 'snelweg' was voor demonenactiviteit."

"Verdomme, ik ben blij dat ik jullie niet ben. Het is klote om jullie nu te zijn," zei Toya met een grijns. "Hé, Shinbe, Tasuki, denken jullie dat jullie deze dames kunnen komen helpen?"

"Het spijt me Toya," zei Shinbe over de radio. "Maar Tasuki en ik zitten aan de andere kant van het plein en helaas zijn we momenteel met ons eigen werk bezig."

"ja," verklaarde Tasuki en schreeuwde toen.

"Tasuki?" Vroeg Kyoko. "Gaat het?"

"Hij is in orde," zei Shinbe terwijl hij probeerde niet te lachen. "Hij heeft alleen de schrik van zijn leven gekregen van een oude man en een tienerzombie-wannabe. Hé Tama, leuk kostuum.

"We zijn van gedachten veranderd, we komen," gromde Tasuki. "Verdomde oude man, hij weet me altijd de stuipen op het lijf te jagen."

Kyoko en Suki giechelden. Het leek erop dat grootvader Hogo Tasuki had gevonden.

"Doe grootvader de groeten van mij en zeg dat ik hem morgen bel," zei Kyoko.

"Ik vertel die gast helemaal niets!" riep Tasuki nors uit.

"Vertel het hem, of anders…" waarschuwde Kyoko, terwijl haar smaragden ogen stormachtig werden.

Kotaro, Yohji en Toya deden twee grote stappen achteruit. Als Kyoko die uitdrukking op haar gezicht kreeg, was er maar één goed idee... rennen.

"Uhm, we gaan verder en we gaan binnenkijken" zei Kotaro aarzelend. "We houden je op de hoogte van wat er allemaal gebeurt."

Zelfs Yohji had geen aansporing nodig. Ze deden nog een paar stappen achteruit alsof ze bang was dat Kyoko hen zou aanvallen als ze zich omdraaiden voor ze haastig naar het huis liepen.

"Kyoko," zei Toya verwonderd. "Je bent eng, weet je dat?"

Kyoko grijnsde. "Het zit in de familie.”

"Vertel mij wat." mompelde Tasuki in haar oortje.

Suki kon weer lachen, "En jullie vragen je allemaal af waarom ik zo graag met jullie werk."

"Suki, lieverd," zei Shinbe zacht. "Je kunt eng doen wat je wilt... het zorgt er alleen maar voor dat ik je nog liever wil."

"Shinbe, hou je mond," zei Suki gefrustreerd.




Hoofdstuk 3 "Spookhuis"


Darious stond in de schaduw en keek toe hoe de groepsleden verschillende kanten opgingen. Hij had niet eens de moeite gedaan om zich onzichtbaar te maken, want uitgerekend vanavond zou hij niet opvallen. Zijn ogen vernauwden zich toen hij zag dat Toya zijn arm over de schouder van de vrouw had geslagen. Hoe kwam het dat zij zo geaccepteerd waren binnen de menselijke kring... terwijl hij altijd was afgewezen? Wat maakte de Bewakers zo verdomde speciaal?

Zijn peinzende blik streelde Kyoko's gezicht toen ze glimlachte. Hij wist dat ze niet bang voor ze was, maar in plaats daarvan tussen hen stond alsof ze er thuishoorde. Wat hij er niet voor zou willen geven om haar zo naar hem te zien glimlachen...als naar een man in plaats van een monster. In zijn borst verstrakte er iets, maar Darious schudde zijn melancholie van zich af en richtte zijn aandacht weer op de twee agenten die het geïmproviseerde spookhuis binnengingen.

Hij kon de demonische activiteit binnen voelen, maar hij was meer geïnteresseerd in de bron van de demonische activiteit. Hij moest degene die aan de touwtjes trok zien te vinden. Vernietig de leider en je vernietigt hun ondergeschikten. Het was een eenvoudig concept dat de meesten te gemakkelijk over het hoofd zagen... tot je daadwerkelijk tegenover een heerser kwam te staan in een gevecht. Dan bleek het meestal toch minder eenvoudig.

Allereerst moest hij de meesterdemonen vinden en doden. De Bewakers konden de rest van het ongedierte vanavond wel aan... de makkelijke doelwitten. Hij draaide langzaam zijn hoofd en staarde in de richting van het kerkhof voordat hij verdween.

Kamui slurpte luid van zijn bosbessenslushy en kauwde toen even op het rietje. Hij zag de verdwijntruc van de man die Kyoko had gestalkt sinds zij en Toya waren aangekomen en hij grijnsde. Hij draaide zich naar een van de laptops die naast hem openstonden en scande het beeld van Darious.

Zo, je hebt ons eindelijk gevonden,' dacht Kamui bij zichzelf. Hij zorgde ervoor dat hij die bepaalde gedachte weghield van Amni en Yuuhi. Hij had zich vaak afgevraagd of de duistere engel nog steeds door het land struinde.

Hij vergrootte de foto en zijn glimlach vervaagde toen hij de eenzame blik in de ogen van Darious zag.



***



Kotaro en Yohji naderden de vrouw die bij de ingang van het Huis der Schreeuwen stond en gingen naar binnen. Ze zagen onmiddellijk een bord dat aangaf dat er niemand onder de achttien werd toegelaten, wat betekende dat er ID-controle zou zijn.

"Wat is er zo belangrijk aan die leeftijdsgrens? Hebben ze naakte zombies of zo?" grapte Yohji, terwijl hij stiekem hoopte dat hij gelijk had.

"Het spijt me heren," zei de vrouw. "Het kost tien dollar om binnen te komen."

Yohji verslikte zich. "Twintig dollar? Dat is gewoon diefstal."

Kotaro toonde haar zijn badge en glimlachte. "Je wilt ons geld niet en het is tijd dat je gaat pauzeren."

De badge trok de aandacht van de vrouw en ze volgde hem met haar blik, niet in staat om weg te kijken toen hij zachtblauw opgloeide.

"Ik wil je geld niet," herhaalde ze met een verdwaasde stem.

Kotaro wierp een blik op Yohji, zijn glimlach was verdwenen. "Laten we gaan."

Ze liepen naar binnen. De vrouw bij de ingang bleef hoofdschuddend en verward achter, voordat ze een blik op haar horloge wierp en besloot dat het tijd was om een hapje te gaan eten.

De voordeur ging achter hen dicht en de twee mannen keken om zich heen. De voorkamer had de vorm van een zeshoek, met kleine ronde tafels in elke hoek. In het midden stond een grotere ronde tafel met verwelkte bloemen en namaak rottend fruit in een schaal. Alles was bedekt met zaagsel en nepspinnenwebben.

Beide mannen werden zeer alert toen ze het bord met het woord 'Ingang' in scheve letters gekrabbeld zagen naast een deur waar een gordijn voor hing, en waar geen gids meer stond. Uit de luidsprekers klonk griezelige pijporgelmuziek, die de kamer een sfeer gaf die naar zij aannamen eng was bedoeld, maar die vooral afgezaagd overkwam.

"Het lijkt wel een begrafenis," mompelde Yohji. "Ze hebben hier zelfs een doodskist."

Yohji liep naar de kist en uit morbide nieuwsgierigheid tilde hij het deksel op. Hij had direct spijt van zijn beslissing en hij trok zijn neus op bij de geur.

"Kotaro... zeg me dat dit nep is," smeekte Yohji zachtjes terwijl hij ineenkromp.

Kotaro was al onderweg in de richting van het gordijn dat de volgende deur bedekte. Hij keerde terug om in de kist te kijken en draaide zich onmiddellijk om. Op bebloed satijn lag een half opgegeten mens, grotesk gedraaid zodat de twee helften van zijn lichaam in twee verschillende richtingen keken, drie als je de manier meetelde waarop zijn hoofd was gekanteld.

Dit was een onschuldig persoon die zich waarschijnlijk vrijwillig had aangemeld voor een avondje plezier, om te doen alsof hij uit de kist zou opstaan en de spookhuisbezoekers de stuipen op het lijf te jagen als ze de kamer binnenkwamen. Maar deze man zou nooit meer opstaan... tenminste dat hoopte Kotaro.

Kotaro sloot het deksel van de kist. Er was niets meer dat ze voor de man konden doen.

"Ik denk dat dit verklaart waarom er geen gids naast de deur staat," mompelde Yohji terwijl hij zich terugtrok van de kist en een verlangende blik wierp op de deur waardoor ze waren binnengekomen.

"hier heb je voor getekend Yohji," zei Kotaro. "Je wist het toen Kyou je de baan aanbood. Het enige wat we kunnen doen is ervoor zorgen dat er niet meer slachtoffers eindigen zoals deze arme jongen."

Hij legde zijn hand op zijn oortje, hij wist dat de anderen luisterden. "Het eerste lichaam hebben we al."

"En de duivelsnacht begint," zei Kamui zacht.

Kotaro liet zijn hoofd zakken, terwijl hij hoopte dat het hiernamaals vriendelijker was voor de verminkte man, maar iets trok al snel zijn aandacht op de vloer naast de kist... bloederige voetafdrukken.

"Hé Yohji," zei Kotaro zacht en stapte weg van de kist. "Moet je kijken," eindigde hij, en hij wees naar het tapijt.

Yohji staarde naar wat bloederige voetafdrukken leken te zijn. De afdrukken gingen over het tapijt en verdwenen achter de gordijndeur.. Het waren geen menselijke voetafdrukken. Voor zover hij kon zien, waren ze vreemd gevormd met abnormaal lange tenen en nog langere teennagels.

Kotaro legde een vinger op zijn lippen om stilte te manen en Yohji knikte, terwijl hij zijn geweer uit zijn holster haalde. Yohji vormde de achterhoede en volgde Kotaro naar de volgende kamer achter het gordijn.

Ze waren al een paar kamers verder in het doolhof van stroboscooplichten en geschreeuw via bewegingssensoren en begonnen zich te ontspannen, in de veronderstelling dat de rest van het huis leeg was. Tot ze de hoek omgingen naar de volgende kamer. Ze bevroren toen ze een groepje springende en gillende huisbezoekers aantroffen, sommigen lachend om het tafereel dat zich voor hen afspeelde.

Tegen de muur achter een roodfluwelen touw stond een opstelling uit een van de Chainsaw-films... een van Kotaro's favorieten. Het enige probleem was dat de man die de kettingzaag in het lichaam op de met bloed bedekte tafel dreef, geen mens was. Maar het lichaam op de tafel was wel echt... en nog in leven. De vrouw was vastgebonden en schreeuwde, smeekte om hulp, maar de bezoekers dachten dat het bij de show hoorde.

Kotaro voelde gal opwellen in zijn keel en staarde naar het monster dat een echte mensenhuid over zijn gezicht had gespannen. Ongetwijfeld van een ander arm mens dat deze nacht het slachtoffer was geworden van deze griezel.

"Waarom hebben we buiten geen geschreeuw gehoord?" fluisterde Yohji vol afschuw.

Kotaro bewoog toen de kettingzaag in de richting van het bebloede been van de vrouw zakte. Op het moment dat de flikkerende lichten even uitgingen, sprong hij over het touw en hakte naar het plafond waardoor er een pijp barstte en er koud water op de horrorfanaten neerviel.

"Zorg ervoor dat deze mensen door de voordeur weggaan," siste Kotaro in het oortje naar Yohji terwijl hij zijn Beretta tevoorschijn haalde. "Ik regel dit wel."

Yohji knikte en navigeerde de mensen de kamer uit en terug door de salon. Hij deed de deur achter hen op slot zodat er niemand meer binnen kon komen. Yohji had het gevoel dat er vanavond veel mensen hun geld terug zouden vragen, maar beter teleurgesteld dan dood.

Hij ademde luid uit, keerde zich van de deur af en verstijfde van schrik toen het lichaam in de kist plotseling rechtop ging zitten. Het bewoog stijfjes... en vloeistof waarvan Yohji niet eens wilde weten wat het was sijpelde langs de zijkant van de kist naar beneden op de vloer. Door de schok reageerde hij traag toen het lichaam overeind kwam, naar hem uithaalde, en zijn tanden in zijn schouder zette.

Yohji viel om door de kracht van het lichaam en raakte in paniek toen de pijn in zijn nek explodeerde. Hij had zijn PPK laten vallen, dus gebruikte hij zijn vuisten om op het ding te beuken voor hij eindelijk in staat was om de tanden los te krijgen.

Hij greep zijn pistool van de grond en zag dat de draad van zijn oortje was doorgesneden, zodat hij Kotaro niet om hulp kon vragen... iets wat hij sowieso niet had kunnen doen als zijn partner midden in een eigen gevecht zat.

Het schepsel kwam weer op hem af en deze keer deed Yohji het enige wat hij kon bedenken... hij schreeuwde en rende als een bezetene.

De demon, die zag dat hij gestoord werd, zwaaide de kettingzaag onhandig naar Kotaro. Kotaro bukte om weg te duiken en liet zijn geweer vallen voor een veel effectiever wapen. Het enige probleem was om voorbij de kettingzaag te komen. Toen het monster zijn evenwicht hervond, ging dat ten koste van het leven van de vrouw. De kettingzaag sneed in haar middenrif en bleef hangen, waardoor het bloed overal terecht kwam.

Kotaro keek achterom om er zeker van te zijn dat Yohji uit het zicht was. Hij hief zijn hand op en wierp een blauw licht recht in de boze geest. De geest raakte in de war, tilde de kettingzaag op en richtte het blèrende apparaat op zichzelf. De zaag kwam in zijn schouder terecht, ging diagonaal richting zijn borst en kwam er aan de andere kant weer uit. Toen het hoofd van de demon en een arm de grond raakten, tikte Kotaro op zijn oortje.

"Yohji, ik heb hem te pakken," zei Kotaro en wachtte even voor hij fronste. "Yohji?"

De stilte was oorverdovend tot hij een doodsbange gil hoorde die hem veel deed denken aan de tekenfilmfiguur Johnny Bravo die erom bekend stond harder te gillen dan een stel meisjes die een gilwedstrijd hielden.

Kotaro zag plotseling Yohji voorbijrennen, langs hem heen, de volgende deur uit, zo snel dat hij een briesje veroorzaakte. Toen hoorde hij de misselijkmakende voetstappen die alleen door een bezeten lijk gemaakt konden worden. Hij versperde hem de weg en wachtte in stilte tot het naar hem toe zou komen.

Het ding strompelde de kamer binnen en stopte, oog in oog met de knappe detective. Kotaro's ijsblauwe ogen glinsterden van sadistische vreugde terwijl hij zijn handpalm in het gezicht van het monster ramde.

"Blijf liggen!" gromde Kotaro naar het bezeten lichaam dat nu een gat in zijn gezicht had, groot genoeg om zijn vuist door te steken. Hij draaide zich om en ging door de deur waar Yohji zich net door had teruggetrokken.

Yohji was niet eens langzamer gaan lopen toen hij Kotaro voorbij rende, omdat hij met alles in hem geloofde dat het dode lichaam hem nog steeds achtervolgde en vlak bij hem was. Het laatste wat hij wilde was door het hele spookhuis rennen, dus toen hij een gedeeltelijk verborgen deur zag, prees hij inwendig welke god er ook maar luisterde dat hij een uitgang had gevonden. Maar toen hij de deur opende, ging hij te snel en kon hij zichzelf niet op tijd tegenhouden.

Hij had een deur geopend met daarachter een trap naar beneden...Yohji schreeuwde opnieuw toen hij viel, de duisternis in.

Kotaro haalde Yohji in net toen zijn partner de deur opende en een vliegende sprong maakte... letterlijk.

Kotaro gebruikte zijn krachten en bewoog zich sneller dan de wind zelf. Hij ving Yohji op net voordat hij op het meedogenloze beton van de keldervloer terecht kwam. Hij hield hem tegen zich aan en merkte dat hij was flauwgevallen van de schrik... maar dat was het probleem niet. Het probleem was de enorme hap die het monster uit Yohji's schouder had genomen.

"Verdomme," riep Kotaro uit voordat hij op zijn oortje tikte. "Kamui, we hebben een probleem. Yohji is uitgeschakeld. Ik herhaal Yohji is..."

Hij kreeg de kans niet om zijn zin af te maken, omdat er een stel geesten uit een vrij groot gat in de muur kwamen. Kotaro gebruikte zijn scherpe zicht om langs hen heen in de ondergrondse tunnel te kijken, waarvan hij zeker was dat het de tunnel was waar Kamui het over had gehad, die het huis met de begraafplaats verbond.

"Kotaro?" antwoordde Kamui, "Suki!"

"Ik ben er mee bezig!" riep Suki die met hoge snelheid over de binnenwegen reed in de richting van het spookhuis. "Hebben we enig idee waar we mee te maken hebben?"

"Grafgeesten.” Yuuhi's griezelige stem kwam over de intercom.

"Vuur. Je kunt ze doden met vuur," voegde Kamui er snel aan toe. Suki glimlachte toen ze de hoek om draaide en gierend tot stilstand kwam. Ze zette de Hummer in de parkeerstand, stapte uit en opende de achterdeur. Met een grote grijns op haar gezicht pakte ze de vlammenwerper uit de kofferbak en hees de benzinetank op haar rug.

Terwijl ze het ongewoon zware wapen vasthield, sprintte Suki naar de voorkant van het spookhuis.

Ze droeg groene militaire kleding, met gevechtslaarzen. Twee borstgordels met kogels liepen kruislings over haar borst en om haar middel zat een standaardriem met een zwaard- en mesholster op haar heup. Om haar hals hingen een paar dog tags met haar naam en een identificatienummer erop.

De look werd afgemaakt met een bloedrode bandana om haar voorhoofd en haar haren hingen los en zwiepten om haar gezicht. Ze zag eruit alsof ze net van een slagveld kwam, wat als effect had dat bijna alle mannen naar haar staarden.

De kogels, het mes en de vlammenwerper zagen er nep uit voor Halloween, maar wat niemand wist was dat ze honderd procent echt waren.

"Jezus, Suki," fluisterde Kamui. " Kan het nog sadistischer?"

Suki grijnsde naar de camera die boven op het verkeerslicht op de hoek was gemonteerd. "Vind je het leuk?"

" Zeker weten!" riep Kamui uit. "Maar Shinbe zou het nog leuker vinden."

" Wat is er dan?" Shinbe's stem klonk over de zender, maar Suki negeerde hem terwijl ze naar de voordeur liep en er een harde trap tegenaan gaf. De deur vloog open en klapte tegen de muur.

"Oh niets," zei Kamui onschuldig. "Tenzij je het leuk vindt dat Suki er stoer uitziet terwijl ze een vlammenwerper vasthoudt en zoveel decolleté laat zien dat een playboymodel er nog verlegen van zou worden."

Suki negeerde ook die opmerking terwijl ze zich een weg baande dieper het spookhuis in. Ze zou die PC-nerd later wel krijgen. Ze liep door het gordijn, stapte over de dode grafgeest op de grond en trok haar neus op tegen de ander die in tweeën gesneden was.

"Ik zweer dat die twee agenten een grotere zooi maken dan een stel driejarigen bij het eten," mompelde ze. Haar lippen tuitten toen ze de dame op de tafel zag liggen. Toen ze door de kamer naar boven liep, merkte ze een open deur op aan de zijkant en een vreselijk kabaal vanuit de duisternis beneden. Met de vlammenwerper in haar hand liep Suki de trap af.

" op hoop van zegen," informeerde ze iedereen die luisterde.



Kotaro legde Yohji zachtjes tegen de onderste trede en draaide zich om naar de dodelijke menigte voor hem. Hij wilde hen weghouden van zijn gewonde partner en stormde naar voren. Het was alsof hij door dikke modder moest waden en zo rook het ook.

Pijn explodeerde in zijn rechterwang toen een van de lijken hem beet. Hij tilde degene die hem gebeten had op en slingerde hem over de anderen heen, terug in de richting van de tunnel, waarbij hij er nog meer omverliep die geprobeerd hadden de kelder binnen te komen.

Terwijl hij achter zich reikte, haalde Kotaro een mes met een lang lemmet uit de verborgen schede in de achterkant van zijn broek. Hij zwaaide zijn arm in een wijde boog terwijl hij het mes omhoog bracht, waardoor het vlees doorboord werd en zwart bloed overal heen spoot.

Hij schreeuwde het uit toen een ander stel tanden in zijn linkerarm beet en hij zijn mes in het hoofd van het monster stak. Een woeste grom barstte uit zijn keel toen hij er nog drie in zijn benen voelde bijten. Hij trok zijn zwaard terug, zwaaide opnieuw, en onthoofde de meest nabije grafgeest.

Een scherpe klik en luid gesis deden de monsters opkijken naar de trap en hij grijnsde naar de grafgeesten om hem heen.

" Heb je de barbecuesaus meegebracht?" vroeg hij aan de dame die nu ieders aandacht had.



*****



Darious stond in de achtertuin van het spookhuis met zijn ogen dicht, en was niet alleen getuige van het gevecht binnen, maar hoorde het ook. Hij had met het idee gespeeld om door het huis te gaan om de ondergrondse tunnels te bereiken, maar omdat hij wist dat dat hem zou vertragen, hield hij vast aan zijn oorspronkelijke plan.

De Bewakers konden voor zichzelf zorgen... net zoals ze hem dat lang geleden hadden laten doen.

Terwijl hij zijn gezichtsvermogen uit de kelder terugtrok, begroef Darious zijn haatgevoelens en dwong de waardeloze emoties opzij. Hij inhaleerde diep en rook de geur van de meesterdemonen achter de chaos... hij had ze eerder geroken. Helleheksen....mensen noemden ze gewoon heksen, maar hij wist wat ze waren en dat er vanavond drie van hen in de stad waren. Dat was niet zo vreemd, ze reisden meestal in groepen van drie.

Hij moest ze doden voordat de geesten terug zouden keren naar de hel waar ze thuishoorden.

Darious vond zonder problemen de richting en liep bijna onverschillig door de steegjes van de stad. Toen hij eenmaal het centrum had verlaten, werd hij al snel omringd door de geluiden van de nacht. In de donkere hoeken zaten demonen verstopt, die zijn naam spuwden en sisten als hij langsliep. Hij negeerde ze, in de wetenschap dat hij belangrijker dingen te doen had deze Allerheiligen.

Toen hij in de buurt van het kerkhof kwam, voelde Darious een maar al te bekende aanwezigheid en gromde. Het irriteerde hem dat de zwakste meester als eerste wakker was geworden, terwijl de echte dreiging nog ergens onder de stad lag te slapen.

Wat hem nog het kwaadst maakte, was dat hij nooit meer naar deze plek had willen terugkeren nadat hij voor de tweede keer de rollen had gelezen. Nadat het klooster was verwoest, waren er monniken teruggekomen om het weer op te bouwen... om het vervolgens ten onder te laten gaan toen ze zich realiseerden wat er zich onder het klooster bevond. Ze hadden dit land verlaten omdat ze wisten dat het onbruikbaar was.

Nu hadden de onwetende mensen een bloeiende metropool gebouwd over het hart van het slapende kwaad.



*****



Kyou stond midden op de begraafplaats en scande het gebied met zijn scherpe ogen. Hij had geluisterd naar de gesprekken van de anderen via de zender en hoewel hij zich er wel mee vermaakt had, wist hij dat het probleem niet in het spookhuis lag. Het kerkhof was het echte centrum van demonische activiteit. Het lag niet in de aard van een grafgeest om zijn voedingsbodem te verlaten zonder dat een meester hem daartoe opdracht had gegeven.

Kyou sloot zijn ogen en liet zijn zintuigen rond en onder hem uitwaaieren... op zoek naar de kracht waarvan hij wist dat die er was.

Hij kon de doden onrustig voelen worden in hun graven en begreep dat het al een tijdje onrustig was op dit kerkhof. De doden waren verstoord... iets waarvan alle Bewakers het eens waren dat het een groot taboe was... het mocht gewoon niet.

Zijn lippen werden dunner. Hij wist dat de meeste graven onder hem leeg waren. Of de doden verslonden waren, of nu opgestaan waren en rondliepen was de vraag. Zijn gouden ogen openden zich en vernauwden zich voordat hij zijn hoofd naar het enorme mausoleum rechts van hem draaide.

Kyou stapte naar voren en opende de zware deur naar de crypte, waarbij hij het kraken en kreunen van de scharnieren negeerde. Hij nam de aangerichte schade in zich op en begreep waarom juist deze crypte was uitgekozen. De familie in de crypte moet eeuwen oud zijn geweest en zonder levende familieleden die voor de familie konden zorgen, werd de crypte in feite genegeerd, wat in het voordeel van de demon werkte.

Alle kisten waren opengemaakt en lagen open over de vloer. De vloer lag bezaaid met skeletresten, sommige hingen nog aan hun gewelven... opengereten en blootgesteld aan de elementen. In het midden lagen twee grotere kisten, duidelijk de matriarchen van de familie. De kant van de vrouw was vrijwel onaangeroerd, maar die van de man was geschonden.

In de kist van de man en wat er nog over was van het lichaam dat erin lag, zat een groot gat. Niemand hoefde hem te vertellen waar het andere eind van die tunnel heen leidde. De demon had waarschijnlijk de lijken die tunnel laten graven om hem met de hoofdtunnels te verbinden.

Een geluid van verder achter in de crypte maakte dat hij opkeek. Kyou stapte weg van de verstoorde gewelven en volgde een smal pad dat naar achteren leidde, en naar beneden afliep. Hij kon onmiddellijk merken dat hij zich volledig onder de grond bevond, want de lucht werd zwaar en schimmelig.

Wat hij hoorde klonk vreemd genoeg als iemand die praatte. Hij stapte om een muur heen en ontdekte een andere rij kisten. Verschillende waren uit hun kelders getrokken en open op de vloer gegooid. Een helleheks in haar ware gedaante stond over een van de gedeeltelijk vergane lichamen gebogen en siste een bezwering in het oor van het lijk Ze zag er afschuwelijk uit, met lang wit haar dat rond haar ingevallen wangen hing en ogen die veel te groot waren voor haar gezicht. Haar huid was droog en gebarsten, alsof ze levend gemummificeerd was. Lange onverzorgde nagels schraapten over de grond en streelden het lichaam van het lijk, alsof ze een geliefde aanraakte.

Kyou gromde toen het lijk begon te trillen, waarop de heks haar hoofd ophief om hem met die afschuwelijke ogen aan te staren. Een storm van kracht leek op hem neer te dalen terwijl onzichtbare wind om zijn kleren en haren waaide. De lucht om hem heen kraakte en doorschijnende gouden vleugels kwamen tevoorschijn uit zijn rug, die zich bijna beschermend om hem heen krulden terwijl hij naar voren vloog.

Hij vloog langs de kist, greep de heks bij haar nek in de holte van zijn elleboog en sloeg haar door de muur aan de andere kant. Er kwam steen en mortel naar beneden toen ze aan de andere kant door de muur kwamen. Hij zat schrijlings op haar buik met een hand om haar verschrompelde keel.

"Durf jij die smerige dingen mijn stad in te sturen?!" brulde Kyou in haar gezicht terwijl ze naar hem krijste en klauwde.

De helleheks kon geen goede slag uitdelen omdat Kyou's doorschijnende vleugels nog steeds om hem heen gekruld waren, wat zo'n aanval verhinderde. Ze veranderde abrupt van kracht en haar gedaante veranderde van die van een verdorde oude heks in een visioen van schoonheid. Haar stem werd zacht en soepel terwijl haar grimmige haar steil werd en wit werd als de zuiverste sneeuw.

"Jij hebt de macht niet om me tegen te houden," fluisterde ze terwijl ze haar vingers op zijn wang legde. "Je lijkt zoveel op hem... en toch ben je zo anders," mijmerde ze, terwijl haar klauwen zich in zijn gezicht groeven.

Kyou was stomverbaasd toen een felle flits vlak voor hem ontplofte en hij achteruit werd geslingerd door het gat dat ze hadden gemaakt en tegen de tegenoverliggende muur van de crypte. Zijn hartslag bonsde in zijn oren terwijl hij zijn woede toeliet om hem te verteren. Deze demon was machtig en hij moest haar afmaken voordat de ondergeschikten die zij controleerde nog meer onschuldige mensen zouden doden.

Hij zette zich af tegen de muur om aan te vallen, net toen haar knokige handen door de baksteen achter hem braken. Ze sloten zich om zijn borst en trokken hem er met zo'n kracht doorheen dat hij geen adem meer kreeg.

Hij was plotseling omringd door grafgeesten... hun vlezige handen trokken hem weg van de heks, die alleen maar lachte terwijl ze keek hoe haar ondergeschikten haar bevelen uitvoerden. Net voordat de geesten hem uit het zicht trokken, zag Kyou mist uit de vloer opstijgen, haar omringen en griezelig wervelen. Een man verscheen in de mist recht voor haar. Zijn lange zwarte haar danste toen hij zich op de grafgeesten richtte die op hem afkwamen en een sliert vuur uit zijn handpalm losliet die hen in brand stak.

Darious draaide zijn hoofd en staarde recht in de ogen van de heks. Hij zag de angst in haar bloedrode ogen verschijnen en grijnsde tevreden. Ze siste naar hem en probeerde te vluchten, maar bleef doodstil staan toen er een zwart gat onder haar voeten verscheen... dat haar gevangen hield in een demonenval.

"Niet zo snel, kreng," De stem van Darious was zo donker dat de toch al lage temperatuur in het mausoleum een paar graden daalde.

Heel langzaam draaide de heks zich om en staarde hem aan met een huiveringwekkende grijns op haar lippen. "Ik herinner me jou," siste ze met valse bravoure terwijl ze weer haar ware gedaante aannam. "Jij droeg de kettingen... we hanteerden om beurten de zwepen... wat een genot was het om de meesters je vleugels van je rug te zien rukken...."

Haar woorden werden afgekapt en ze slaakte een kreet toen er plotseling magma omhoogkwam uit de leegte onder haar voeten, waarbij kettingen werden gevormd... die rond haar enkels en polsen vastklikten en het vlees verbrandden waar ze elkaar raakten.

Zijn ogen werden karmozijnrood bij de herinnering. "Er was meer voor nodig dan alleen jij en je zusters om mij geketend te houden, maar ik zal je een geschenk geven... hetzelfde geschenk dat de demonen mij gaven. Deze kettingen hebben een bijnaam... ze heten Eeuwigheid. Je zult niet lang alleen in het donker zijn." Hij gaf haar een sinistere glimlach, "Je zusters zullen zich spoedig bij je voegen." Daarmee trokken de boeien strakker en trokken haar mee de diepte in.

"Je zult het niet overleven!" schreeuwde de helleheks terwijl ze vocht tegen de kracht van de kettingen. "Onze meester zal je uit elkaar trekken en verminken, net zoals je bij ons deed toen je ontsnapte... je zult nooit van ons afkomen."

Darious stond met koude ogen toe te kijken hoe de heks verder afdaalde. Ze spuwde een aantal vloeken naar hem, waardoor Darious zich geamuseerd voelde. Zelfs toen hij hen hun eigen nederlaag liet zien, zouden deze demonen nooit zwijgen.

Het geschreeuw van de heks nam in volume toe toen geklauwde handen vanuit de leegte omhoog reikten en zich aan haar vorm vastgrepen. Ze bleef vechten tot het allerlaatste moment, zelfs toen de leegte tot aan haar oren reikte.

Ze kantelde abrupt haar hoofd naar achteren en grijnsde naar hem: "Als Hij jou niet kan terugwinnen, dan zal Hij de trut terugwinnen die jou bevrijd heeft!"

"Hij?" fluisterde Darious terwijl hij toekeek tot ze wegzonk in de leegte, haar geschreeuw eindelijk verstomd. Er was niemand in de kuil geweest behalve demonen, dus wie was dan die Hij?

Toen de leegte zich over de demon verzegelde, werden zijn gedachten donkerder en dacht hij terug aan de helleheks. Zij en vele andere demonen hadden hem aangevallen toen hij schreeuwde om iemand die hem kon redden... maar er was nooit iemand gekomen. Demonen en hun leugens... niemand had hem bevrijd.

Hij herinnerde zich nog de pijn van zijn vleugels die verwijderd werden... uitgetrokken... uit het vlees van zijn rug gerukt. Die pijn was niets vergeleken met de kwelling van de ketenen waarin ze hem hadden gewikkeld. Nu zullen ze weten hoe het gevoeld had... fysiek en mentaal. Ze zullen schreeuwen om iemand die hen zal bevrijden, maar er zal niemand antwoorden.

Kyou was stil geweest toen hij de overgebleven grafgeesten had afgeschud. Er was niemand meer door de tunnels gekomen, wat betekende dat Kotaro en Suki afgerekend hadden met degenen aan hun kant. Met een beetje geluk zouden de grafgeesten in het niets verdwijnen voor de vlammen uitdoofden. Het zou hun taak zijn de doden naar hun rustplaatsen terug te brengen als het spreekwoordelijke stof was neergedaald.

Kyou stond stil en keek hoe de uitdrukking van de man veranderde van woede naar pijn en toen... verdriet. Schimmen vlogen om hem heen, alsof ze wilden aanvallen, maar ze konden en wilden hem niet raken. Kyou deed een stap naar voren... en herkende de kracht die hij eerder die dag in zijn kantoor had gevoeld.

De man hief zijn hoofd maar keek niet eens in Kyou's richting voordat hij verdween zonder een spoor. De lucht rimpelde en siste... en zond zuiverende energie uit, die alles overspoelde voordat de begraafplaats in een vrede viel waarvan hij zeker wist dat het in jaren niet meer gevoeld had.

Kyou's gouden ogen gloeiden in de duisternis terwijl hij luisterde naar de stemmen van de andere Bewakers via de zender in zijn oor.





Конец ознакомительного фрагмента. Получить полную версию книги.


Текст предоставлен ООО «ЛитРес».

Прочитайте эту книгу целиком, купив полную легальную версию (https://www.litres.ru/pages/biblio_book/?art=66225932) на ЛитРес.

Безопасно оплатить книгу можно банковской картой Visa, MasterCard, Maestro, со счета мобильного телефона, с платежного терминала, в салоне МТС или Связной, через PayPal, WebMoney, Яндекс.Деньги, QIWI Кошелек, бонусными картами или другим удобным Вам способом.



Sommige legenden beschrijven hem als een god, terwijl anderen zeggen dat hij een duivel is die de goden wil doden om zijn vrijheid te krijgen. Ze hebben hem een naam gegeven… Darious. Zijn plan was om elke demon terug de diepte in te sturen en zijn wapen was de woede die in hem raasde. Alle mensen die hij redde, vermeden hem als een gevaarlijke plaag, daarom stond Darious perplex toen een paar smaragdgroene ogen hem zonder angst aanstaarden. Kyoko had er geen idee van dat één smeulende blik een god kon verleiden en zijn passie, die enkel razernij gekend had, kon aanwakkeren. Heeft iemand van haar beschermers een kans tegen de zwart gevleugelde engel of de demonen die stilletjes de stad zijn binnengedrongen? Kyoko ontdekt dat het moeilijk is van Darious weg te lopen als hij sneller is dan haar.

Sommige legenden beschrijven hem als een god, terwijl anderen zeggen dat hij een duivel is die de goden wil doden om zijn vrijheid te krijgen. Ze hebben hem een naam gegeven… Darious. Zijn plan was om elke demon terug de diepte in te sturen en zijn wapen was de woede die in hem raasde. Alle mensen die hij redde, vermeden hem als een gevaarlijke plaag, daarom stond Darious perplex toen een paar smaragdgroene ogen hem zonder angst aanstaarden. Kyoko had er geen idee van dat één smeulende blik een god kon verleiden en zijn passie, die enkel razernij gekend had, kon aanwakkeren. Heeft iemand van haar beschermers een kans tegen de zwart gevleugelde engel of de demonen die stilletjes de stad zijn binnengedrongen? Kyoko ontdekt dat het moeilijk is van Darious weg te lopen als hij sneller is dan haar

Как скачать книгу - "Zwartgevleugelde Engel" в fb2, ePub, txt и других форматах?

  1. Нажмите на кнопку "полная версия" справа от обложки книги на версии сайта для ПК или под обложкой на мобюильной версии сайта
    Полная версия книги
  2. Купите книгу на литресе по кнопке со скриншота
    Пример кнопки для покупки книги
    Если книга "Zwartgevleugelde Engel" доступна в бесплатно то будет вот такая кнопка
    Пример кнопки, если книга бесплатная
  3. Выполните вход в личный кабинет на сайте ЛитРес с вашим логином и паролем.
  4. В правом верхнем углу сайта нажмите «Мои книги» и перейдите в подраздел «Мои».
  5. Нажмите на обложку книги -"Zwartgevleugelde Engel", чтобы скачать книгу для телефона или на ПК.
    Аудиокнига - «Zwartgevleugelde Engel»
  6. В разделе «Скачать в виде файла» нажмите на нужный вам формат файла:

    Для чтения на телефоне подойдут следующие форматы (при клике на формат вы можете сразу скачать бесплатно фрагмент книги "Zwartgevleugelde Engel" для ознакомления):

    • FB2 - Для телефонов, планшетов на Android, электронных книг (кроме Kindle) и других программ
    • EPUB - подходит для устройств на ios (iPhone, iPad, Mac) и большинства приложений для чтения

    Для чтения на компьютере подходят форматы:

    • TXT - можно открыть на любом компьютере в текстовом редакторе
    • RTF - также можно открыть на любом ПК
    • A4 PDF - открывается в программе Adobe Reader

    Другие форматы:

    • MOBI - подходит для электронных книг Kindle и Android-приложений
    • IOS.EPUB - идеально подойдет для iPhone и iPad
    • A6 PDF - оптимизирован и подойдет для смартфонов
    • FB3 - более развитый формат FB2

  7. Сохраните файл на свой компьютер или телефоне.

Книги автора

Рекомендуем

Последние отзывы
Оставьте отзыв к любой книге и его увидят десятки тысяч людей!
  • константин александрович обрезанов:
    3★
    21.08.2023
  • константин александрович обрезанов:
    3.1★
    11.08.2023
  • Добавить комментарий

    Ваш e-mail не будет опубликован. Обязательные поля помечены *