Книга - Doodgebloed

a
A

Doodgebloed
Blake Pierce


Een Adele Sharp Mysterie #1
"Net als je denkt dat het leven niet mooier kan, bedenkt Blake Pierce nog een meesterwerk van thriller en mysterie! Dit boek zit vol met onverwachte wendingen en eindigt met een verrassende openbaring. Ik raad dit boek ten zeerste aan als deel van de permanente bibliotheek van elke lezer die van een zeer goed geschreven thriller houdt.? –Books and Movie Reviews, Roberto Mattos (over Eens Weg) . DOODGEBLOED is boek # 1 in een nieuwe FBI-thrillerreeks van USA Today, bestsellerauteur Blake Pierce, wiens # 1 bestseller Once Gone (Boek # 1) (gratis te downloaden) meer dan 1000 vijfsterrenrecensies heeft ontvangen. . Adele Sharp, speciaal agent van de FBI, is een in Duitsland en Frankrijk opgevoede Amerikaan met drievoudig staatsburgerschap – en van onschatbare waarde om criminelen voor het gerecht te brengen wanneer ze de Amerikaanse en Europese grenzen overschrijden… Als het onderzoek naar een seriemoordenaar, actief in drie Amerikaanse staten, op een dood spoor komt te zitten, keert Adele terug naar San Francisco, naar de man met wie ze hoopt te trouwen. Maar na een schokkende wending duikt er een nieuw spoor op en wordt Adele uitgezonden naar Parijs om aan het hoofd te staan van een internationale klopjacht… Adele keert terug naar het Europa van haar jeugd, waar bekende Parijse straten, oude vrienden van de DGSI en de vader van wie ze vervreemd is haar sluimerende obsessie om de moord op haar eigen moeder op te lossen, weer aanwakkeren. Al die tijd moet ze de duivelse moordenaar opsporen, de donkere kanalen van zijn psychotische geest binnengaan om erachter te komen waar hij de volgende keer zal toeslaan – en het volgende slachtoffer redden voordat het te laat is… DOODGEBLOED, een mysterie boordevol actie, internationale intriges en meeslepende spanning, blijf je tot diep in de nacht lezen… Boeken # 2 en # 3 in de reeks – VOGELVRIJ en VERHOLEN – kunnen ook worden voorbesteld!





Blake Pierce

DOODGEBLOED




D O O D G E B L O E D




(Een Adele Sharp Mysterie – Boek Een)




BLAKE PIERCE



Blake Pierce

Blake Pierce is de USA Today bestseller-auteur van de RILEY PAGE-mysteriereeks, die uit zestien boeken bestaat (en daar komen nog meer bij). Blake Pierce is ook de auteur van de MACKENZIE WHITE-mysteriereeks, bestaande uit dertien boeken (en daar komen nog meer bij); van de AVERY BLACK-mysteriereeks, bestaande uit zes boeken; van de KERI LOCKE mysteriereeks, bestaande uit vijf boeken; van de HOE RILEY PAIGE BEGON mysteriereeks, bestaande uit vijf boeken (en daar komen nog meer bij); van de KATE WISE mysteriereeks, bestaande uit zes boeken (en daar komen nog meer bij); van de CHLOE FINE-psychologische suspense-mysterie, bestaande uit vijf boeken (en daar komen nog meer bij); van de JESSIE HUNT psychologische suspense thriller-reeks, bestaande uit vijf boeken (en daar komen nog meer bij); van de AU PAIR psychologische suspense thriller-reeks, bestaande uit twee boeken (en daar komen nog meer bij); van de ZOE PRIME mysteriereeks, bestaande uit twee boeken (en daar komen nog meer bij); en van de nieuwe ADELE SHARP mysteriereeks.



Blake is een fervent lezer en al haar hele leven fan van het mysterie- en thriller genre. Blake vind het heerlijk om van jou te horen, ga dus meteen naar www.blakepierceauthor.com (http://www.blakepierceauthor.com/) om op de hoogte te blijven van alle nieuwtjes.








Copyright © 2020 door Blake Pierce. Alle rechten voorbehouden. Behalve zoals toegestaan onder de US Copyright Act van 1976, mag geen enkel deel van deze publicatie gereproduceerd, gedistribueerd of verzonden worden  in welke vorm of op welke manier dan ook, of opgeslagen in een database of zoeksysteem, zonder voorafgaande toestemming van de auteur. Dit e-boek is alleen voor persoonlijk plezier gelicentieerd. Dit e-boek mag niet doorverkocht worden of worden weggegeven aan andere mensen. Als je dit boek met een andere persoon wilt delen, koop dan voor elke ontvanger een extra exemplaar. Als je dit boek leest en het niet hebt gekocht of het niet alleen voor jouw gebruik is gekocht, stuur het dan terug en koop je eigen exemplaar. Bedankt voor het respecteren van het harde werk van deze auteur. Dit is een fictief werk. Namen, personages, bedrijven, organisaties, plaatsen, evenementen en incidenten zijn ofwel het product van de verbeelding van de auteur of worden fictief gebruikt. Elke gelijkenis met werkelijke personen, levend of dood, is geheel toevallig. Kaftafbeelding Copyright Zadiraka Evgenii, gebruikt onder licentie van Shutterstock.com.



BOEKEN VAN BLAKE PIERCE




EEN ADELE SHARP MYSTERIE

DOODGEBLOED (boek 1)


DE AU PAIR

BIJNA WEG (boek 1)

BIJNA VERLOREN (boek 2)

BIJNA DOOD (boek 3)


ZOE PRIME MYSTERIEREEKS

DOODSGEZICHT (boek 1)

MOORDGEZICHT (boek 2)

ANGSTGEZICHT (boek 3)


SPANNENDE, PSYCHOLOGISCHE THRILLERS MET JESSIE HUNT

DE PERFECTE ECHTGENOTE (boek 1)

DE PERFECTE WIJK (boek 2)


RILEY PAIGE MYSTERIE-SERIE

EENS WEG (boek 1)

EENS GEPAKT (boek 2)

EENS BEGEERD (boek 3)

EENS GELOKT (boek 4)

EENS GEJAAGD (boek 5)

EENS WEGGEKWIJND (boek 6)

EENS VERLATEN (boek 7)


HOE RILEY PAIGE BEGON SERIE

IN DE GATEN (boek 1)


AVERY BLACK MYSTERIE-SERIE

MOORD MET EEN HOGER DOEL (boek 1)

OP DE VLUCHT VOOR HOGERE KRACHTEN (boek 2)

SCHUILEN VOOR HOGE VLAMMEN (boek 3)

REDEN OM BANG TE ZIJN (boek 4)

REDEN OM TE REDDEN (boek 5)


MACKENZIE WITTE MYSTERIE-SERIE

VOORDAT HIJ DOODT (boek 1)

VOORDAT ZE ZIET (boek 2)


KATE WISE MYSTERIE SERIE

WIST ZE MAAR (boek 1)




HOOFDSTUK EEN


Negenentwintig, achtentwintig, zevenentwintig…

De cijfers glipten door Adele's hoofd als korrels heet zand door een zandloper. Ze schoof ongemakkelijk heen en weer en verstelde het nekkussen dat ze op de Central Wisconsin luchthaven had gekocht. Ze drukte haar voorhoofd tegen het koude glas van de Boeing 737. Haar blik volgde de uitstekende vleugelstabilisatoren en bewoog vervolgens snel heen en weer over de toefjes wolk die her en der over de verder blauwe horizon lagen. Hoe vaak had ze zo uit een vliegtuigraam gestaard? Te vaak om te tellen.

Zesentwintig, vijfentwintig…

Waarom was hij bij vijfentwintig gestopt?

Adele deed haar ogen weer dicht en probeerde de gedachten uit haar te persen als etter uit een wond. Ze moest gaan slapen. Angus zou op haar thuis zitten wachten; het zou geen pan zijn om flets en met dikke wallen onder haar ogen te komen aandansen, vooral niet als je bedacht wat hij vanavond, naar ze vermoedde, gepland had.

De gedachte aan haar vriend nam een deel van haar zorgen van haar weg, en een kleine, scheve glimlach verscheen op haar lippen. Met halfgesloten ogen staarde ze naar haar linkerhand. Adele was nou niet zo'n sieradenfanaat, maar haar vingers zagen er wel bijzonder ongerept uit. In een klein, diep-weggestopt deel van haar had ze de stiekeme hoop gekoesterd dat ze nu, op haar tweeëndertigste, in ieder geval een bezette ringvinger zou hebben gezien.

Kwam wel. Binnenkort. Als je op Jessica's sms'jes af ging, en op de cryptische aard van Angus' laatste telefoontje, zou haar hand spoedig niet meer zo leeg zijn.

Ze glimlachte opnieuw.

Waarom was hij bij vijfentwintig gestopt?

Haar glimlach verstarde toen de gedachte weer tussenbeide kwam. Ze pakte bijna het koffertje dat ze onder haar stoel had opgeborgen, maar ademde toen snel door haar neus uit. Haar neusgaten verwijdden zich terwijl ze zich probeerde te kalmeren. Ze moest nu echt gaan slapen. Het onderzoek kon wachten.

Toch? Hij was bij vijfentwintig gestopt. De Benjamin Killer noemden ze hem, naar het verhaal van Benjamin Button – een lompe, tactloze bijnaam voor een onmenselijke moordenaar. Hij had ze vermoord op basis van leeftijd. Geslacht, uiterlijk, etniciteit maakte hem allemaal niet uit. Hij was begonnen met die negenentwintigjarige man – een middelbare-schoolcoach die slechts een paar jaar jonger was dan Adele. De volgende was een vrouw met blond haar en groene ogen, net als Adele. Het was Adele bijgebleven, toen ze voor de eerste keer naar de foto's van de vrouw had gekeken.

Ze werkte inmiddels al bijna zes jaar voor de FBI en had altijd gedacht dat ze goed was in haar werk. Tot op heden. De Benjamin Killer daagde hen uit. De afgelopen drie weken had Adele de woningen van de slachtoffers bezocht, op zoek naar een aanwijzing, naar ook maar iets dat haar in de richting van die klootzak kon sturen. Elke twee weken was er een nieuw lichaam, maar ze was niet dichter bij het identificeren van een realistische verdachte.

En toen, een maand geleden, was het patroon gestopt. De moorden waren gestopt. De weken waarin Adele van Wisconsin naar Ohio naar Indiana had moeten reizen om een patroon samen te stellen, had nulkommanul opgeleverd. Doodlopender dan dit kon het gewoon niet.

Drie weken totale verspilling, met de zieke gedachten van een psychopaat constant door je kop malend. Soms vroeg Adele zich af waarom ze überhaupt voor de FBI was gaan werken.

De FBI had meteen na de universiteit contact met haar opgenomen, maar ze had haar opties willen overwegen. Gezien haar drie nationaliteiten – Duits, Frans en Amerikaans – was het natuurlijk bijna onvermijdelijk geweest, veronderstelde ze. Haar plichtsbesef, haar loyaliteit aan de wet waren door haar vader alleen maar dieper verankerd. Het was hem in zijn lange en waardige carrière nooit gelukt hoger te stijgen dan de rang van brigadier, maar hij stond voor alles wat Adele bewonderde aan de politie. Haar vader was een beetje een romanticus. Hij was gestationeerd geweest in Bamberg, Duitsland, en getrouwd met haar Franse moeder, die tijdens een reis naar de VS Adele ter wereld had gebracht. Zodoende dus het drievoudige staatsburgerschap, en een dochter die het Spaans benauwd kreeg bij de gedachte om zich te vestigen in iets dat kleiner was dan een heel land.

Sommige mensen noemden het reislust. Maar "reizen" hield het ontbreken van richting in. Adele had altijd een richting; het was gewoon niet altijd duidelijk voor degenen die haar van buitenaf bekeken.

Ze streek met een hand haar blonde haar uit haar ogen. In de weerspiegeling van het glazen raam zag ze iemand over haar schouder naar haar staren.

De advocaat op 33F. Hij zat haar al sinds ze in het vliegtuig was gestapt te beloeren.

Ze draaide zich lui om, als een kat die zich uitrekt in een zonnestraal, en tuurde over de flinke buik van de man van middelbare leeftijd die naast haar lag te slapen en met zijn gesnurk een bijdrage leverde aan de ambiance van de cabine.

Ze wuifde een kleine, sarcastische zwaai naar de advocaat. Hij zag er niet slecht uit, maar hij was minstens twintig jaar ouder dan zij en had de ogen van een roofdier. Niet alle psychopaten waren in het holst van de nacht bezig met bloederige daden. Sommigen van hen leefden een rustig leven, beschermd door hun beroep en prestige.

En toch had Adele een neus voor hen, als een bloedhond met een geurspoor.

De advocaat knipoogde naar haar, maar keek niet weg, zijn blik bleef even op haar gezicht hangen, gleed toen langs haar pak en over haar lange benen. Adele's Frans-Amerikaanse afkomst had zijn voordelen als het ging om het soort aantrekkelijkheid dat mannen vaak omschreven als 'exotisch', maar het had ook nadelen.

In dit geval een vijftig jaar oude keerzijde in een goedkoop pak en nog goedkopere eau de cologne. Uit zijn koffertje alleen al had ze kunnen opmaken dat hij advocaat was. Daar had ze niet zijn visitekaartje voor nodig gehad, het visitekaartje dat hij per ongeluk expres had laten vallen toen ze langs hem moest naar haar stoel.

"Wil je mijn noten?" zei hij, glimlachend naar haar met krokodillentanden. Hij zwaaide een klein blauw zakje amandelen in haar richting.

Onbewogen staarde ze hem recht in de ogen. "We zitten al een uur in de lucht, en dat is het enige dat je hebt weten te verzinnen?"

De man grijnsde. "Is dat een ja?"

"Ik voel me gevleid", zei Adele, hoewel haar toon anders suggereerde. "Maar ik sta op het punt verloofd te zijn, heel erg bedankt hoor."

De advocaat haalde zijn lippen op en draaide zijn mondhoeken naar beneden als een vrijblijvend gebaar dat waarschijnlijk ooit een rechtszaal sierde. "Ik zie geen ring."

"Vanavond," zei ze. "Niet dat het jou iets aangaat."

"Je hebt nog tijd. Wil je ze?" Hij bood zijn amandelen opnieuw aan.

Adele schudde haar hoofd. "Ik hou niet van dat soort. Te zout, te iel en te oud – ik zou de vervaldatum controleren als ik jou was."

De grijns van de man begon er wat geforceerd uit te zien. "Nou, beetje beleefder mag wel hoor," mompelde hij zachtjes. "Kutwijf," voegde hij eraan toe.

“Kan best waar wezen." Adele keerde zich van de man af en rolde haar schouders op een zodanige manier dat haar colbertje open gleed en de man een perfect zicht bood op de 9 mm Glock 17 die aan haar heup vastzat.

In een oogwenk zag de man lijkbleek en rolden zijn ogen bijna uit zijn hoofd. Hij begon te stikken en probeerde een amandel op te hoesten die in zijn keel was blijven steken.

Bij de FBI werken had zo zijn voordelen. Adele draaide zich om, drukte haar voorhoofd nog een keer tegen het raam en probeerde opnieuw in slaap te vallen.


***

Haar Uber-chauffeur stopte voor het kleine appartementencomplex en kwam piepend tot stilstand op de stoeprand tegenover een groot aantal postbussen. Straatlantaarns gloeiden op de grijze stoep en verlichtten het beton en het asfalt in het donker. Adele haalde haar koffer en aktentas van de achterbank, met armen die zwaar voelden van een hele dag reizen.

Drie weken waren verstreken sinds ze Angus voor het laatst had gezien. Drie weken was lang. Ze ademde zacht uit en hield haar hoofd achterover zodat haar kin praktisch naar de nachtelijke hemel wees. Ze rolde met haar schouders en rekte zich uit. Ze had tijdens de vlucht een beetje kunnen slapen, maar het was in een vreemde hoek geweest en ze voelde nog steeds de kronkel in haar nek.

De Uber scheurde weg van de stoeprand met weer een gil en een krijs terwijl de chauffeur wegreed op zoek naar zijn volgende passagier. Adele zag hem vertrekken, draaide zich om en beende weg, onder de smaakvol geplaatste palmbomen die de huisbaas het jaar ervoor had geplant. Ze tuurde naar de oranje gloed in het tweede raam op het oosten.

Angus was op gebleven voor haar. Het was pas negen uur 's avonds, maar Angus was programmeur voor een paar startups in de stad en hield vaak vreemde uren aan. San Francisco: het centrum van de goudkoorts van technologie – of siliciumkoorts zoals sommigen het noemden.

Adele had nooit verwacht dat ze welvarend zou zijn, maar met de aandelenuitkeringen die Angus van zijn laatste bedrijf had ontvangen, stond dat op het punt te veranderen. En te oordelen naar wat hij tijdens zijn laatste telefoontje gezegd had, had Adele het gevoel dat die verandering niet lang op zich zou laten wachten.

“Ik moet je ergens over spreken,” had hij gezegd. “Over iets belangrijks.”

En toen had haar vriendin Jennifer, een oude kamergenoot van een universiteit, Angus bij Preeve & Co. op Post Street gezien. Als iemand de juweliers in deze stad kende, was het Jennifer.

Adele liep naar het appartement en drukte op de zoemer. Zou hij vanavond het aanzoek doen? Natuurlijk zou ze ja zeggen. Ze hield van reizen – ontdekken en avontuur zaten in haar bloed – maar ze had altijd iemand willen hebben om samen mee te reizen. Angus was perfect. Hij was aardig, grappig, rijk, knap. Hij voldeed aan alle goede eigenschappen die Adele kon bedenken. Ze had een regel over het daten van mannen die bij de FBI werkten – dat was in het verleden nooit geweldig afgelopen.

Nee, een relatie met een burger was veel meer haar ding.

Toen Adele de lift naar de tweede verdieping nam, kon ze de glimlach die zich over haar gezicht verspreidde niet bedwingen. Deze keer was het niet de scheve, wrange blik van berustend amusement dat ze in het vliegtuig had gehad terwijl ze probeerde in slaap te vallen. Integendeel, ze voelde haar wangen oprekken door de poging haar grijns onder controle te houden.

Het was fijn om weer thuis te zijn. Op weg naar haar appartement passeerde ze nummers drieëntwintig en vijfentwintig. Even haperde haar glimlach. Ze keek weer naar de goudkleurige cijfers die in de metalen deuren van de woningen waren geëtst. Haar blik schoot van het ene cijfer naar het andere, haar voorhoofd fronste over haar vermoeide ogen.

Ze schudde haar hoofd, liet haar verontrustende gedachten weer los, draaide zich vastberaden om en begaf zich naar appartement zevenentwintig. Thuis.

Zachtjes klopte ze op de deur en wachtte. Ze had haar eigen sleutel, maar ze was te moe om hem uit haar koffer te vissen.

Zou in de deuropening al het aanzoek doen? Zou hij haar wat tijd geven om even bij te komen?

Ze reikte half naar haar telefoon en vroeg zich af of ze de Sergeant moest bellen voordat hij naar bed ging. Haar vader zou lang genoeg opblijven om de herhaling van 8 out of 10 Cats, zijn favoriete Britse quiz, te kijken, dus ze had nog de tijd om hem op te bellen en hem het goede nieuws te vertellen. Maar misschien liep ze een beetje op de zaken vooruit.

Dat Angus was gezien in een juwelierszaak wilde niet zeggen dat hij de ring ook daadwerkelijk gekocht had. Misschien was hij nog steeds op zoek.

Adele probeerde haar opwinding onder controle te houden en bedaarde zich door middel van een kleine ademhalingsoefening.

Op dat moment zwaaide de deur open.

Angus staarde haar aan en knipperde uilachtig vanachter zijn bril met dunne montuur. Hij had een grote kaak, als een voetballer, maar ook het krullende haar van een cupido-figuurtje. Angus was een paar centimeter langer dan zij, wat indrukwekkend was gezien Adele's eigen lengte van een meter achtenzeventig.

Ze stapte over de drempel, struikelde bijna over iets in de deuropening, maar spreidde toen haar armen uit en wikkelde Angus om in een omhelzing. Ze boog zich voorover, kuste hem zachtjes, sloot haar ogen even en ademde de vertrouwde geur van citrus en kruidenmuskus in.

Hij trok zich een beetje terug. Adele fronste en verstijfde. Ze deed haar ogen open en keek Angus aan.

"Eh, hé, Addie," zei hij en noemde haar bij de bijnaam die hij had gebruikt toen ze voor het eerst wat met elkaar kregen. "Welkom terug." Hij krabde nerveus aan zijn kin en Adele realiseerde zich dat hij iets over zijn schouder had vastgebonden.

Een plunjezak.

Ze deed een aarzelende, ongemakkelijke stap achteruit en struikelde opnieuw bijna over het ding bij de deur. Ze keek omlaag. Een koffer – niet de hare. Haar koffer en aktentas stonden nog in de gang waar ze ze had achtergelaten.

Ze keek van de koffer naar Angus' plunjezak en toen weer naar haar vriend.

"Hallo," zei ze aarzelend. "Is alles in orde?"

Nu ze keek, besefte ze dat de bril van Angus haar had afgeleid van zijn ogen, die rood omrand waren. Hij had gehuild.

"Angus, is alles goed met je?"

Ze reikte opnieuw naar hem, maar ditmaal ontweek hij het gebaar. Haar armen vielen als lood langs haar zij en ze staarde alleen maar. Alle euforie die in de lift door haar borst had gewerveld stroomde uit haar als lucht uit een ballon.

"Sorry, Addie," zei hij zachtjes. "Ik wilde wachten – om het je persoonlijk te vertellen."

"Vertellen – me wat precies te vertellen?"

Angus 'stem trilde toen hij haar in de ogen keek. "Jezus, ik wou dat het niet zo hoefde te zijn", zei hij. "Echt waar."

Adele voelde haar eigen tranen opkomen, maar ze onderdrukte ze. Ze was altijd goed geweest in het beheersen van haar emoties. Ze deed nog een kleine ademhalingsoefening; kleine gewoonten, verankerd door de jaren heen. Ze keek Angus strak in de ogen.

Hij wendde zijn blik af en wreef met korte, nerveuze gebaren met zijn handen over het hengsel van zijn plunjezak.

"Het is alles", zei hij zachtjes. "Ik zal je niet lastigvallen. Jij mag deze flat hebben. Ik betaal mijn deel van de huurovereenkomst voor het komende jaar. Dan heb je nog genoeg tijd."

"Tijd waarvoor?"

"Als je een nieuwe plek wilt zoeken. Of een andere huisgenoot." Hij verslikte zich in dit laatste woord en kuchte en schraapte zijn keel.

"Ik begrijp het niet… Ik dacht… Ik had gedacht…" Opnieuw onderdrukte ze de golf van emoties die in haar opzwol. Zoals het de dochter van een sergeant betaamde. Zoals het een volleerd agent betaamde. Ze bekeek hem van top tot teen en zag de glinsterende zilveren Rolex op zijn pols.

Jennifer had gelijk gehad. Hij had inderdaad een juwelier bezocht. Het horloge was iets dat hij al een tijdje wilde.

"God, Addie, kom op. Maak dit nou niet zo moeilijk. Je wist dat dit eraan zat te komen. Je had moeten weten dat dit eraan zat te komen…"

Ze staarde hem alleen maar aan, zijn woorden vlogen over haar heen als een gure wind. Ze schudde haar hoofd om het geluid van zich af te schudden en probeerde het te begrijpen. Maar hoewel ze hem kon horen, klonk het alsof zijn stem weergalmde vanuit een diepe put.

"Ik heb het niet gezien", zei ze eenvoudig.

"Typisch," zei Angus met een zucht. Hij schudde zijn hoofd en wees naar de keukentafel. "Daar ligt mijn sleutel. Alle rekeningen zijn betaald en de afschriften zitten onder de koffielade. Je moet Gregory water en eten geven, maar ik heb genoeg voor de maand ingekocht."

Adele had nog niet gedacht aan de schildpad die ze samen hadden gekocht. Ze had niet veel tijd gehad om ervoor te zorgen. Gelukkig had Angus dat wel.

"Wat bedoel je?" zei ze.

"Over Gregory? Ik dacht dat je hem misschien wel zou willen hebben. Ik neem hem wel als jij hem niet wil, maar ik wilde hem niet stelen als je er iets om gaf of…"

"Je mag die verdomde schildpad hebben. Ik bedoel, waarom zei je 'typisch'. Wat is er typisch?"

Angus zuchtte weer. "We hoeven dit echt niet zo te doen. Ik – ik weet niet wat ik anders moet zeggen."

"Iets. Je hebt niets gezegd. Ik kom na drie weken thuis op van een werkreis en tref daar de vriend met wie ik al twee jaar samen ben ingepakt aan, klaar om te vertrekken. Me dunkt dat ik op z’n minst iets van uitleg verdiend heb.”

"Ik heb je er een gegeven! Via de telefoon. Ik zei dat we moesten praten wanneer je terug was. Nou, hier is het gesprek. Ik moet ervandoor; ik heb een Uber besteld."

Vaag vroeg Adele zich met wat galgenhumor af of Angus zou worden opgehaald door dezelfde Uber-chauffeur.

"Via de telefoon?" Je had het toch over een filmavond? Je zei iets over uitgaan met je vrienden."

"Ja, Addie, en ik zei dat ik het beu was om jou niet bij me te hebben. Weet je dat deel van het gesprek nog? Jezus, voor een rechercheur kan je anders voor geen ene meter zien wat er vlak voor je neus gebeurt. Je bent twintig dagen weggeweest, Addie! Dit is de derde keer dit jaar. Soms lijkt het wel alsof ik een relatie heb met een telefoonapp, en dat is alleen nog maar als je tijd hebt voor een haastig gesprek van tien minuten.”

Adele schudde haar hoofd. Ze deed een stap achteruit, haalde haar eigen bagage uit de gang en sleepte die over de koffer in de deur. Gedurende die actie bleef ze fronsend haar hoofd schudden. "Dat is niet eerlijk."

"O nee?"

"Ik had gedacht…" Haar stem viel weg en weer schudde ze haar hoofd. Ze wierp een blik op haar linkerhand en voelde een plotselinge golf van verlegenheid. Vernedering was de enige emotie die ze nooit helemaal had leren onderdrukken. Ze voelde het door haar heen wervelen, als hete teer in haar buik borrelen. Ze voelde de woede in zich opkomen en perste haar tanden op elkaar. Met drie paspoorten, drie nationaliteiten, drie loyaliteiten opgroeien zoals Adele, dwong je te leren omgaan met allerlei soorten opmerkingen en speldenprikken, over haar uiterlijk en haar afkomst. Wat sommige dingen betrof kon ze veel hebben. Griezels aan boord van vliegtuigen kon ze gemakkelijk genoeg aan.

Maar kwetsbaarheid? Intimiteit? Als het daar verkeerd ging viel ze altijd een diepe put van zelfhaat, een put vervaardigd uit vernedering en angst. Ze voelde het nu zijn klauwen in haar zetten, haar kalmte verscheuren en haar muren afbreken.

"Prima," zei ze met een versteende blik. "Oké dan. Als je wilt vertrekken, vertrek dan."

"Kijk, zo hoeft het dus niet te gaan," zei Angus, en ze hoorde de pijn in zijn stem. "Ik kan het gewoon niet, Addie. Ik mis jou gewoon te veel."

"Dat heb je dan op een prachtige manier laten zien. En weet je wat de grap is? Jezus – ik kan het niet eens geloven." Ze snoof, vol afkeer van haar eigen domheid. "Ik dacht dat je met me wilde trouwen. Ik dacht dat je een aanzoek ging doen. Ha!"

Angus schudde zijn hoofd met kleine, schokkende bewegingen, waardoor zijn krullende haar meedeinde. "Je bent al getrouwd, Adele. En je bent loyaal – ik weet dat je niet vreemd zal gaan."

"Waar heb je het over?"

"Ik had het moeten weten toen we wat met elkaar kregen. Alle tekenen waren aan de wand. Maar je bent gewoon zo verdomd mooi, sexy, slim. Je bent de meest gedreven persoon die ik ken. Ik denk – ik denk dat ik het niet wilde zien. Maar je bent getrouwd met je baan. Ik sta op de tweede plaats. Altijd."

"Dat is niet -"

"Waar? Echt? Zeg het maar, als je het zelf gelooft. Zeg me dat je de volgende keer dat je een telefoontje krijgt dat je drie weken land de staat uit moet, dat het je het dan afslaat. Dat je dan vraagt om hier op kantoor te blijven. Zeg me dat je dat doet, en ik blijf. Ik ga dan terug onze kamer in en pak godverdomme stante pede uit. Zeg me dan dat je nee zegt als ze je oproepen."

Adele staarde hem aan. De pijn in zijn stem en in zijn ogen prikten in haar trots en ze liep weer helemaal leeg. Ze bekeek zijn ogen vanachter de bril. Ze had zich niet gerealiseerd hoe lang zijn wimpers waren, de wimpers boven zijn donkere blik. Het deed pijn om naar hem te kijken, dus wendde ze haar blik af.

"Zie je wel," zei hij na een korte stilte. "Dat kun je niet. Je kunt niet beloven dat je mij op de eerste plaats zet. Ik hoop dat het het waard is, Addie. Het is maar een baan."

Hij begon langs haar heen de gang in te lopen.

Adele draaide zich niet om. Ze gaf er de voorkeur aan zonder te zien de kleine ruimte van hun krappe appartement in te staren.

"Dat is het niet," zei ze en ze luisterde naar het geluid van Angus' voetstappen die steeds van verder weg klonken. "Het is niet zomaar een baan…" Ze balde haar vuisten langs haar lichaam. "Dat is het niet."

Ze hoorde hem een diepe zucht slaken. Ze voelde hoe hij naar haar keek, halverwege de gang. Even hoopte ze half dat hij terug zou keren en haar zou vertellen dat het allemaal een grote fout was. Maar even later zei hij: "Er ligt eten in de magnetron, Addie. Ik heb ook wat restjes in de koelkast bewaard. Daar kan je denk ik nog een paar dagen mee voort."

Toen klonk het geluid van de liftdeuren, het geschuifel van voeten en rollende wielen, en toen Adele zich omdraaide, was Angus weg.




HOOFDSTUK TWEE


De sterren knipoogden naar Marion, schalks fonkelend licht dat getuige was van de gang van de vierentwintigjarige vrouw van de kleine coffeeshop naar het hart van de stadsnacht. De vele geuren van de Seine walmden door de lucht en brachten haar de geur van muskus en van de bakkerijen die voor de nacht gesloten waren. Het gebrul van de toeters van ongeduldige chauffeurs verving de gebruikelijke geluiden van bellen die normaal door de stad galmden. Ze hoorde een zacht, zoemend geluid. Luisterde slechts even en plaatste toen het geluid als dat van een toeristenboot die langs de boogconstructie van de Pont d'Arcole schoot.

Marion ademde zachtjes uit toen ze van de coffeeshop het trottoir op liep en alles in zich opnam. Dit was haar stad. Ze woonde hier al haar hele leven en was niet van plan er ooit te vertrekken. Ook al werd je honderd, dan vond je nog steeds niet alle avonturen die deze historische plaats verborg. Ze knikte een groet naar een ouder echtpaar dat langs haar liep. Ze herkende hen van het kruispunt van hun nachtelijke routines.

"De nacht in, zie ik?" zei de oude man in schor, gedempt Frans met het lichte accent van een man van het platteland. Hij knipoogde terwijl hij langsliep en kromp ineen toen hij een oorvijg kreeg van Madame.

"Zoals altijd, Monsieur," riep Marion met een glimlach terug. "Ik ga wat vrienden ontmoeten."

Ze nam afscheid van het paar met een knikje en een verende tred. Daarna slenterde ze over het trottoir, liep naar de rivier en sloeg de hoek om. Ze liep vaak 's avonds laat alleen – het had haar nooit gestoord. Dit deel van de stad was immers goed verlicht, vol lantaarnpalen en verkeerslichten die weerkaatsten op het glas van de vele ramen van de appartementen en winkels.

Ze liep over het trottoir en sloeg een andere straat in, in de richting van de club waar haar vrienden haar opwachtten. Ze snelde over de verlichte looppaden terwijl ze op haar telefoon keek en een ongeopend bericht zag.

Maar voordat ze de sms kon lezen, hoorde Marion een geluid achter haar dat haar even afleidde van haar telefoon. Ze tuurde de verlichte straat in, bekeek de stenen trappen en trappenhuizen van de vele opdoemende gebouwen. Op een steenworp afstand hinkte een man voort, met een kleine bundel op één arm. Er ging een moment voorbij. Toen maakte de bundel een huilgeluid en de man boog beschaamd zijn hoofd, maakte sissende geluiden en probeerde het kind te kalmeren.

Marion glimlachte naar de man en zijn baby en richtte haar aandacht weer op haar telefoon. Ze tikte op het scherm om het bericht te lezen. Maar voordat dit haar lukte…

"Hallo kleine vrouwtje, is alle dingen goed en wel?"

Ze draaide zich om, geschrokken door het gebroken Frans en door de plotselinge nabijheid van de man en zijn kind. Hij liep nu naast haar en maakte om de paar stappen kirrende geluiden naar het bundeltje in zijn armen. Ze fronste naar hem en raapte haar moed bijeen. Vervolgens stopte ze haar telefoon weg. De sms zou moeten wachten. Ze hield er nooit van wanneer er werd gezegd dat Parijs zo ongastvrij was als sommigen in de toeristische districten wel zouden willen.

De man droeg zijn glimlach als make-up en zijn ogen fonkelden joviaal. Ze deden haar denken aan de weinige sterren die zich een weg hadden weten te banen door de stadslichten.

"Alle dingen zijn prima", knikte ze. "Hoe is uw avond?"

De man haalde zijn schouders op, waardoor de wollen muts op zijn hoofd een beetje verschoof. Hij trok de muts met zijn vrije hand van zijn hoofd, en plaatste hem op het bundeltje in zijn arm.

Dit kwam haar nogal vreemd voor, en dat zei ze ook. Het was zoals haar moeder altijd zei: een Parijse vrouw mag nooit bang zijn voor haar mening.

"Zo verstik je het kind," zei ze, wijzend naar de muts.

De man knikte alsof hij ermee instemde, maar deed niets om het kledingstuk te verschuiven. Het leek haast alsof hij ergens op stond te wachten. Hij krabde aan zijn rode haar, dat in losse, bezwete lokken langs zijn gezicht viel.

Even later ving hij haar blik. "Het kind houdt van schaduw", zei hij. Zijn Frans had nog altijd een zwaar accent. "Zeg, ken jij de koers naar – naar – hoe zeg je dat – de waterstructuur? Nee – hmm, de brug!"

Marion schudde haar hoofd, even verward, maar glimlachte toen weer naar de man en keek net zo vriendelijk naar hem als hij naar haar. "Er zijn wel meer bruggen. De dichtstbijzijnde is langs deze straat, aan de overkant van de promenade en dan de trap af bij de kade."

De man kromp in verwarring ineen, schudde zijn hoofd en tikte tegen zijn oor. "Wat is dit?"

Ze herhaalde de instructies zorgvuldig. Het was duidelijk dat deze man een verdwaalde toerist was, hoewel ze zijn accent niet helemaal kon plaatsen.

Opnieuw kromp de man ineen, stak zijn vrije hand verontschuldigend in de lucht en schudde nogmaals zijn hoofd.

Marion zuchtte. Ze keek over haar schouder, de straat in, naar de richting van de club. Haar vrienden zouden daar zitten wachten. Toen richtte ze haar aandacht weer op de man en zijn kind. Haar ogen schoten naar zijn smekende uitdrukking en ze voelde een golf van medelijden.

"Ik zal het u laten zien, oké? Het is niet zo ver hiervandaan. Komt u maar mee, meneer." Ze draaide zich om en keerde op haar schreden terug. Ze onderdrukte alle bittere gedachten over toeristen, gedachten die door de helft van de stadsbevolking als de absolute waarheid werden beschouwd. Ze had helemaal niets tegen toeristen, ook al waren ze een beetje dom.

De man leek haar ditmaal wel goed genoeg te begrijpen en viel in de pas, met zijn armen om zijn kind met de muts er bovenop.

"Jij is een demon", zei de man op een intens dankbare toon.

Marion fronste.

De man aarzelde, en corrigeerde zichzelf toen fervent, “Nee – ik bedoel engel. Spijt me heel erg. Geen demon – jij is een engel!"

Marion lachte en schudde haar hoofd. Met een knipoog zei ze: "Misschien ben ik ook een beetje demon, hmm?"

Ditmaal was het de beurt aan de man om te lachen. De baby huilde weer onder de muts en de man draaide zich om en fluisterde zachtjes tegen zijn kind.

Ze staken de straat over en Marion leidde de man de trap af bij de kade. De brug was al in zicht, maar de man leek zo afgeleid door zijn kind dat Marion hem niet in steek wilde laten zonder hem er rechtstreeks naar toe te brengen.

Toen ze de trap afdaalden en onder een vochtig, stenen viaduct doken, werd het gebied minder verlicht. Er waren nu veel minder mensen.

"We zijn er," zei de man, en zijn Frans was ineens aanzienlijk verbeterd.

Marion wierp een blik op hem en merkte toen iets vreemds op. De man merkte haar blik op en haalde verontschuldigend zijn schouders op. Hij liet de deken vallen. Een kleine speelgoedbaby – het soort dat huilde als het in de buik werd gedrukt – was aan de onderarm van de man vastgebonden. De plastic ogen van de baby staarden Marion aan.

De man knipoogde. "Ik zei toch dat hij van schaduw houdt."

Marion trok verward haar wenkbrauwen op.

Een moment te laat zag ze het chirurgisch scalpel in de linkerhand van de man. Toen gaf hij haar een duw, een harde duw, en de plastic pop huilde zachtjes de nacht in.




HOOFDSTUK DRIE


Adele stond voor de stenen trappen van de school en keek met uiterst grote argwaan naar de menigte kinderen. Ze schudde eenmaal haar hoofd en keek toen naar haar moeder. Haar blik hoefde niet ver te reizen; Adele was langer dan de meeste van haar klasgenoten. Ze had een groeispurt gekregen toen ze nog in Duitsland woonde, bij de Sergeant, en daar was pas dit jaar een einde aan gekomen.

Nu ze vijftien was ontdekte Adele dat de jongens in Parijs meer aandacht aan haar besteedden dan die in Duitsland. Maar terwijl ze de stroom leerlingen van de tweetalige middelbare school bestudeerde, spoelde er een golf van nervositeit over haar heen.

"Wat is er, mijn Cara?" vroeg haar moeder, lief glimlachend naar haar dochter.

Adele trok haar neus op bij de bijnaam, veegde haar handen af aan de voorkant van haar schooltrui en draaide aan de knopen op de katoenen mouwen. Haar moeder was opgegroeid in Frankrijk en had een voorliefde voor Carambar-repen, die nog steeds populair waren in snoepwinkels en benzinestations. Ze zei vaak dat de grappen op de buitenkant van de wikkels van de karamel veel op Adele leken: slim van buiten met een zacht en zoet midden. De beschrijving deed Adele kokhalzen.

Adele Sharp had het haar en mooie gezicht van haar moeder, maar ze dacht vaak dat ze de ogen en instelling van haar vader had.

"Ze maken zoveel lawaai", antwoordde Adele in het Frans, de woorden traag en onhandig op haar tong. De eerste twaalf jaar van haar leven had ze in Duitsland doorgebracht; het duurde even voor ze weer aan het Frans gewend was.

"Het zijn kinderen, mijn Cara. Ze horen luidruchtig te zijn; probeer jij het ook maar eens."

Adele fronste haar wenkbrauwen en schudde haar hoofd. De Sergeant had luidruchtige kinderen altijd afgekeurd. Lawaai zorgde alleen voor afleiding. Het was het gereedschap van dwazen en trage denkers.

"Het is de beste school van Parijs", zei haar moeder en stak een koele hand uit naar haar dochters wang. "Probeer het nu maar eens, hmm?"

"Waarom kan ik niet thuisonderwijs krijgen, zoals vorig jaar?"

"Omdat het niet goed voor je is om de hele tijd opgesloten te zitten met mij in dat appartement – nee, nee." Haar moeder klikte met haar tong en maakte een tikkend geluid. "Dit is niet goed voor je. Op je oude school vond je het toch leuk om te zwemmen? Nou, er is hier een uitstekend team. Ik sprak met mijn vriendin Anna, en zij zegt dat haar dochter meteen het eerste jaar door de selectie is gekomen."

Adele haalde een schouder op en glimlachte met één kant van haar mond. Ze zuchtte en boog haar hoofd, in een poging niet zo op te vallen tussen de andere kinderen.

Haar moeder gaf Adele een kus op de wang, en kreeg een halfslachtige terug. Ze draaide zich om om weg te gaan en hief haar schooltas over een schouder. Terwijl ze op de school af sjokte, vervaagde het geluid van de bel en de drentelende kinderen. De middelbare school flitste en de muren werden grijs.

Adele schudde verward haar hoofd. Ze keerde terug naar de stoeprand. "Moeder?" zei ze met trillende stem. Ze was nu in het park. Het was nacht.

"Cara," fluisterden stemmen om haar heen vanuit de hoge, donkere bomen.

Ze staarde. Tweeëntwintig jaar oud. Het was allemaal geëindigd bij tweeëntwintig.

Haar moeder lag aan de kant van het fietspad, in het gras, en ze bloedde, bloedde, bloedde…

Eeuwig bloeden.

Haar dode ogen keken naar haar dochter. Adele was niet langer tweeëntwintig. Nu was ze drieëntwintig, trad ze toe tot het DGSI en werkte ze aan haar eerste zaak – de dood van haar moeder. Daarna was ze zesentwintig en werkte ze voor de FBI. Toen tweeëndertig.

Tik tak. Bloeden.

Elise Romet miste drie vingers aan elke hand; haar ogen waren doorboord. Ze had snijwonden over haar wangen in merkwaardige, mooie patronen alsof ze, glinsterend rood, in vilt waren gekerfd.

Tik tak. Adele schreeuwde terwijl het bloed uit haar moeder stroomde, het fietspad vulde, het gras en het vuil overstroomde, haar dreigde te verteren, haar te overweldigen…

Adele schrok wakker, hijgend, met haar tanden om de rand van haar deken geklemd, bijtend om de schreeuw in haar keel tegen te houden.

Ze zat daar in haar bed, in het kleine appartement van haar en Angus, ze staarde de donkere kamer in en ademde snel. Het was in orde; het was voorbij. Ze was oké.

Ze stak haar hand uit en tastte naar de geruststellende warmte van Angus, maar haar vingertoppen streken alleen over koude lakens. Toen herinnerde ze zich de vorige nacht.

Adele klemde haar tanden op elkaar en sloot even haar ogen. De lucht voelde opeens kil aan. Ze streek haar haar terug. Elke vezel in haar wilde weer gaan liggen, om terug te keren naar de warmte en veiligheid van haar dekens. Slaap maakte haar soms bang, maar haar bed was altijd een welkome schuilplaats.

Ze dwong haar ogen open, balde een vuist en wikkelde die stevig in haar pyjama onder de dekens.

Veiligheid en warmte maakten zwak. De Sergeant had tijdens haar jeugd vaak gezegd dat het verschil tussen luiaards en winnaars de eerste beslissing was die ze bij het ontwaken maakten. Degenen die hun hoofd weer op het kussen legden, zouden nooit veel in het leven bereiken.

En hoewel ze geen zesjarig meisje meer was, zwaaide Adele toch haar benen over de zijkant van het bed en schopte haar dekens af. Ze sloeg haar voeten tegen de vinylvloer. Met geoefende en behendige bewegingen maakte ze haar bed op, schikte haar lakens en stopte de hoeken van de dekens onder de matras.

Ze liep door de kamer naar de plek waar de schildpad in haar glazen vitrine zat. Zij en Angus hadden ruzie gemaakt over het geslacht van het wezen – ze wisten het nog steeds niet zeker. Angus zag hem als een jongen, maar voor Adele was de schildpad duidelijk een meisje. De gedachte aan Angus veroorzaakte een schok van onbehagen en ze slikte, waardoor de golf van emotie werd teruggedrongen.

Met behulp van de meegeleverde lepel mat ze het voedsel van de schildpad in haar aquarium en zag het wezen langzaam ronddwalen in het leefgebied van kleine stenen en nepbladeren. Gregory was voor haar wakker geworden – wat gênant.

Ze wierp een blik op de rode cijfers op de digitale klok naast haar bed. 04:25 Perfect. Ze was wakker geworden voordat het alarm was afgegaan. De start van een goede routine vereiste een afgestemd lichaam.

Adele kleedde zich snel in haar joggingkleding en verliet haar appartement. Het had geen zin om vroeg wakker te worden als ze niet iets nuttigs met haar tijd deed, dus was het tussen 04.30 tot 06.00uur vaste prik hardlopen in de ochtend, iedere ochtend. Sommige mensen luisterden naar muziek terwijl ze aan het sporten waren, maar Adele vond dat het haar afleidde. Inspanning en ongemak vereisten aandacht.

Toen ze terugkwam van het hardlopen, liep Adele rechtstreeks naar het kastje boven het fornuis en haalde een doos Chocapic tevoorschijn. Ze veegde het zweet van haar voorhoofd en concentreerde zich op haar ademhaling terwijl ze chocoladecornflakes in een kom deed. Ze bestelde het uit Frankrijk – een kleine luxe, maar een favoriet uit haar kindertijd. In de VS waren de cornflakes niet hetzelfde.

Adele pakte haar ontbijtgranen en een lepel en haastte zich naar de douche. Kleine gewoonten verankerd door de jaren. Minuten verspild in de ochtend leidden tot minuten verspild overdag. Angus had haar vaak geplaagd over het eten van cornflakes onder de douche, vooral toen ze per ongeluk zeep had ingeslikt, maar het was een andere gewoonte van haar die ze weigerde op te geven. Het geheim van succes lag in routine.

Het was op het moment dat ze de douche uitstapte, met een hand haar haar afdroogde en de lege kom in de andere droeg, dat Adele haar telefoon vanuit de andere kamer hoorde afgaan.

Ze keek fronsend naar de digitale klok onder de beslagen spiegel. Ze had in elke kamer een klok. 6:12 uur.

Raar. Wie zou haar zo vroeg bellen?

Adele droogde zich snel af en kleedde zich aan. Ze trok haar blouse aan terwijl ze de badkamerdeur uit haastte en de keuken in strompelde.

"Hallo?" zei ze terwijl ze de telefoon naar haar oor tilde.

"Agent Sharp?" zei de stem aan de andere kant.

"Ja?"

"Met Sam. We hebben je nodig op kantoor."

Adele fronste haar wenkbrauwen en liet haar verbleekte, plastic Mickey Mouse-kom in de gootsteen zakken. "Bedoel je nu meteen?"

"Ik bedoel een uur geleden. Dus kun je beter opschieten.”

“Weet je het zeker?” Er was mij verteld dat ik drie dagen zou krijgen."

Aan de andere kant klonk een zucht, en stemmen op de achtergrond.

"Vakantie zal moeten wachten, Sharp."

"Mag ik vragen waarom?"

"De Benjamin Killer heeft gisteravond nog een lijk gemaakt. Hoe snel kun je …"

"Ik ben onderweg."

Adele maakte haar kom niet eens schoon – normaal gesproken heiligschennis in haar huis – voordat ze zich haastte om haar werkkleding, schoenen en jas aan te trekken en de deur uit rende.

Zesentwintig Vijfentwintig Vierentwintig.




HOOFDSTUK VIER


Snelheidslimieten waren vaak meer een soort suggesties als er nieuwe sporen in een zaak waren. Toch deed Adele haar best om de dienders van San Francisco niet te veel van slag te maken – vooral niet zo vroeg op de dag. Hoe dichter ze bij het hart van de stad kwam, hoe langzamer het verkeer ging.

Gefrustreerd tikte ze met haar vingers tegen het stuur en schold de chauffeurs om haar heen stilletjes in haar hoofd uit. Terwijl ze uit het getinte raam van haar Ford-sedan keek, vroeg Adele zich af of Angus misschien toch gelijk had. Misschien was ze inderdaad getrouwd met de baan.

Een driedaagse vakantie – dat hadden ze haar beloofd. Toch was ze hier en haastte ze zich naar het werk zo gauw ze met hun vingers knipten en haar terugfloten. Wat een brave meid toch.

Adele klemde haar tanden op elkaar en duwde de gedachte uit haar hoofd. Het was geen goed idee om bij zulke dingen stil te staan. Zeker niet met wat er op het spel stond.

Wie had hij vermoord? Zouden ze nieuw bewijs kunnen vinden?

"Ik kom je pakken, klootzak," mompelde ze. "Dit keer pak ik je wel." Adele had jarenlang geprobeerd van het accent af te komen dat ze aan een leven in het buitenland had overgehouden. Maar als ze overstuur of boos werd, kwamen er sporen van haar afkomst buurten, en uitten zich in haar spraak. "Verdomme," mompelde ze, terwijl ze haar spraak vertraagde en de klinkers plat maakte. "Verdomme," herhaalde ze nauwkeuriger en voorzichtiger. Geen emotie. Geen accent. "Verdomme," een laatste keer. Uren zo doorgebracht voor een spiegel, hadden de herinneringen aan haar verleden bijna volledig uit haar spraak verjaagd.

Ze knikte tevreden, keek om en realiseerde zich dat de vrouw in de steeg naast haar haar raam naar beneden had en naar Adele staarde, haar geplukte wenkbrauwen hoog op haar met blubber ingespoten voorhoofd.

Schaapachtig rolde Adele haar eigen raam op. Ze glimlachte en zwaaide en staarde toen resoluut vooruit, de rest van de trage, trage rit. Ze stopte nog een keer vlak voordat ze het kantoor bereikte – ze reed door een Starbucks-drive-through en bestelde een grote zwarte koffie zonder suiker.

Een half uur later bereikte ze het privéterrein van het kantoor in San Francisco. De twee beveiligingslagen hadden geen problemen veroorzaakt toen ze eenmaal haar legitimatie had laten zien. Ze trok haar jas aan en controleerde de knopen nog een keer terwijl ze zich via de lift van de parkeerplaats naar het oostelijke deel van het gebouw haastte.

Een nieuwe rij metaaldetectoren en mannen in pakken met verveelde gezichten die naar muffe koffie en sigaretten roken, maakten uiteindelijk plaats voor een lange, beige gang.

"Agent Sharp," zei een van de oudere mannen, terwijl hij op een denkbeeldige pet in haar richting tikte, vanwaar hij op een driepotige kruk tussen de metaaldetectoren hurkte.

"Hé, Doug," begroette ze hem met een zwaai. Ze glimlachte naar de man en bewonderde zijn nette, gesteven kraag en glanzende schoenen. "Piekfijn als altijd."

Hij grinnikte, een zacht, schor geluid. Doug had ongeveer twintig jaar geleden in het veld gewerkt, maar enkele granaatscherven bij zijn laatste missie hadden hem tot het kantoor beperkt. Zijn onvermogen om promotie te maken had echter niets te maken met granaatscherven en alles te maken met een alomvattende minachting voor ambtspolitiek. Sommigen op kantoor vonden dat de liften een "Pas op voor Doug!"-teken konden gebruiken . Hij was zelden sympathiek tegen anderen, maar had op een of andere manier toch een zwak voor Adele gekregen dat niets te maken had met haar geslacht of haar uiterlijk. Ze schoof de zwarte, suikervrije koffie bovenop de röntgenmachine en liet de dampende vloeistof naast de met littekens bedekte hand van de beveiligingsbeambte achter – twee vingers ontbraken, ook dankzij de autobom die een einde had gemaakt aan zijn carrière.

"Precies zoals ik hem graag heb?"

"Dik en bitter met een beetje cafeïne," zei Adele, terwijl ze door de veiligheidscontrole liep en aan de andere kant haar koffertje pakte.

"Net als jij, Doug," zei een van de andere mannen ginnegappend.

"Bek houwe, gladjakker," antwoordde de bewaker. Zijn gezichtsuitdrukking werd zuur, maar hij draaide zich om zodat de andere man hem niet kon zien en knipoogde naar Adele, een twinkeling in zijn blik.

Ze rolde met haar ogen. "Soms vraag ik me af of ik je verpest. Cafeïne doodt – let op mijn woorden. Geef het vijftien jaar en de FDA zal ongetwijfeld…"

"Bla bla bla," zei Doug, en hij sloeg de koffie achterover, de halve kop leeg in twee slokken. "Voel je vrij om me zoveel te verpesten als je maar kan. Maar goed, laat je niet ophouden door ons oude knarren, kind. Jij hebt de glans."

Ze draaide zich om om weg te gaan met een afscheidszwaai, maar stopte toen met haar hiel half omhoog. "De glans?"

"In je ogen. Er is iets aan het broeien, of niet? Nee – vertel het me maar niet. Zo meteen stoot ik mijn hoofd.”

"Niet genoeg bevoegdheid. Ik snap het. Maar je hebt gelijk. Er is iets aan de hand. Ik zie jullie nog – Doug, Steve." Ze knikte om beurten naar beide mannen en haastte zich vervolgens door de beige gang. Haar schoenen tikten tegen de marmeren vloer en piepten om de paar stappen.

Ze ging de bocht om, voorbij een ouderwetse waterkoeler en wat potplanten en haastte zich vervolgens langs een rij kleine hokjes. Het vertrouwde geluid van beleefd gemompel terwijl mensen hun werk deden, telefoontjes beantwoordden, drukten, faxten, op hun toetsenborden tikten – dit alles vervulde haar met een misselijkmakend gevoel van angst. Er waren mensen bij de FBI die haar achter een bureau wilden hebben. De gedachte alleen al beangstigde haar meer dan welke kogel of zaak dan ook.

Ze bereikte een ondoorzichtige glazen deur achter een grote, rechthoekige pilaar, die de deur bijna volledig aan het zicht onttrok. Ze slikte en haar hand reikte naar het handvat. Even pauzeerde ze, luisterde en verzamelde haar gedachten. Wie was dit laatste slachtoffer? Waarom had hij een maand pauze genomen van het moorden? Ze had goed werk geleverd, maar hij was haar al eerder door de vingers geglipt. Dat moesten de bazen beseffen, toch?

Vanuit de kamer hoorde ze een zacht gemompel van stemmen – de ene zacht, gelijkmatig, en de andere wazig en verdund door het glas.

Ze draaide aan de hendel, klopte beleefd met de hand dat haar koffertje droeg en duwde de deur toen open, de kamer in.

Drie figuren wachtten op haar. Een zat bij het raam, een kalende man met een lange neus, die naar de straat beneden tuurde. Een andere man, groter dan gemiddeld met een sterke kaak en een pen achter één oor, zat aan een bureau en keek naar een groot tv-scherm van tweeënvijftig inch boven een vergadertafel.

De andere vrouw in de kamer zat ook, maar aan de rand van de tafel. Haar pantalon had een vlek, net boven de zak. Ze reageerden alle drie, inclusief het gezicht op de tv, op de binnenkomst van Adele.

"Sharp," zei de lange man met een knikje. "Fijn dat je er bent."

"Sam," zei ze en ze beantwoorde zijn begroeting. "Wat heb ik gemist? En wie is dat computerfiguurtje?"

"Sharp," zei de vrouw aan de tafel. Ze draaide zich een beetje om zodat ze naar de deur keek. Lee Grant was een van Adele's weinige vrienden op de afdeling, en hoewel ze haar toon professioneel hield, was er een lichte bezorgdheid achter haar blik. "Hoe was je vlucht?"

Adele haalde haar schouders op. "Lang, saai. Glibberige zakenadvocaat."

Grant rolde met haar ogen. "Zoals vanouds dus?"

Adele grinnikte zacht. "Daar komt het zo'n beetje op neer."

"Nou,' zei agent Lee, "we wachtten op jou om te beginnen. Dat computerfiguurtje, zoals jij hem noemt, is DGSI-directeur Thierry Foucault. Ik geloof dat jullie elkaar kennen."

Adele's wenkbrauwen trokken de persoonlijke ruimte van haar haarlijn binnen en ze liep om de tafel, legde haar aktentas neer en draaide zich om het scherm beter te kunnen zien. Een man met een haviksgezicht, dikke wenkbrauwen en nog dikkere jukbeenderen keek uit het scherm en zijn ogen gleden door de kamer. "Ik geloof niet dat we het genoegen hebben gehad," zei ze langzaam, haar hersens krakend om een herinnering aan het gezicht van de man op te roepen.

"De jongedame – dit is Sharp?" zei het gezicht op het scherm, nog steeds met een fronsende blik, hoewel Adele begon te vermoeden dat dit meer te maken had met de opstelling van zijn gelaatstrekken dan met zijn huidige humeur.

Adele gaf hem een klein knikje.

"Ik was nog op de ambassade toen je voor DGSI werkte." De luidsprekers knetterden even en Adele leunde naar voren om beter te kunnen horen. Even later werd het geluid beter, terwijl Foucault doorsprak. "Vier jaar? Vijf? Jammer dat je weg bent gegaan. Frankrijk kan een talent als jij altijd gebruiken."

Adele twijfelde er niet aan dat de leidinggevende haar dossier voor hem had liggen, maar ze glimlachte beleefd. "Het waren er vier. Ik heb veel geleerd in mijn functie in Parijs. Ik betwijfel of de FBI me zonder die ervaring had aangenomen."

"Dit is hoe het gaat, non?" zei Foucault, grijnzend door het scherm. "Frankrijk creëert de dingen die het meest worden gewaardeerd door Amerika, hmm. Het maakt niet uit… Ik – ik vroeg me wel af," zei hij langzaam, terwijl zijn ogen even omlaag flitsten, wat Adele's vermoeden over het dossier bevestigde. "Waarom ben je weggegaan, hè? Niet het weer, hoop ik."

Lee wierp een blik op Adele en kwam toen snel tussenbeide: "Misschien is dit nu niet het beste moment om daarover te praten", zei ze. "We moeten ons concentreren op de taak die voorhanden is."

Maar de man op het scherm zwaaide al een vinger heen en weer. "Nee, nee. Het is belangrijk dat DGSI weet met wie we samenwerken. Frankrijk is geen gedumpte minnaar – het is belangrijk dat we weten wie we terugnemen, hmm?"

Adele probeerde haar frons te verbergen. Hoezo terugnemen? agent Lee probeerde opnieuw tussenbeide te komen, maar Adele onderbrak haar baas.

"Het is eigenlijk heel simpel," zei Adele, terwijl ze haar frons verborg achter samengedrukte lippen en een onbewogen blik. "Ik heb een moordenaar in Frankrijk opgespoord en hij bleek niet te zijn wie ik dacht dat hij was. Ik vond dat het tijd was voor verandering." Bloeden. Bloeden. Eeuwig bloeden. Adele huiverde toen haar droom door haar hoofd flitste, maar ze stopte de gedachte weg in met een slik een trotse schuinstand van haar kin. Ze haalde haar schouders op naar het scherm en voelde haar colbert over haar schouders glijden.

Natuurlijk had ze het niet over de maanden van PTSS nadat ze de man had achtervolgd – en toen ontdekt had dat hij niet schuldig was aan de martelende moord op haar moeder. Ze vond het ook niet gepast om de Amerikaanse forensisch psycholoog te noemen met wie ze naar de Verenigde Staten was gereisd, in de hoop daar wortel te schieten. De kans was groot dat Foucault het allemaal in zijn kleine dossier had, maar wat haar betrof waren dat haar zaken en niet die van iemand anders.

"Is de zaak nu opgelost?" zei agent Lee, met een geïrriteerde blik op het scherm. Ze zette zich af tegen de vergadertafel en liep langs de man met de gekromde neus die nog altijd zwijgend aan het raam stond.

"Er valt niets op te lossen", zei het scherm.

"Nog niet, nee," antwoordde Grant fronsend. "Maar het kan in ieders belang zijn om geen oude koeien uit te sloot te halen en ons op de gebeurtenissen van gisteravond te concentreren."

Adele voelde een vlaag van dankbaarheid voor haar meerdere. Lee Grant werd niet alleen vernoemd naar twee generaals aan weerszijden in de Amerikaanse Burgeroorlog, maar ze had een autoriteit die elke agent vrijwillig de strijd in zou volgen. Lee's ogen vernauwden zich vaak zodanig dat ze niet meer werden dan stormachtige spleten in haar natuurlijk gebruinde huid. Als kind van een Amerikaan en een Cubaanse immigrant was Lee een van de weinige mensen op kantoor die Adele's wortels begreep, geholpen door het feit dat ze minder dan zes jaar in leeftijd scheelden.

"Nou," zei Foucault, zijn stem galmde een beetje door de tv-luidsprekers. "Wachten we op meer, of kunnen we beginnen?"

Grant wierp een blik op de man bij het raam, die zijn stilte nog niet had doorbroken. "Ik zie er geen nut in om het verder uit te stellen."

"Het spijt me, het spijt me, directeur Foucault." De man met de haakneus deed eindelijk van zich horen. Hij wendde zich af van het glas, leunde met zijn handen op de vergadertafel en staarde naar het grote scherm. "Special Agent Sharp heeft in de Verenigde Staten aan deze zaak gewerkt, zoals agent Lee al zei – en het leek ons verstandig dat ze hier aanwezig zou zijn."

Adele herkende deze man niet, maar hij had het pak en de houding van een diplomaat, of van het soort lagere manager dat alleen uit het houtwerk kwam als de diensten tot samenwerken veroordeeld waren.

"Wat betreft de formele introducties: dit is SAC Lee Grant," zei het man met het pak, wijzend op Adele's baas. "Zij heeft de leiding over het onderzoek. Agent Sharp ken je natuurlijk. En Sam Green werkt voor tech." De lange man met de pen achter zijn oor, die achter de anderen zat, zwaaide beleefd, maar zweeg.

Foucault knikte hen om beurten beleefd toe. Vervolgens zei hij: "Jammer dat we elkaar niet ontmoeten onder betere omstandigheden. Ik heb wat meer informatie sinds de laatste keer dat we elkaar spraken. Het vermiste meisje heet Marion Lucas. Vierentwintig jaar oud. We wachten nog op enkele tests, maar ik kan je met relatieve zekerheid vertellen dat het lichaam dat we gisteren hebben gevonden overeenkomt met de foto's die we van de moeder van Marion hebben gekregen."

"Tijdens het gesprek zei je iets over ondiepe sneden," zei agent Lee. Haar stem klonk afwachtend, en ze liet de stilte de ruimte tussen haar en de tv overnemen.

Voor het eerst vormden Foucaults lippen zich tot een dunne, grimmige lijn. "Ik zal iemand van het kantoor het rapport laten doorsturen." Hij schudde zijn hoofd lichtjes, waardoor er een lok glad haar over zijn ogen viel die hij met één hand weer achterover streek. Hij zuchtte erbij. "Ik moet jullie wel waarschuwen. Het is geen prettig gezicht."

Adele schraapte haar keel. "Weet u zeker dat ze vierentwintig was?"

Iedereen keek Adele aan alsof het hen verbaasde dat ze tussenbeide kwam. Een onuitgesproken ritme beheerste dit soort gesprekken, waarin een soort hiërarchie het tempo van het gesprek en de toestemming om te spreken bepaalde. Maar het laatste waar Adele op dit moment aan dacht, was kantooretiquette.

"Heel zeker," antwoordde Foucault. "Hebben we nog maar een paar uur geleden geverifieerd."

Adele schudde haar hoofd en streek haar mouwen glad, zoals ze vaak deed als ze overstuur of boos was. "De moordenaar – heeft iemand hem gezien?"

"Zoals ik al zei, we sturen het rapport door. Het is belangrijk dat we allemaal…"

"Heeft u het lijk gevonden?"

Foucault fronste zijn wenkbrauwen naar Adele. "Ja, dat hebben we. Hij liet haar achter op de plek waar hij haar vermoordde. Onder een tunnel bij de Pont d'Arcole."

Agent Lee trok een goed verzorgde wenkbrauw op, en verstrooid met haar hand over de vlek op haar zak. Vaak bracht Lee hele dagen op kantoor door. Ze was een beruchte slapeloze en bracht het grootste deel van haar tijd door met werken of nadenken over werk. Ze schraapte nu haar keel en wierp een vragende blik op haar ondergeschikte.

"Een brug," legde Adele uit. "In Parijs. Doodsoorzaak?" Deze vraag was aan het scherm gericht.

"Ze is doodgebloed." Dezelfde grimmige lijn rimpelde Foucaults mond. "Kleine snijwonden over het hele lichaam. Geen schoenen of blouse. We denken dat hij die heeft meegenomen. Sneden aan het web tussen haar tenen, langs haar armen, haar wangen, haar borsten. Het is allemaal in het rapport opgetekend."

Adele hoorde haar eigen ademhaling. De lucht van het kantoor voelde opeens ijskoud aan en ze kreeg kippenvel. "Hij heeft haar laten doodbloeden." Ze draaide zich scherp om naar agent Lee. "Dezelfde werkwijze als de Benjamin Killer."

"Het lichaam is gevonden door een paar toeristen," voegde Foucault eraan toe.

Adele klemde haar tanden op elkaar en schudde wild met haar hoofd. "Ik snap het niet. Wat moet hij ineens in Frankrijk?"

"Het is een maand geleden", antwoordde agent Lee. "Misschien zat je hem te dicht op de hielen."

"Maar dat zat ik helemaal niet!" Adele keek naar het scherm en schudde haar hoofd. "We hebben geen idee wie hij is."

Grant stond omrand door het raamkozijn, naast de man met het pak en de haakneus, en keek heen en weer tussen Adele en Foucault. Grant zei: "Misschien was je dichterbij dan je denkt. Misschien heeft iets anders hem de stuipen op het lijf gejaagd. Hoe het ook zij, het is niet onwaarschijnlijk dat hij vanuit de VS naar Parijs is gevlucht."

"Maar om in een ander land te gaan moorden? Zo snel na vertrek? De meeste moordenaars hebben tijd nodig om te acclimatiseren. Hij zou zich nog niet helemaal op zijn gemak voelen in de nieuwe omgeving. Waarom zou hij zo snel toeslaan?"

Lee Grant tikte met haar vingers op haar tanden. De nog niet bij naam genoemde man met het pak aan het raam keek zwijgend heen en weer tussen de vrouwen, als een toeschouwer bij een tenniswedstrijd.

"Het is niet altijd lastig om te acclimatiseren", zei Grant. "Vakantiegangers kunnen meedogenloos zijn. Herinner je je het incident in het resort in Tijuana?"

Adele trok haar neus op. "Maar we weten toch niet of het een vakantieganger is. Wat als… Wat als hij Parijzenaar is?" zei ze langzaam. Ze proefde even de gedachte. "Wat als hij juist in Amerika op vakantie was?"

Grant tuitte haar lippen en drukte haar rug tegen het hoge raam. "Interessante gedachte. Misschien. Hoe dan ook, de reis naar Parijs heeft hem de impuls gegeven die hij nodig had om opnieuw toe te slaan."

"Als hij zo denkt, wordt hij alleen maar erger", zei Adele.

Foucault had de laatste paar minuten stil zitten luisteren. Maar bij deze laatste opmerking doorbrak hij zijn zwijgen. "Precies. En dat is het onderwerp van de dag, agent Sharp."

Ditmaal was het Adele's beurt om een wenkbrauw naar haar leidinggevende op te heffen. Agent Lee zuchtte. "Ik had er even mee willen wachten – om het je persoonlijk te vertellen." Ik weet dat je drie dagen verlof hebt – ik weet hoe het je de afgelopen maand vergaan is. Het zal vast moeilijk zijn geweest voor jou en Angus." Ze maakte een sympathiek gebaar met haar lippen. "Maar je weet alles van deze klootzak, Adele. Hij gaat weer toeslaan. Jij weet het en ik weet het."

"Wat vraag je van me?"

"Ze hebben je nodig in Parijs," zei Grant. "Ik heb het al besproken met de afdelingsmanagers."

Adele schudde echter al haar hoofd, draaide haar rug naar het scherm en ijsbeerde de kamer door voordat ze zich weer tot Foucault richtte. Maar nu keek ze naar Lee, haar vriendin, die contrasteerde tegen het lichtgevende scherm als achtergrond.

"Niemand kent deze man beter dan jij, Adele," zei Grant. "De DGSI wil je ter plekke hebben. Je heb banden met beide instanties en met je dubbele nationaliteit…"

"Driedubbele," zei Adele zacht.

"Sorry?"

"Drievoudig burgerschap. Ik ben ook Duits."

Grant knikte snel. "Ja, natuurlijk. "Drievoudig burgerschap. Je bent in een unieke positie, Adele."

"Is dit een bevel?"

Agent Lee schudde onmiddellijk haar hoofd, waardoor haar kastanjebruine haar, dat ze altijd in een simpele paardenstaart droeg, heen en weer slingerde. "Nee. De keuze is aan jou. Maar als je ermee instemt, moet je nu vertrekken. Tijd om te wachten is er niet. Je moet maar een andere keer vakantiedagen opnemen."

Een statische ruis kraakte vanuit de richting van de tv door de kamer. Foucaults lippen bewogen, maar ze kon niet horen wat hij zei.

"Jezus, Sam," snauwde Adele. "We zijn toch godverdomme de FBI. Zou je niet verwachten dat we een duidelijk hoorbaar gesprek konden hebben?"

De lange techneut – die tijdens dit alles op zijn stoel was blijven zitten en zwijgend zat mee te kijken – haastte zich al, draaiend aan knopjes van de tv.

Even later verdween de statische ruis. Foucault testte de microfoon en toen hij door de kamer tuurde, zijn ogen een beetje uit het midden – hoewel Adele vermoedde dat hij haar op zijn scherm recht aankeek – zei hij: "Nou, agent Sharp? Frankrijk neemt je terug. Kom je naar Parijs?"

"Nee," zei Adele. Onmiddellijk welde bezorgdheid in haar op. De woorden waren haar onwillekeurig over de lippen gekomen, opgeroepen uit haar binnenste, het restant van beslissingen uit het verleden dat opborrelde.

Ze kon niet naar Frankrijk gaan. Niet nu. Niet zo snel na…

Ze keek de kamer rond en realiseerde zich dat alle ogen op haar gericht waren. De lichten aan het plafond leken opeens erg helder, haar eigen ademhaling klonk luid in haar oren. Ze wreef over een elleboog maar weigerde naar de grond te staren, hoewel ze zich vreselijk moest inhouden om niet haar blik af te wenden.

Jezus, Sharp, je zou echt een carrière naar de prullenbak verwijzen alleen om te vermijden dat… Om wat precies te vermijden? Lee Grant zei niets en bestudeerde haar ondergeschikte met een meelevende uitdrukking. Foucault en de diplomaat fronsten, maar Adele keek weg en richtte haar blik op Lee.

Als enige in de kamer stond agent Lee zonder twijfel aan haar kant. Maar toch, het weigeren van een dergelijk verzoek van hogergeplaatsten zou niet zonder gevolgen blijven.

Adele hield haar kaak stijf en rechtte haar houding. "Ik… ik kan daar niet naar teruggaan. Nog niet…" Waarom niet, Cara? Kom naar huis.

Adele huiverde en schudde haar hoofd nog halsstarriger. "Nee. Ik kan het gewoon niet…ik…" Haar stem stierf weg, en beelden uit haar dromen flitsten door haar hoofd. Herinneringen aan een jeugd, aan een leven dat ze ooit had geleid, speelden als schaduwpoppen in haar hoofd. Ze dacht aan Doug van de beveiliging. Misschien was dat wel waar ze uiteindelijk zou eindigen: zittend naast een metaaldetector met haar eigen bordje, Pas op voor Sharp: weigert medewerking.

Carrière was één ding… Maar dit… Dit kwam te dichtbij. Ze ademde langzaam in en probeerde haar hoofd leeg te maken. Het hoefde natuurlijk niet zoals de laatste keer te zijn, toch? Het onderzoek naar de dood van haar moeder was op een dood spoor. Ze zou zich er niet in verliezen. Niet ditmaal. Dit ging over de Benjamin Killer. Dit ging over dat meisje, Marion, en over het volgende slachtoffer, wie dat ook wezen moge.

Kon ze echt nee zeggen? Wat had ze hier eigenlijk om voor te blijven? Angus was niet gebleven. Waarom zou zij dat wel doen?

"Denk er eens over na," zei Foucault terwijl hij haar bestudeerde. "Ik stuur het dossier en het doktersrapport. Misschien heb je een inzicht dat we over het hoofd hebben gezien, hmm?"

Adele knikte. Een rapport kon ze nog wel lezen. Hoeveel schade kon dat nu aanrichten? Een enkel lullig rapportje.

"Prima," zei Adele. "Sam, kun je het naar mij doorsturen?"

Een klein, miserabel dossiertje. Wie weet zou er toch een aanwijzing in te vinden zijn. Adele blies haar wangen op en ademde zachtjes uit, in een poging haar zenuwen te bedaren.

Waarom doodde hij alleen op basis van leeftijd? Wat was daar toch de betekenis van? Bloeden, bloeden, voor eeuwig bloeden…

Weer een plaats delict, weer een moordenaar, weer een moord. Alles flitste door Adele's hoofd en prikte koud op haar huid terwijl ze resoluut uit de hoge glazen ramen staarde. Wanneer zou de Benjamin Killer stoppen? Het was als een aftelling – een uitdaging.

Hij zou er niet op eigen houtje mee uitscheiden. Dat was een verkeerde vraag. De echte vraag galmde in Adele's hoofd: wanneer zou iemand hem aanhouden?

Ze voelde de ogen in de kamer naar haar staren, kijken, beschuldigen, wachten…




HOOFDSTUK VIJF


De cabine van het vliegtuig weergalmde van het geluid van de draaiende motoren. Adele leunde achterover in haar stoel en genoot van het comfort van de eerste klasse. Ze rekte zich uit en kromde haar rug terwijl ze met haar handen de armleuningen omklemde. Ze stak haar hand uit en draaide aan de kleine knop waarmee de airconditioning aan stond, en streek haar haar opzij terwijl de lucht door de cabine stroomde. Geen viezige advocaten ditmaal.

Lee had er vijf minuten voor nodig gehad om Adele ervan te overtuigen naar Parijs te gaan.

Haar leidinggevende wist altijd precies wat ze moest zeggen. En in dit geval had ze helemaal niets gezegd. Of grotendeels niets gezegd.

Adele kon nog steeds de blik van haar leidinggevende een gat in haar schedel voelen boren. Het echte overtuigen had eigenlijk in haar eigen hoofd plaatsgevonden. Veel te veel mensen ontliepen hun verdiende loon omdat iemand zich geen ongemak op de hals wilde halen. Moordenaars ontsnapten vanwege luie wetshandhaving. Deze moordenaars, deze monsters, verdienden Adele's gemakzucht niet. Ze zou hen haar uitputting niet schenken. Ze zou hen ook nooit haar angst voor haar verleden schenken.

Het was een tijdje geleden dat ze voor het laatst in Frankrijk was geweest. En heel eerlijk gezegd miste ze het.

Ze paste zich goed genoeg aan en kon de taal goed genoeg spreken dat maar weinig mensen haar als toerist zouden aanmerken.

Adele verschoof en herpositioneerde zich tegen de hoofdsteun. Ze kalmeerde zich, ademde lichtjes, ademde zeven seconden in en ademde daarna acht seconden uit. Een kleine ademhalingsoefening die psycholoog, haar ex-vriend, haar ooit had geleerd. Dezelfde met wie ze naar Amerika was gegaan.

Die relatie was tot een explosief einde gekomen. Adele was nooit zo goed geweest in het omgaan met de slechte eigenschappen van anderen. Sommigen beschouwden haar als zelfingenomen, maar zelf vond ze dat ze vastberaden was.

En toen de psycholoog haar bedrogen had met een gemeenschappelijke vriendin, had ze besloten dat de relatie zijn langste tijd had gehad.

Adele reikte onder haar stoel, haalde haar aktenkoffertje tevoorschijn en greep naar de laptop.

Sam had het rapport en de bestanden van DGSI gedownload voor haar vertrek. Ze had er niet naar willen kijken in de auto, op weg naar het vliegveld. Het was haar toegestaan een kleine koffer mee te nemen, wat haar een hele twintig minuten had gekost. Ze had niet veel luxe nodig op reis; afgezien een paar kledingstukken en toiletartikelen had Adele alleen haar plastic ontbijtkom en een lepel ingepakt.

Ze voelde haar vingers een beetje trillen toen ze de grendel op haar laptop indrukte en de computer opensloeg. Ze verschoof in haar stoel en draaide het scherm naar het raam, weg van het gangpad. Haar ogen schoten omhoog en zagen een paar kinderen die zes rijen terug in de businessclass zaten. Zij mochten het scherm niet zien en daarom beschermde ze het met haar lichaam en draaide het nog verder om.

Natuurlijk had ze geen tijd verspild op weg naar de luchthaven. Het doornemen van de dossiers van de vorige slachtoffers was niet leuk geweest, maar wel noodzakelijk. De moordenaar leek geen bijzondere voorkeuren te hebben die Adele kon waarnemen. Hij koos zijn slachtoffers willekeurig, behalve  #

p hun leeftijd.

Haar hoofd bonkte en Adele sloot haar ogen, wel wetend wat ze zou zien als ze ze opendeed. Afbeeldingen speelden op herhaling op de binnenkant van haar oogleden. Angus had haar ervan beschuldigd getrouwd te zijn met de baan.

Hij had maar half gelijk.

Ze was getrouwd met de geesten van de slachtoffers uit het verleden. Getrouwd, uit pure wilskracht, met degenen wier stemloze lippen om gerechtigheid riepen.

Jeremy Benthem. Negenentwintig. Vader van twee kinderen. De Benjamin Killer had zich ditmaal gehaast – zijn eerste moord. Althans de eerste die Adele naar hem kon herleiden. Ze kon het zien in haar gedachten, zo duidelijk alsof ze naar een video zat te kijken: Jeremy's lichaam op de grond, gewoon tussen de gymzaal van de middelbare school en de vuilnisbak geschoven. Hij was de hoofdtrainer van het junior basketbalteam geweest. Twee handschoenen die dichtbij een brandkraan waren weggegooid. Het lab had geen afdrukken kunnen vinden.

Jeremy was in zijn borst en lies gesneden en een van zijn ogen was opengesneden. Bibberige sneden – adrenaline van een moordenaar die zijn eerste moord pleegt. Geen van de wonden was voldoende geweest om de coach van de middelbare school om het leven te brengen. In plaats daarvan verlamde de dader zijn slachtoffers eerst. Hij gebruikte een stof, maar de toxicologische rapporten waren nog steeds niet helemaal duidelijk. Het was geen chloroform en geen Rohypnol. Wat hij ook toediende, het was combinatie van het een of ander, een huisbrouwseltje.

En dan, zodra zijn slachtoffers niet meer konden bewegen, ging hij aan het werk.

Het tweede slachtoffer. Tasha Hunt. Daar had Adele vastgesteld dat de moordenaar een scalpel gebruikte. Zijn inkepingen waren stabieler en zelfverzekerder geworden. Geoefender. Maar bij de alleenstaande moeder uit Indiana had hij ook een kapmes gebruikt.

Adele klemde haar tanden op elkaar bij de herinneringen die door haar hoofd rolden. De lokale politie had aanvankelijk gedacht dat de dader zijn slachtoffers op andere manieren overweldigde. Maar hij had zijn handschoenen uitgetrokken.

Die handschoenen bij de brandkraan. Dat had hij niet moeten doen. Een vergissing – de onnodige fout van een groentje in zijn eerste grote wedstrijd.

Alleen…alleen waren ze de handschoenen van de moordenaar helemaal niet geweest. Ze had vastgesteld dat ze van het slachtoffer waren, van Jeremy. Waarom had de dader in godsnaam Jeremy’s handschoenen uitgetrokken? Zo'n vreemde beslissing. Hij had niet in Jeremy's vingers gesneden…

Tussen de vingers, bijna onmerkbaar – daar had ze de injectiemarkering gevonden. Ze had ooit een relatie gehad met een man die zijn drugsgebruik verborg door zich tussen de tenen en vingers te injecteren. Bij haar vriend had ze het niet opgemerkt, al die jaren terug.

Maar ditmaal had ze het niet over het hoofd gezien. De Benjamin Killer was voorzichtig, berekenend… Maar niet perfect. Dat was geen enkele moordenaar.

Adele wist dat ze niets in de dossiers over het hoofd had gezien. Maar op aandringen van Lee had ze de nodige zorgvuldigheid betracht tijdens de rit naar de luchthaven.

In eerste instantie had ze gedacht dat de dader misschien op medisch gebied werkzaam was: het medicijn dat hij gebruikte was een soort tandarts-nitreuze of een verdoving. Maar die theorieën werden snel ontkracht door het lab. Het scalpel was misschien een te voor de hand liggend wapen voor een chirurg of anesthesioloog.

Toch het meest gruwelijke deel: ondanks het middel die de moordenaar gebruikt had, wat die ook moge wezen, ondanks dat ze hun lichaam niet meer kon gebruiken, behielden de slachtoffers hun bewustzijn volledig. Ze konden voelen, en voelen wat er met hen werd gedaan.

De dader sneed in ze op een locatie uit het zicht en keek dan toe. Hij zou, voor zijn eigen kijkplezier, getuige zijn van het langzame doodbloeden van het gekozen doelwit, en dan vertrok hij, lang voor ze dood waren.

Hij had nog nooit een dodelijke slag toegebracht. Hij had nog nooit vitale organen, aderen of slagaders geraakt waarvan de slachtoffers snel zouden kunnen uitbloeden. Een zwakke man? Adele wist het niet zeker. Een slimme man? Heel zeker.

Hij deed het graag rustig aan. Bij het derde slachtoffer had hij zijn vak geperfectioneerd: hij had Agatha Mencia bijna vier uur lang laten bloeden voordat ze uiteindelijk stierf.

"Zieke wending," zei Adele, zachtjes mompelend, terwijl haar milde accent het "ih"-geluid in "ie" verdraaide. Adele probeerde vaak haar professionaliteit te behouden. Het was de enige manier om niet dol te draaien in een baan als deze. Maar af en toe kwam ze moordenaars, psychopaten tegen, die een aanslag pleegden op het vermogen rationeel te denken.

Adele deed weer haar ademhalingsoefening en bladerde door de bestanden in haar downloadmap. Uiteindelijk klikte ze, tegen het raam geklemd en iedereen achter haar van de foto's of inhoud van het rapport blokkerend, op het nieuwste bestand dat door Sam was geüpload.

Ze bestudeerde de foto's met koude, klinische berekeningen en weigerde iets over te slaan. Ze catalogiseerde zoveel mogelijk van de informatie, haar ogen flitsten van frame naar frame en lazen de aantekeningen van de patholoog onder elk plaatje.

Een jonge vrouw – zonder blouse, zonder schoenen. De dader dacht dat hij slim was. Maar de ontbrekende schoenen waren geen fetisj. Hij had haar tussen de tenen ingespoten; Adele durfde het te wedden.

Ze bekeek een foto van de plaats delict – onder een donkere, bedompte brug. Eenzaam, uit het zicht. Adele's blik schoot terug naar het beeld van het meisje. Geen prostituee en ook geen meisje uit het goedkope deel van de stad. Een leuk meisje – een stadsmeisje. Hoe had de moordenaar haar onder de brug gelokt?

Kende ze hem?

Adele schudde haar hoofd. Haar haar wreef tegen de hoofdsteun van de vliegtuigstoel. Onwaarschijnlijk. De dader zou niet het risico hebben genomen halverwege de wereld rond te reizen om iemand te vermoorden die hij kende.

Kon de moordenaar Frans spreken? Misschien had hij haar gelokt. Bundy had altijd een trucje klaar, deed alsof hij kreupel was of alsof hij op zoek was naar een verloren huisdier. Maakte misbruik van het medeleven van zijn slachtoffers.

Misschien deed de Benjamin Killer hetzelfde?

De onderdoorgang van de brug was donker op de foto's van de plaats delict en twee rijen cementverdelers onttrokken Marions lijk aan het zicht. Gepland dan, gerepeteerd. De moordenaar wist waar hij haar heen bracht.

Net als bij Jeremy. Net als bij Agatha. De dader bracht zijn moorden ruim van tevoren in kaart en koos de perfecte locatie, als een minnaar die zich voorbereidt op een eerste date.

Adele staarde naar Marions verminkte lichaam. Ze kon zien hoe hij haar had geduwd, en dan zou hij haar met een pistool hebben bedreigd? Nee – ze betwijfelde het. Niet in Frankrijk. Hoewel het nog steeds een mogelijkheid was.

Een mes zou voldoende zijn. Misschien zelfs het moordwapen. Daarna trok hij haar schoenen uit en prikte haar met de naald.

De verlichting was te slecht om er meer uit te halen. Misschien was dat maar goed ook.

Het handwerk van de moordenaar was zichtbaar op het halfnaakte lijk van de Parijse.

Adele dacht dat ze de ogen van de jonge vrouw in hun kassen een schreeuw om hulp zag uitdrukken. Haar pupillen waren verwijd, al had ze niet kunnen bewegen. Adele klemde opnieuw haar tanden op elkaar; ze kon zich de angst, de pijn, het gevoel van pure eenzaamheid en hulpeloosheid voorstellen.

Adele bladerde een tweede keer door de aantekeningen en foto's en weigerde er iets van over te slaan. Elke scène, elk moment, elk fragment kon een aanwijzing bevatten.

Ze schudde haar hoofd en zuchtte zacht. Daarna las ze het rapport opnieuw. Niets nieuws, gewoon een beschrijving van wat ze al had gezien. Adele las het rapport nog een keer, en toen nog een keer en nog een keer. Elke keer dat haar ogen over de woorden op het scherm vlogen en de gruwelijke misdaad in klinische details lazen, zocht ze naar sporen, hield ze haar ogen open, haar brein aandachtig, catalogiseerde elke seconde, elke pixel, elke afgedankte sigarettenpeuk en stukje graffiti onder de brug.

Ze weigerde hem te laten ontsnappen. Marion Lucas' smekende, roerloze ogen eisten gerechtigheid. Het bloed dat uit het jonge meisje stroomde, schreeuwde om wraak. En Adele was, meer dan ooit, vastbesloten om het te leveren.




HOOFDSTUK ZES


De internationale luchthaven Charles De Gaulle was een van de grootste van Europa. Haar schoenen tikten tegen de tegels en stopten toen op de zoemende roltrap. Ze ging door de douane en bereikte de gate.

Adele speurde de wachtruimte af, haar ogen flitsend van gelukkige gezinnetjes die een nieuwe aankomst omarmden en chauffeurs met donkere hoeden en brillen die kleine bordjes omhoog hielden, naar andere reizigers die alleen op pad waren, met hun bagage achter zich aan.

Haar eigen aktentas rustte op het handvat van haar koffer, die ze had uitgetrokken en stevig vasthield, en waarmee ze haar koffer achter zich aan rolde.

"Adele Sharp," zei een zachte, beleefde stem. Verrassend genoeg een stem die ze herkende.

Even, heel even, werden gedachten aan de zaak uit haar hoofd verdreven. De manier waarop de persoon haar naam uitsprak, de woorden die uit de lucht werden geplukt zoals een bloemist die bloemen snijdt en ze aan een klant presenteert, riep herinneringen op.

Ze keek in de richting van de stem en een glimlach strekte zich uit over haar gezicht.

“Robert?” zei ze, met opgetrokken wangen. "Natuurlijk zouden ze jou sturen. Natuurlijk!"

Robert Henri had een kaarsrecht postuur met een stramme rug. Hij droeg een onberispelijk geperst pak en had een kromme, perfect verzorgde snor op zijn bovenlip. Zijn haar was voller dan ze zich herinnerde toen ze nog bij DGSI werkte – haarpluggen misschien? Robert was degene geweest die haar onder zijn hoede had genomen. Hij had haar leven bij minstens twee verschillende gelegenheden gered.

Deze herkenning maakte een golf aan herinneringen los. Hij glimlachte terug naar haar, zijn handen losjes langs zijn zij, zijn gepolijste schoenen hiel aan hiel.

Robert Henri was ongeveer tien centimeter korter dan zij. Adele was lang, maar niet overdreven lang. Robert had ooit voetbal gespeeld voor een semiprofessioneel team in Italië, maar was teruggekeerd naar Frankrijk toen hij in de jaren vijftig door de Franse regering werd gerekruteerd, lang voordat de DGSI bestond. Evenals zijn haar was zijn snor zwart geverfd.

“Robert!” riep ze, terwijl ze zich naar hem toe haastte, haar schoenen piepend over de gepolijste grond. "Wat fijn je te zien, oude makker."

De kleine man glimlachte naar haar en stak een hand uit met een galant gebaar. Hij pakte haar arm en zei: "Je bent nog net zo mooi als mijn arme oude ogen het zich herinneren. Ik voel mijn jeugd op ditzelfde moment weer in mijn botten terugkeren."

Robert had niet eens een klein beetje een accent. Adele had het op goed gezag dat hij acht verschillende talen met een perfect accent kon spreken. Daarnaast was hij een van de beste rechercheurs die Frankrijk te bieden had.

"Beginnen we nou al met vleien? Ik ben nog maar net, kersvers uit het vliegtuig."

"En vers is het juiste woord. Verfrissend om hier iemand te hebben die het belang van spaarzaamheid waardeert.”

Zijn ogen schoten naar haar kleine koffer.

"Ik koop gewoon alles wat ik verder nodig heb. De FBI betaalt."

"Allicht, allicht. En hoe gaat het met onze Amerikaanse vrienden?"

"Ik mag niet klagen. Je hebt toch niet zelf gereden?" Adele trok een grimas en schudde theatraal haar hoofd.

"Ah," zei Robert, met een lichte frons op zijn verder onbewogen gezicht. "Als je zit te denken aan die keer op het platteland in Bulgarije, weet je, automatische auto's zijn een smet, non, een vloek op de moderne wereld!"

Adele verborg een grijns en draaide haar koffer naar zich toe zodat ze een elleboog op het verhoogde handvat kon laten rusten. "Ja, en dat was waarom je de lichtmast had geraakt, hè?'

Hij keek gemaakt streng en klikte met zijn tong. Toen hij dichterbij kwam, rook hij naar net iets te veel eau de cologne en een licht vleugje sigarenrook. "We pakken de draad gewoon weer op, zie ik? Geen respect. En ligt het aan mij, of is je mooie, glorieuze accent vervaagd, hmm?"

Adele zweeg even bij de geur en de opmerking over haar accent. Haar gedachten dwaalden even af, terug naar haar eerste dagen bij de DGSI, toen ze Roberts kantoor binnenliep. Dezelfde geur was haar tegemoet gekomen, net als deze zelfde kleine, vriendelijke man, die toen veel meer grijze haren had bezeten. Ze kon zich het nette, opgeruimde kantoor nog herinneren, met foto's van racebanen en oude sportwagens. Robert had geen lijstjes met familiefoto's, omdat hij geen familie had.

En toch kropen Adele’s mondhoeken wat omhoog toen ze zich herinnerde hoe de man haar toen had begroet. Een vreemd jong meisje uit Amerika, dat zijn kantoor binnenwandelde. Hij had haar als een nichtje verwelkomd en was meteen veel te persoonlijke vragen gaan stellen over haar gezondheid, haar liefdesleven, haar favoriete eten.

Het voelde als thuis.

Adele had nooit een thuis gehad. Ze was niet Duits genoeg, Frans genoeg, Amerikaans genoeg om als een van hen beschouwd te worden, tenzij ze iets van haar wilden. Ze had in iedere taal een licht accent, waardoor ze geen van de talen haar eigen kon noemen.

Twaalf jaar in Duitsland, nog eens vijftien jaar in Frankrijk en de rest in de VS. Angus had haar geplaagd dat ze zoveel reisde en nooit ergens wortel schoot.

Maar ergens wortels schieten voelde nooit lekker aan, omdat…omdat Adele, hoewel ze het niet graag toegaf, eigenlijk nergens thuis hoorde. Een meisje zonder thuis en geen echte familie om naar huis over te schrijven – zo vaak verhuizen had ook familiale gevolgen.

Destijds, op haar eerste dag, had Robert haar eenzaamheid doorzien. Hij had haar als een geestverwant gezien en haar ter plekke geadopteerd.

De kleine, goedgeklede, gelijkmatige man greep Adele bij de arm, hield die in de kromming van de zijne en trok haar mee naar de uitgang. Ze kwamen bij de glazen schuifdeuren en voegden zich bij de stroom passagiers die de luchthaven verliet. Adele liet zich door haar oude mentor door de straten over de gate-strook leiden, naar de plek waar een geparkeerde auto op hen wachtte: een Renault-sedan met donkere, getinte ramen met zwarte lambrisering. Adele gaf haar koffer aan Robert, die hem in de kofferbak tilde.

Ze liep naar het portier van de passagier, maar hij was haar voor en opende het, terwijl hij haar met een galante wuif naar de voorstoel gebaarde.

"Dank je," zei ze, terwijl ze een glimlach onderdrukte.

Er waren sommigen die onterecht dachten dat Robert een beetje een malloot was. Hij was nogal opzichtig en genoot van dingen als wijn- en kaasproeverijen en filosofische debatten. Het had een pretentieus karakter, maar Adele zat er in het geheel niet mee. Ook omdat ze wist dat hij meer zaken met succes voor de DGSI had afgesloten dan enige andere rechercheur in de geschiedenis van de dienst – al was het geen erg lange geschiedenis.

Met langzame, gelijkmatige stappen liep hij terug naar de bestuurderskant van de auto. Nadat hij was gaan zitten, keek hij naar Adele. "Je ziet er gezond uit," zei hij. Hij zweeg even, wreef over het stuur en toen hij de beweging opmerkte, hield hij ermee op. "Sinds de laatste keer dat je hier was…een en ander is…"

"Het gaat prima met mij, Robert," antwoordde Adele snel en sneed hem af voordat hij de zin kon afmaken. Haar toon klonk plotseling somber in haar eigen oren. Ze voelde een lichte blos op haar wangen. "De vorige keer… De spanning – het was… "

"Je hoeft me niks uit te leggen."

"Nee, misschien niet." Adele keek door het raam terug naar de drommen passagiers die op weg waren naar geparkeerde voertuigen. Ze keek weer naar de auto en bestudeerde het interieur. Ze zweeg even en keek op naar het vizier boven Roberts stoel. Twee kleine, verweerde foto's zaten in de hoek van het vizier, een beetje zoals taxichauffeurs in de stad foto's van hun gezinnen toonden.

Alleen was deze foto van het DGSI-hoofdkwartier en de tweede, kleinere was… Adele keek wat beter en voelde een plotselinge brok in haar keel.

De tweede foto was van haar en Robert die naast elkaar stonden – de eerste werkdag. Ze herkende haar jonge, glimlachende gezicht dat uit het stoffige fotootje tuurde. Ze had nooit een thuis gehad, hoorde nergens bij… En toch, daar, in dit autootje dat rook naar eau de cologne en sigaren, voelde ze zich meer thuis dan ze zich ergens in jaren gevoeld had.

"Het is fijn om je weer hier te hebben, kind," zei Robert en hij keek haar bezorgd aan. "Ben je klaar voor het werk?"

Adele knikte en haar ogen schoten weg van het vizier. "Ik ben hier uitsluitend voor deze zaak, geen andere. Begrijp je wat ik bedoel?"

Roberts wenkbrauwen gingen omhoog. "Ik zal er verder mijn mond over houden; Ik begrijp het. Maar begrijp jij het?

Adele dacht even na terwijl Robert de motor startte, zijn spiegel controleerde en langzaam van de stoeprand wegreed.

Eén zaak tegelijk. Dat is alles waar ze tijd voor had. Eén zaak.

Ze staarde uit het raam terwijl ze het vliegveld verlieten en naar het stadshart reden. In de verte hoorde ze klokken luiden. Het was fijn om weer thuis te zijn.

Haar gelaatsuitdrukking verzachtte even terwijl ze de stad bekeek, haar blik over de rivier dwaalde en over de vele oude gebouwen flitste. Maar toen ze de bruggen ontwaarde, niet veel meer dan bogen aan de horizon, verhardde haar uitdrukking.

Dit was thuis, maar er zat een rat in de kelder en het was aan haar om hem te vinden en te verpletteren voordat hij nog meer kwaad kon aanrichten.

De Benjamin Killer was met een reden de Verenigde Staten ontvlucht en had sinds zijn aankomst in Frankrijk al één keer gedood. Het was slechts een kwestie van tijd voordat hij opnieuw toesloeg.




HOOFDSTUK ZEVEN


Zes kilometer van het centrum van Parijs, in de noordwestelijke buitenwijken van de regio Ile-de-France van de hoofdstad, staarde Adele naar het hoofdkantoor van de DGSI.

Aan de buitenkant zag het er niet bepaald spectaculair uit. Een klein caféetje rustte tegen de verzegelde structuur aan, met doffe roze en oranje bakstenen die het een schilderachtig uiterlijk gaven in vergelijking met het sombere grijze en zwarte gebouw waarvoor het als voetenbank diende.

Adele herinnerde zich het gebouw nog goed. In gedachten had ze het aantal rondjes al geoefend dat de auto maakte terwijl het de afgesloten parkeerplaats achter het hoofdkwartier omcirkelde.

Binnen was het gebouw veel mooier dan ze zich herinnerde. Nieuwe verflagen en up-to-date technologie vulden nu de kantoren waar Robert haar langs leidde.

"Dat is dan wel weer het voordeel van terroristen," zei Robert terwijl hij haar door het gebouw leidde en haar nieuwsgierige blik op een rij gloednieuwe computers achter een glazen wand opmerkte. “Ze motiveren op unieke wijze de toewijzing van belastingen. Hier, deze kant op."

Robert leidde haar naar een open foyer. Een receptionist keek op van achter een bureau en schraapte zijn keel met een beleefde hoofdknik.

"We zijn hier voor Foucault," beantwoordde Robert de vragende blik.

De receptionist knikte en drukte op een knop op zijn telefoon. Er klonk geroezemoes en toen klikte een dikke glazen deur naast het bureau open.

"Ze wachten u allebei op", zei de receptionist.

Adele liep achter haar voormalige mentor de kamer in.

Pas toen ze uit de ramen tuurde, besefte ze dat ze zich waarschijnlijk op de bovenste verdieping bevonden. Deze ramen keken niet uit op de straat en ze waren allemaal zwart getint.

Toch bracht het uitzicht van zo hoog een nieuwe golf van herinneringen omhoog. Ze keerde zich van de stad naar de kamer. Onmiddellijk zag ze de man van het tv-scherm in San Francisco. Zijn wenkbrauwen waren in werkelijkheid nog dikker en zijn frons tweemaal zo intens. Hij zat achter een oud bureau dat leek te zijn gemaakt van bewerkt eikenhout. Het bureau was omringd door zoveel technologie dat het in tijd en smaak niet op zijn plaats leek, net als de pen en inktpot bij een oude telefoon.

"Agent Sharp," zei Foucault, met hetzelfde lichte accent als voorheen. "Fijn dat je gekomen bent."

Ze knikte hem toe ter begroeting.

"Dit is Special agent Jean Renee," zei Foucault, terwijl hij naar links gebaarde. "Hij zal je partner zijn in deze zaak. Hij is al ingelicht door SOC Grant over de bijzonderheden van de vorige gevallen."

Adele keek naar de tweede man die bij het eikenhouten bureau stond. Misschien een paar jaar ouder, met vroegtijdig grijs haar aan de zijkant dat altijd het woord "gedistingeerd" vergezelde, en agent Jean Renee was de langste man in de kamer. Hij had een prominente Romeinse neus en een brandvlek vlak onder zijn kin, die zich over zijn keel uitstrekte. Hij had scherpe, intelligente ogen en uitgesproken jukbeenderen. Het geheel wekte bij Adele de indruk van een James Bond-slechterik. Knap genoeg om naar te staren, maar wreed genoeg om je zorgen over te maken.

Ze glimlachte bij deze karakterisering, maar verborg de uitdrukking net zo snel en stak haar hand uit naar haar nieuwe partner.

"Hallo," zei ze.

Français?” antwoordde Jean Renee.

Adele haalde haar schouders op. “Oui, un peu”

Jean knikte. Zijn kortgeknipte haar was net zo donker onder het plafondlicht als in de schaduw. "Engels dus," zei hij, met het zwaarste accent van de drie mannen. "Ik heb de dossiers gelezen, oui. Maar ik denk nog steeds dat ik je wat vragen moet stellen."

Foucault onderbrak hem. "Sharp wil vast eerst even bijkomen. Robert, bedankt."

Jean rolde met zijn ogen, maar verhulde het door uit het raam te kijken. "Heeft de Amerikaanse prinses haar schoonheidsslaapje nodig?"

"De Amerikaanse prinses voelt zich prima," zei Adele en bewaarde haar kalmte. Ze wierp een blik op Foucault. "Eerlijk gezegd, als u het niet erg vindt, zou ik graag de plaats delict willen zien nu het allemaal nog vers is."

Foucaults lippen draaiden omlaag in een soort van schouderophaling met zijn mond, en hij knikte. "Ik heb geen bezwaren. Jean?"

De lange man met het militaire kapsel schudde even zijn hoofd. "Heb je de foto's gezien?"

Adele plukte aan haar mouwen. "Ja, dat heb ik. Ik zou graag de gangen van het meisje willen volgen. Is er iets nieuws dat ik moet weten?"

Jean begaf zich naar de deur zonder ook maar een au revoir voor de andere mannen. “Het lab heeft ons de resultaten gegeven. Het lichaam dat we hebben gevonden, is inderdaad van Marion Lucas. Ze hebben iets in haar bloed gevonden."

"Dat zal het verlammingsmiddel zijn. Weten ze wat het is?"

Jean schudde zijn hoofd, deed de deur open en stapte voor haar erdoor. Robert fronste vanuit de kamer en knikte kort naar Adele.

"Nee," zei Jean. "Maar ze zijn nog aan het zoeken. We hadden gehoopt dat de FBI het zou weten."

Adele nam snel afscheid van Robert en schudde haar hoofd naar Jean. "Ik vrees van niet. Er is nooit genoeg van om het uitgebreid te testen, helaas. Maakt niet uit. Hoe ver is de plaats delict hier vandaan?"

"Volg mij, Amerikaanse prinses," zei Jean. "Ik ken een sluiproute."

Adele haastte zich achter de brutale man aan terwijl hij snel door de gangen beende en haar naar de liften aan het einde van het gebouw leidde. Ze stapte in de auto die Jean ontsloten had. De plaats delict zou antwoorden hebben. Het moest wel.




HOOFDSTUK ACHT


Adele ademde de rivierlucht in, dezelfde lucht die nu bedorven in de longen van het lijk zat. Marions lichaam was allang naar het mortuarium gebracht, maar haar bloed kleurde nog steeds het beton in lukrake patronen en verstikte het stof onder de brug met felrode tentakels.

Het gebied bleef afgezet, met zaagbokblokkades die de trappen en de loopbrug aan weerszijden belemmerden. Twee gendarmes stonden op wacht, maar verder hadden Adele en Jean de plaats delict voor zichzelf alleen.

Adele hurkte en wees met haar vinger naar het bloed. "Waarom denk je dat hij ze laat bloeden?" mompelde ze en ze wendde haar blik terug naar de trap.

Jean gromde vrijblijvend. "Psychopaten en gestoorde geesten doen psychotische en gestoorde dingen", zei hij.

Adele zette zich af tegen haar knieën en liep naar de trap, terwijl ze onder de blokkade omhoog tuurde naar het geluid van verkeer en voetgangers erboven. "Ze woont in de rue Villehardouin?"

Weer een grom. "Dat zei haar moeder."

"Dan moet ze de trap af zijn gegaan. Winkels met bewakingscamera's?"

Jean fronste zijn wenkbrauwen en testte het woord in het Engels. "Bewaking?"

"Beveiliging," zei Adele in het Engels en herhaalde het woord in het Frans.

"Wordt nog onderzoek."

Adele knikte. "Wachten we op de huiszoekingsbevelen?"

Jean snoof daarop en keek haar lang aan. Hij krabde aan de brandvlek onder zijn kin terwijl hij heen en weer schudde met zijn hoofd. "Hoe lang is het geleden dat je hier werkte? DGSI heeft geen huiszoekingsbevelen nodig."

Adele klemde haar tong stevig in haar mond en draaide zich langzaam weer om naar de onderdoorgang. Hij had natuurlijk gelijk. Hoe had ze dat kunnen vergeten? Er waren mensen die vonden dat de bevoegdheid van de DGSI ruimschoots aan hun bestaansrecht voorbij schoot. Daar kon ze het niet mee oneens zijn. Maar vanaf de kant van de wetshandhaving zou ze er zeker niet over klagen. Minder administratieve rompslomp betekende minder tijdverspilling, wat betekende dat meer criminelen achter de tralies zaten en meer burgers in veiligheid konden verkeren.

Adele schudde vol afkeer haar hoofd en wierp opnieuw een blik op het toneel. "Niets nieuws," zei ze. "Heb jij nog ideeën?" Ze draaide zich om, maar merkte dat Jean over de rivier staarde naar de boten die voorbij gingen, met een verre blik in zijn ogen. "Hallo?" zei ze. "Verveelt onze zaak je?"

Hij brak uit zijn mijmeringen. Even verhardden zijn knappe gelaatstrekken, zijn ogen vernauwden zich boven zijn Romeinse neus. "Ja,” zei hij. "Een dom meisje laat zich onder een lelijke brug lokken. En nu maken haar ingewanden vlekken op mijn schoenen. Dus, ja, Amerikaanse prinses, ik verveel me en ik ben moe. Telt dat als idee?"

Adele weigerde haar reactie op haar gezicht te tonen. Ze kende mannen zoals Jean – mannen die ongevoelige, onaangename meningen spuiden om anderen van hun a propos te krijgen.

Jean rolde met zijn ogen, draaide zich weer om naar de plaats delict, weg van de rivier. Agent Renee was bijna een kop groter dan zij. Alleen al zijn lengte had zijdelingse blikken opgeroepen, toen ze de trap naar de onderdoorgang hadden genomen. Maar Adele weigerde zich hierdoor te laten intimideren. Ze kwam naast Jean staan en bekeek de bloedvlekken.

"De dader moet Frans kunnen spreken," zei haar partner even later.

Adele tuitte haar lippen. "Ik dacht hetzelfde. Om haar hierheen te lokken, moet hij op de een of andere manier hebben kunnen communiceren. Kon Marion Engels?"

"Nee. Ik heb het haar moeder gevraagd."

Adele schudde haar hoofd met een korte, schokkerige beweging. "Goed. Dus onze moordenaar kan Engels en Frans." Ze ademde diep uit en schudde haar hoofd. "Maar wat moet hij hier toch? In Frankrijk bedoel ik. Is hij Frans? Op vakantie en moordpad in Amerika?"

"Waarom moet hij Frans zijn?" Jean snoof en zijn accent was zwaarder dan ooit. "Waarschijnlijk een dikke Amerikaan, hè? Gevlucht naar mijn lieftallige land als een rat die een zinkend schip verlaat."

"Hoe dan ook, waarom zou hij doorgaan met moorden? Hij is ermee weggekomen. De moordenaar is aan de VS ontsnapt. Waarom zou hij opnieuw toeslaan? Hij had ermee weg kunnen komen."

"Uhm. Hij spreekt Frans en Engels, maar hij is niet zo slim, hmm?"

Adele keek om. "Misschien ben jij het wel?"

Jean wierp haar een zijdelingse blik toe en toen brak er een glimlach over zijn gezicht. Hij draaide zich weer om naar de trap en gebaarde naar haar om hem te volgen. "Soms vraag ik me dat zelf ook af," zei hij. "Kom, we gaan met haar vrienden praten."

Terwijl Adele nog een laatste keer de met bloed besmeurde grond bekeek, werd ze door een stem uit haar gedachten geschud. "Hallo!" zei de stem in het Frans. Het geluid galmde de trap af. "Hallo, mag ik u even spreken, mademoiselle?"

Adele draaide zich om en zag dat de gendarmes het pad blokkeerden van twee oudere mensen die tegen de houten barricade leunden en naar de onderdoorgang tuurden en naar haar zwaaiden. Jean was aan de andere kant van de plaats delict blijven staan en keek naar een andere trap. De lange man wreef afwezig over de brandvlek langs zijn kin en trok een vragende wenkbrauw op naar Adele.

"Ja?" zei Adele terwijl ze Jean de rug toekeerde. "Kan ik u helpen?" Ze tuurde naar boven en vernauwde haar ogen tegen het zonlicht dat de trappen en de leuningen naar het trottoir bescheen.

Het oudere echtpaar was goed gekleed, met lange overjassen en dunne handschoenen. Hun zilveren haar was netjes geknipt: de man met een militaire snit, bijna net als die van Jean – minus Renee's overdreven lange pony – en de vrouw met schouderlange lokken die Adele aan haar moeder deden denken.

Ze slikte bij de gedachte, maar duwde hem snel opzij terwijl ze de onderste treden opliep om binnen gehoorafstand te komen.

"Neemt u ons niet kwalijk," zei de man met een ratelende, krakende stem. "Maar is dit waar het gebeurd is? Waar het jonge meisje is overleden?”

Adele keek naar de man en haar blik gleed naar de vrouw. Ze haatte het dat haar onmiddellijke gedachte er een was van verdenking – een instinct dat was aangescherpt door jarenlange confrontatie met de ergste verschrikkingen die de mensheid te bieden had. Maar even snel verwierp ze het idee. Niets in de misdaden van de dader suggereerde een duo.

Ze zette een vriendelijk, vragend gezicht op. Haar Frans, evenals haar Engels en haar Duits, had soms een accent. Ze deed haar best om het te verbergen, maar had het recentelijk niet zo veel gesproken als Engels. "Kende u het meisje?" zei ze voorzichtig.

Het oude echtpaar wierp elkaar een snelle blik toe en tuurde langs de geüniformeerde agent die een stap achteruit deed toen Adele dichterbij kwam.

De oude man keek haar van top tot teen aan. "Je bent geen politie," zei hij behoedzaam.

Adele wierp een blik op haar broek en trok zelfbewust aan haar mouwen. "Eh, nee – niet precies. Ik werk echter samen met de DGSI."

De oude vrouw fronste haar wenkbrauwen en klikte zachtjes afkeurend met haar tong.

Adele besloot dat het vermelden van de FBI de zaken alleen maar erger zou maken. De DGSI was pas een paar jaar voordat ze lid werd een autonome dienst geworden, en er waren mensen die de reputatie van de dienst niet goedkeurden.

De oude vrouw begon aan de arm van haar man te trekken alsof ze hem de paar treden weer op wilde leiden. "Sorry," zei de vrouw, terwijl ze nog steeds afkeurend naar Adele tuurde. "We hebben ons vergist."

"Ik werk niet meer bij de DGSI", zei Adele, snel denkend in een poging de situatie te redden. "Ik adviseer. Vanwege Marion – het meisje dat om het leven is gekomen." Ze trok een gezicht alsof ze op een citroentje zat te zuigen. "Oh sorry, ik-ik denk niet dat ik haar naam had moeten noemen." Ze deed een stap achteruit, tuurde de trap af, maar positioneerde haar lichaam ook zo dat de bloedvlekken onder de brug zichtbaar waren over de barricade.

Ze wachtte een aantal seconden, draaide zich toen om en schermde de plaats delict opnieuw af met haar lichaam. "Een akelige situatie," zei Adele. "De moeder van het meisje is ontroostbaar, zoals u zich vast wel kunt voorstellen. Ze komt ook uit Parijs. Ze woont nu helemaal alleen in haar appartement. Zo jammer – afschuwelijk als je je kind als eerste de wereld ziet verlaten."

De oude man tuurde langs Adele en zijn gezicht werd bleek toen hij de onderdoorgang achter haar zag. De vrouw was gestopt met aan zijn arm te trekken en haar uitdrukking werd zachter terwijl ze over Adele's woorden nadacht. De vrouw maakte met haar tong hetzelfde klikgeluid, maar zuchtte toen. Ze schudde op toegeeflijke wijze aan de arm van haar man.

"Vooruit," zei de oude vrouw. "Vertel het de dame."

De man bleef voorbij Adele staren, over de barricade, zijn ogen gefixeerd alsof hij een spook had gezien. Maar na nog een ruk aan zijn arm schraapte hij zijn keel en richtte zijn donkere ogen op Adele.

"Het meisje – Marion – we hebben het op het nieuws gezien. We herkenden haar uit het appartement. Ze woont ook in de rue Villehardouin."

Adele knikte voorzichtig. Haar ogen schoten weer de trap af in de richting van Jean, maar hij was onder de tunnel en ze kon hem niet zien. "Kende u Marion?"

De oude man staarde weer weg en zijn vrouw trok nogmaals scherp aan zijn arm. "Ahem, ja", zei de man. “Tijdens onze nachtelijke wandelingen kruisten we af en toe paden. Een vriendelijk, aardig, mooi, eh, leuk jong meisje." Hij schraapte zijn keel en haalde zijn arm terug voordat zijn vrouw hem eraf kon trekken. Hij boog zich over het zaagbok, witte knokkels spanden zich daar waar ze de barricade vastgrepen.

De gendarme stak een hand uit om hem terug te duwen, maar Adele schudde haar hoofd snel en boog zich voorover. Ze staarde indringend in de donkere ogen van de oude man op zijn gerimpelde gezicht.

"Ze was in haar eentje op pad", zei de oude man. "Ze zei dat ze vrienden ging bezoeken – ze had niet alleen moeten zijn. Parijs is niet meer wat het ooit was."

"Nee. Dat zijn de meeste plaatsen niet," zei Adele. "Je zag haar toen haar appartement verlaten. Hoe laat?"

"Acht uur? Negen uur?"

"Half acht," interrumpeerde de vrouw vanachter haar echtgenoot.

Adele knikte. "Heeft ze iets gezegd? Buiten dat ze op pad was om vrienden te ontmoeten?"

"Nee," zei de oude man. "Ze wenste ons alleen nog goedenavond. Maar…" Hier grepen zijn vingers het zaagbok nog steviger vast. "Misschien is het niet aan mij om te zeggen…Maar… maar…"

"Zeg het nou maar, Bernard," snauwde de vrouw.

"Ik wil niemand in de problemen brengen", zei de oude man.

Adele spoorde hem met een beweging van haar wenkbrauw aan. "Maar…"

"Maar ik zag iemand haar volgen. Misschien ging hij gewoon dezelfde kant op … Ik weet het niet. Maar – zoals ik al zei – ik wil niemand in de problemen brengen. Alleen, na te hebben gehoord wat er met haar is gebeurd…Ik bedoel, ik dacht er op dat moment niets van. Maar nu, misschien als ik iets had gezegd." De oude man liep weg en leunde achterover van het zaagbok en drukte zich in een soort van beschermende houding tegen zijn vrouw aan.

De verschrompelde vrouw weefde haar hand weer door zijn arm en wreef liefdevol over zijn pols met een kalmerend gebaar.

Adele, daarentegen, voelde zich allesbehalve kalm. Ze probeerde haar toon onder controle te houden, maar dat was lastig met die bonzende hartslag in haar oren. "Zag u dat iemand haar volgde? Weet u het zeker?"

"Ja, heel zeker," zei de vrouw meteen.

"Nou," zei de man, "hij ging misschien gewoon dezelfde kant op. Zoals ik al zei, ik wil niemand…"

"Meneer, als ik er even tussen mag komen, u veroorzaakt geen problemen," zei Adele snel. Ze ademde langzaam door haar neus en probeerde zichzelf te bedaren. Hoe meer opgewonden ze werd, hoe meer ze het accent in haar woorden kon horen. Dit was niet het moment om deze twee burgers te verkondigen dat ze van buiten Parijs kwam. Met zulke mensen zou het de situatie alleen maar ingewikkelder maken. Dus ademde ze weer in en, de stilte vastberaden verbrekend, zei ze: "Vertel me precies wat u heeft gezien."

Even dacht ze eraan om naar haar telefoon te grijpen om het antwoord op te nemen, maar toen besloot ze dat dat het echtpaar zou kunnen afschrikken.

De man haalde zijn schouders op. "Iemand volgde haar. Zoals ik al zei."

"Hij had een bundeltje bij zich", zei de vrouw. "En – ja." Ze knipte met haar vingers. "Hij droeg een blauw overhemd."

De oude man fronste echter zijn wenkbrauwen. "Nee," zei hij. "Het overhemd was groen. Zijn schoenen waren blauw."

"Droeg hij schoenen?" zei de vrouw weifelend.

Adele voelde de moed in haar schoenen zinken. Ze likte aan haar lippen die plotseling droog waren geworden en begon de trap af te lopen, al was het maar om wat ruimte te krijgen om te ademen.

“Is er nog iets anders?” zei ze van een trede lager.

Het oude echtpaar keek elkaar aan en toen antwoordden ze, bijna tegelijk: "Hij had rood haar."

Adele keek al half terug naar waar Jean op hem wachtte, maar toen vloog haar blik terug naar het oude echtpaar. Ze staarde hen aan, op zoek naar zekerheid in hun gezichtsuitdrukkingen. "Rood haar?" zei ze. "Weet u het zeker?"

Ze keken allebei even naar elkaar en knikten toen vastberaden.

Adele voelde haar hart weer sneller kloppen. Ze had ooit een smartwatch gehad toen ze voor een marathon aan het trainen was. Haar hartslag in rust was altijd al veel te hoog geweest gezien haar conditie – een ander neveneffect van het werk. En nu kon ze haar hartslag praktisch in haar oren horen.

"Zouden jullie bereid zijn op het bureau een officiële verklaring af te leggen?" zei Adele. "Hoe heten jullie? Bernard, zei u? Achternaam?"

De oude man begon te antwoorden, maar de oude vrouw trok scherp aan zijn arm. "Je hebt onze verklaring gehoord," zei ze fronsend. "Daar hebben we niets meer aan toe te voegen."

"Ik begrijp het," begon Adele, "maar als…"

"Niets meer!" De vrouw had haar man al half de trap op gesleept en hem snel van de onderdoorgang weggeleid.

De gendarme wierp een blik op Adele alsof hij wachtte op een bevel om hen tegen te houden. Maar ze schudde haar hoofd.

"Laat ze gaan," mompelde Adele. "Ik betwijfel toch of ze ons meer informatie kunnen geven…"

Ze knikte dankbaar naar de agent en salueerde vervolgens met twee vingers naar de wegsnellende ruggen van het bejaarde echtpaar. Met een lichte vering in haar tred draaide ze zich om naar de trap en haastte zich terug naar waar Jean stond te wachten.

Rood haar. Een pruik? Misschien wel. Maar hoe dan ook een aanwijzing.

De klootzak zou haar niet ontglippen. Niet dit keer.

Er stond een glimlach op haar lippen toen ze zich weer bij Jean aan de andere kant van de onderdoorgang voegde, tegenover een helling met een lange metalen rail.

"Waar ben jij zo opgewekt over?" zei Jean met een frons. Hij hield een telefoon tegen zijn wang gedrukt en hij leek nog chagrijniger dan normaal.

"Ik…" Adele onderbrak zichzelf. "Wie is dat?" zei ze terwijl ze naar de telefoon knikte.

Jean liet het apparaat zakken en klikte op een knop aan de zijkant, terwijl hij de telefoon weer in zijn zak stopte, nog altijd fronsend. "Marion's vrienden. Agenten in uniform hebben ze weten te achterhalen. Ze wachten op ons, bij de bar."

"Waarom zie je er dan zo boos uit? Dit is toch goed nieuws."

"O ja? Is het zo goed? Hmm – nou, Michael en Sophie zullen er ook aanwezig zijn. Je herinnert je agent Buisson, ja?" Zijn toon was nu hoog van toon en nep-onschuldig, met de kwaadaardige onderstroom van slechte humor. "Ze weigerde met je samen te werken. Ik kan dit niet genoeg benadrukken, hè. Geweigerd. Noemde je een salope – herinner je je dit woord nog, hmm? En daarom zit ik dus opgezadeld met onze Amerikaanse prinses – omdat Buisson niet met je wilde werken."

Bij elk volgend woord verdween de glimlach iets meer van Adele’s gezicht. Ze slikte langzaam, en een kleine angststroom verspreidde zich door haar en tintelde langs haar ruggengraat. "Sophie Buisson? Is ze nu agent?"

"Die geeft geen leiding meer, hmm?" zei Jean, nog steeds met zijn vermoorde-onschuld-stem. Zijn humeur leek opeens flink verbeterd. "Ik vraag me af waarom dat toch zo is? Ze zou toch niet – nee, god verhoede – ze zou toch niet jou de schuld geven voor haar degradatie, of wel?” Zijn wenkbrauwen schoten omhoog in schijnverrassing.

"Jezus, wat een lul ben jij," snauwde Adele. Ze begon de helling op te stampen en wreef met haar hand over het koele metaal van de vangrail. "Kom je ook? Of zal ik onze getuigen maar in mijn eentje ondervragen?"

Jean antwoordde niet, maar ze hoorde hem vanachter haar grinniken terwijl hij volgde.

Vanbinnen zat er bij Adele een kluwen van emoties. Sophie Buisson was haar leidinggevende geweest toen ze voor de DGSI werkte. En wat een puinhoop was dat geweest. Na al die jaren zou ze toch geen wrok meer koesteren…

"Wie hou ik hier eigenlijk voor de gek," mompelde Adele hardop. Ze ging sneller lopen toen ze het trottoir bereikte en stampte op de auto af. Sophie Buisson was precies het type om wrok te koesteren. Marions vrienden ondervragen terwijl dat monster over haar schouder meekeek klonk al even plezierig als een bezoekje aan de tandarts.

Twee stappen vooruit, één stap achteruit.

Maar met of zonder agent Buisson…

De moordenaar had rood haar.

Vijfentwintig. Vierentwintig. Niet meer.




HOOFDSTUK NEGEN


Vanaf het moment dat ze Genna’s, de oude, kleine kroeg achter de universiteit, binnenstapte, voelde Adele de felle blik een gat in haar wang branden. Adele bekeek de drukke ruimte, en de vele lage krukjes die aan de ronde tafeltjes stonden. Het meubilair was verspreid over wat leek op een dansvloer die was omgebouwd tot een zitgedeelte voor een verhoogd podium aan de achterkant.

Adele voelde nog steeds hoe Sophie Buissons blik de benauwde ruimte vanaf de andere kant van de groezelige kamer doorboorde.

Adele weigerde in eerste instantie in die richting te kijken. Ze hield haar hoofd omhoog en manoeuvreerde met stevige bewegingen voorbij de tafels en goedkope aluminium stoelen.

Naast haar slenterde Jean voort, zijn humeur nog zuurder nadat ze op weg naar het gesprek met Marions vrienden driemaal voor een rood verkeerslicht kwamen te staan.

"Komen ze hier vaak?" vroeg Adele zachtjes, terwijl ze haar ogen strak voor zich uit gericht hield.

Jean gromde.

"Je zei dat ze hier waren toen Marion stierf. Is dat geverifieerd?"

De enorm lange agent gromde weer, maar zuchtte toen door zijn neus alsof hij zich realiseerde dat deze reactie het tij van vragen niet zou bedwingen. Zijn stem kraakte alsof zijn keel in roest was gesmeerd toen hij zei: "Ze komen hier na hun werk langs."

"En waarom ondervragen we ze hier?"

Jean trok een wenkbrauw op en keek naar zijn kleinere partner. "Agent Buisson zei dat ze dan wat meer ontspannen zouden blijven. Je zou liever hebben dat we ze naar verhoorkamers brengen, hmm? Wat Amerikaans toch van je."

Adele schudde haar hoofd en keek weer naar waar de kleine groep aan de andere kant van de bar zat.

Het deed haar denken aan haar oude studententijd, waar ze overigens niet veel vrolijker van werd. Om vrienden te hebben had je wortels nodig. En wortels vereisten dat iemand langer dan een luttele seconde op dezelfde plek bleef. Adele was nooit heel goed geweest in het zich ergens vestigen. Het was haar nooit aangeleerd. Zodra ze de universiteit verliet behoorde het opbouwen van vriendschappen tot de verleden tijd. Agent Lee van het hoofdkantoor was misschien de enige vriend die ze had; het was gemakkelijk om vriendschap te sluiten met een collega-workaholic.

Maar toen Adele zich eindelijk toestand een blik op de andere kant van de ruimte te werpen – de sfeer klopte niet helemaal overdag, met de meeste krukken en cabines leeg en het podium slechts als zitplaats dienend voor een paar klanten – zag ze een groep van vier jonge, aantrekkelijke Parijzenaren.





Конец ознакомительного фрагмента. Получить полную версию книги.


Текст предоставлен ООО «ЛитРес».

Прочитайте эту книгу целиком, купив полную легальную версию (https://www.litres.ru/pages/biblio_book/?art=63590551) на ЛитРес.

Безопасно оплатить книгу можно банковской картой Visa, MasterCard, Maestro, со счета мобильного телефона, с платежного терминала, в салоне МТС или Связной, через PayPal, WebMoney, Яндекс.Деньги, QIWI Кошелек, бонусными картами или другим удобным Вам способом.



"Net als je denkt dat het leven niet mooier kan, bedenkt Blake Pierce nog een meesterwerk van thriller en mysterie! Dit boek zit vol met onverwachte wendingen en eindigt met een verrassende openbaring. Ik raad dit boek ten zeerste aan als deel van de permanente bibliotheek van elke lezer die van een zeer goed geschreven thriller houdt.? –Books and Movie Reviews, Roberto Mattos (over Eens Weg) . DOODGEBLOED is boek # 1 in een nieuwe FBI-thrillerreeks van USA Today, bestsellerauteur Blake Pierce, wiens # 1 bestseller Once Gone (Boek # 1) (gratis te downloaden) meer dan 1000 vijfsterrenrecensies heeft ontvangen. . Adele Sharp, speciaal agent van de FBI, is een in Duitsland en Frankrijk opgevoede Amerikaan met drievoudig staatsburgerschap – en van onschatbare waarde om criminelen voor het gerecht te brengen wanneer ze de Amerikaanse en Europese grenzen overschrijden… Als het onderzoek naar een seriemoordenaar, actief in drie Amerikaanse staten, op een dood spoor komt te zitten, keert Adele terug naar San Francisco, naar de man met wie ze hoopt te trouwen. Maar na een schokkende wending duikt er een nieuw spoor op en wordt Adele uitgezonden naar Parijs om aan het hoofd te staan van een internationale klopjacht… Adele keert terug naar het Europa van haar jeugd, waar bekende Parijse straten, oude vrienden van de DGSI en de vader van wie ze vervreemd is haar sluimerende obsessie om de moord op haar eigen moeder op te lossen, weer aanwakkeren. Al die tijd moet ze de duivelse moordenaar opsporen, de donkere kanalen van zijn psychotische geest binnengaan om erachter te komen waar hij de volgende keer zal toeslaan – en het volgende slachtoffer redden voordat het te laat is… DOODGEBLOED, een mysterie boordevol actie, internationale intriges en meeslepende spanning, blijf je tot diep in de nacht lezen… Boeken # 2 en # 3 in de reeks – VOGELVRIJ en VERHOLEN – kunnen ook worden voorbesteld!

Как скачать книгу - "Doodgebloed" в fb2, ePub, txt и других форматах?

  1. Нажмите на кнопку "полная версия" справа от обложки книги на версии сайта для ПК или под обложкой на мобюильной версии сайта
    Полная версия книги
  2. Купите книгу на литресе по кнопке со скриншота
    Пример кнопки для покупки книги
    Если книга "Doodgebloed" доступна в бесплатно то будет вот такая кнопка
    Пример кнопки, если книга бесплатная
  3. Выполните вход в личный кабинет на сайте ЛитРес с вашим логином и паролем.
  4. В правом верхнем углу сайта нажмите «Мои книги» и перейдите в подраздел «Мои».
  5. Нажмите на обложку книги -"Doodgebloed", чтобы скачать книгу для телефона или на ПК.
    Аудиокнига - «Doodgebloed»
  6. В разделе «Скачать в виде файла» нажмите на нужный вам формат файла:

    Для чтения на телефоне подойдут следующие форматы (при клике на формат вы можете сразу скачать бесплатно фрагмент книги "Doodgebloed" для ознакомления):

    • FB2 - Для телефонов, планшетов на Android, электронных книг (кроме Kindle) и других программ
    • EPUB - подходит для устройств на ios (iPhone, iPad, Mac) и большинства приложений для чтения

    Для чтения на компьютере подходят форматы:

    • TXT - можно открыть на любом компьютере в текстовом редакторе
    • RTF - также можно открыть на любом ПК
    • A4 PDF - открывается в программе Adobe Reader

    Другие форматы:

    • MOBI - подходит для электронных книг Kindle и Android-приложений
    • IOS.EPUB - идеально подойдет для iPhone и iPad
    • A6 PDF - оптимизирован и подойдет для смартфонов
    • FB3 - более развитый формат FB2

  7. Сохраните файл на свой компьютер или телефоне.

Книги автора

Аудиокниги автора

Рекомендуем

Последние отзывы
Оставьте отзыв к любой книге и его увидят десятки тысяч людей!
  • константин александрович обрезанов:
    3★
    21.08.2023
  • константин александрович обрезанов:
    3.1★
    11.08.2023
  • Добавить комментарий

    Ваш e-mail не будет опубликован. Обязательные поля помечены *