Книга - Raji: Boek Drie

a
A

Raji: Boek Drie
Charley Brindley


Oktober 1932. Aan het begin van de Great Depression moesten alle scholen en universiteiten in Amerika besparen en sommige campussen sloten zelfs. Raji en Fuse stonden er, net als zoveel andere jongeren, alleen voor. Doordat ze zich de voorbije vier jaar uitsluitend op hun studies geconcentreerd hadden, waren ze niet voorbereid op de harde economische realiteit van een wereld die wegzakt in ellende en hopeloosheid.







Raji



Boek drie: Dire Kawa



door



Charley Brindley



charleybrindley@yahoo.com



www.charleybrindley.com



Vertaald door

Leen Vermeersch

Fool Stop vertaling en correctie

Website https://www.foolstop.be



Omslagontwerp door



Charley Brindley

© 2019



Alle rechten voorbehouden



© 2019 Charley Brindley, alle rechten voorbehouden



Gedrukt in de Verenigde Staten van Amerika



Eerste uitgave februari 2019



Dit boek is opgedragen aan



Tatta Marie Brindley



De boeken van Charley Brindley

zijn vertaald in 20 talen:

Italiaans

Spaans

Portugees

Frans

Nederlands

Turks

Chinees

Oekraïens

Hongaars

Bulgaars

Arabisch

Servisch

Japans

Indonesisch

Duits

Bengali

Roemeens

Grieks

Pools

en

Russisch



De volgende boeken zijn verkrijgbaar als audioboek:



Raji, Boek een (in het Engels)

Casper’s Game (in het Engels)

Dragonflyvs Monarch, Boek een (in het Engels)

Dragonflyvs Monarch, Boek twee (in het Engels)

Do NotResuscitate (in het Engels)

The Last Mission of the SeventhCavalry (in het Engels)

Hannibal’sElephant Girl, Boek een (in het Russisch)

Henry IX (in het Italiaans)

Ariion 23 (in het Chinees)

Qubit’s Incubator (in het Engels)

Hannibal’sElephant Girl, Boek Twee (in het Engels)


Andere boeken van Charley Brindley



1. Oxana’s Pit

2. The Last Mission of the SeventhCavalry, Boek een

3. The Last Mission of the SeventhCavalry, Boek twee

4. Raji, Boek een: Octavia Pompeii

5. Raji Boek twee: De academie

6. Raji Boek vier: The House of the West Wind

7. Hannibal’sElephant Girl, Boek een

8. Hannibal’sElephant Girl, Boek twee

9. Cian

10. Ariion XXIII

11. De laatste plaats in de Hindenburg

12. Dragonflyvs Monarch, Boek een

13. Dragonflyvs Monarch, Boek twee

14. The Sea of Tranquility 2.0 Boek een: Exploration

15. The Sea of Tranquility 2.0 Boek twee: Invasion

16. The Sea of Tranquility 2.0 Boek drie

17. The Sea of Tranquility 2.0 Boek vier

18. The Rod of God, Boek een

19. Sea of Sorrows, Boek twee van The Rod of God

20. Do NotResuscitate

21. Henry IX

22. Qubit’s Incubator

23. Casper’s Game



Non-fictie



24. Seventeen Steps tobecoming a successfulSphynxBreeder



Binnenkort verkrijgbaar



25. Dragonflyvs Monarch: Boek drie

26. The JourneytoValdacia

27. Still Waters Run Deep

28. Ms Machiavelli

29. Ariion XXIX

30.Hannibal’sElephant Girl: Boek drie



Zie achteraan dit boek voor meer informatie over de andere boeken.



Inhoud

Hoofdstuk een (#ulink_de33d210-c0b1-52c7-a42e-6fbd62ef0676)

Hoofdstuk twee (#ulink_8b01aa8f-7182-598f-bbb6-553a13edbfdb)

Hoofdstuk drie (#ulink_d6d91f08-adcd-56d5-aa8d-01017a2166ea)

Hoofdstuk vier (#ulink_65a3cb00-89b9-5a25-9dd1-80d2dcd1ef0b)

Hoofdstuk vijf (#ulink_581de8c0-77b4-5bbb-9f6c-e1dee7f7e740)

Hoofdstuk zes (#ulink_50b66009-c6a0-59cb-bcbd-45741307f49c)

Hoofdstuk zeven (#ulink_61dc5835-1993-5912-8a9d-03c3ee691430)

Hoofdstuk acht (#ulink_6ae45fdd-cf12-54ec-a3a6-477a693a1a1a)

Hoofdstuk negen (#ulink_e15993ea-de97-54f2-b57d-fdbf9f2a26b2)

Hoofdstuk tien (#ulink_3e6543ac-4967-5f84-acc5-3408447d7d0f)

Hoofdstuk elf (#ulink_9f95636c-99cf-5878-9a69-6f28f0f419a8)

Hoofdstuk twaalf (#ulink_60c2b5e6-64f8-5add-a41c-06c05f743314)

Hoofdstuk dertien (#ulink_4a70785e-1bfe-5c40-beff-8f1ea4e1a4eb)

Hoofdstuk veertien (#ulink_0fe0bbb4-7604-5566-b7d0-c25f57eb3d26)

Hoofdstuk vijftien (#ulink_69c6ec46-526e-5b7b-bfeb-0522537d8777)

Hoofdstuk zestien (#ulink_174bf7f2-433d-5152-a94f-207aee92086c)




Hoofdstuk een


Raji



Het was de herfst van 1932 en Fuse en ik liepen over de bijna verlaten campus van de Theodore Rooseveltuniversiteit in Richmond, Virginia.

We waren derdejaarsstudenten geneeskunde en zouden bij de besten van de klas horen, als er tenminste een klas zou zijn. Twee dagen voordien hadden we samen op de harde houten stoelen gezeten tegenover het bureau van dr. Octavia Pompeii. Ze was de voorzitter van de medische afdeling en ze zag eruit alsof ze het gewicht van de volledige universiteit op haar tengere schouders meetorste. Haar mooie, rode haar was dun geworden en in de voorbije twee jaar was er wat grijs in de krullen aan haar slapen geslopen. Ze had donkere kringen onder haar trieste ogen.

Dr. Pompeii had diep ademgehaalden gezucht. “Raji, Fuse, ik heb slecht nieuws.”

Fuse en ik hadden even naar elkaar gekeken. We wisten dat de universiteit in slechte financiële papieren zat, net als alle scholen. Het personeel en de studenten waren geleidelijk aan weggebleven sinds de crash in 1929.

“De medische afdeling wordt gesloten,” had dr. Pompeii gezegd.

"Oh, nee," had ik gezegd. "Waarom?"

Ze had even met een geel potlood gespeeld. "We hebben zeventig procent van onze financiering verloren en er zijn nauwelijks inschrijvingen voor het volgende semester."

Fuse was stil gebleven, maar ik wist dat hij, net als ik, in shock was. In de loop van het voorbije semester hadden we hier al over gepraat, maar ik denk niet dat we geloofd hadden dat het echt zou gebeuren. Ze hadden even gezwegen.

"Dr. Pompeii," had Fuse dan gezegd. "Wat zal je doen?"

Mijn goeie vriend Fuse had zoals altijd eerst aan anderen gedacht.

"Eigenaardig genoeg," had ze gezegd, "ga ik weer naar school."

"Dat is fantastisch, dr. Pompeii," had ik geantwoord. "Waar ga je heen?"

“Cornell University. Ik ga orthopedie studeren." Ze had door wat papieren op haar bureau gebladerd. "Ik heb een lijst opgesteld van tien scholen waar ik wil dat jullie je kandidatuur indienen. Ik heb aanbevelingsbrieven, samen met jullie resultaten, naar alle tien gestuurd. Ik heb geen idee hoe het zit met studiebeurzen, maar jullie moeten het proberen."

"Dr. Pompeii," had Fuse gezegd, "ik denk niet..." Hij was gestopt en had naar mij gekeken. "Ik denk niet er scholen bij zijn die geld hebben voor studiebeurzen."

"Dat kan je niet weten. Als jullie bij geen van deze tien aanvaard worden, dan zoeken we tien andere. Er is niemand in het hele land die het meer verdient dan jij en Raji om een beurs te krijgen."

Ik had de lijst met scholen aangenomen. "Heel erg bedankt, dr. Pompeii," had ik gezegd toen ik ging staan. "We gaan meteen met die lijst aan de slag."

Dr. Pompeii was gaan staan en had haar hand naar me uitgestoken over de tafel. "Ik wens jullie allebei alle geluk van de wereld." Ze had haar andere hand uitgestoken naar Fuse.

"Dank je wel dr. Pompeii," had Fuse geantwoord, "bedankt voor alles wat je voor ons gedaan hebt."



* * * * *



Ik weet niet hoe het kwam, maar onze wandeling bracht ons naar de campus van de Octavia Pompeii Academy vlak in de buurt. Ik dacht terug aan die dag in augustus 1926 toen ik net startte in het eerste jaar. Fuse was niet bij de eerste vijftig geëindigd in de wedstrijd, maar hij mocht toch starten toen een andere student zijn opleiding moest stopzetten omwille van een overlijden in zijn familie.

Nu zag de ooit zo levendige academie er deprimerend uit. De ramen en deuren waren dichtgetimmerd en het onkruid overgroeide de verhardingen en de tennisvelden. We bleven staan tegenover het Hannibalhuis en keken naar drie kraaien die in het muurtje boven de deur pikten.

"Ik heb een brief naar mam geschreven," zei Fuse terwijl hij naar de kraaien bleef kijken.

"Je gaat weg, hé?"

Hij knikte en keek nog altijd niet naar me. Ik draaide me om en liep verder over het trottoir terwijl ik keek naar de barsten in de afbrokkelende cement. Hij liep naast me.

"Waar gaan we heen?" vroeg ik.

Hij stopte en keek me aan en ik zag die scheve glimlach die ik zo goed kende.

"Ik heb altijd al eens naar India willen gaan."

"Ik ook." Ik glimlachte terug.

Het was al vijftien jaar geleden dat ik meegenomen was van mijn thuis in Calcutta. Als ik terugkeek op mijn leven in Amerika, was ik overtuigd dat ik die misdadigers dankbaar moest zijn dat ze me in 1912 op straat gekidnapt hadden samen met twintig andere meisjes en jonge vrouwen. Ze hadden ons als dieren in het ruim van een veeschip naar New York gebracht en dan verkocht als contractarbeiders. Na mijn dertiende verjaardag was ik weggelopen van het huis in New York City waar ik gevangengehouden werd. Twee dagen later lag ik te slapen in een schuur op het platteland in Virginia.

Wat een geluk had ik gehad dat de schuur toebehoorde aan de Fusiliers. Fuse, die toen een jongen van veertien was, ontdekte me de volgende morgen en daarna volgde het meest fantastische jaar van mijn leven met hem en zijn gezin. Marie Fusilier aanvaardde me als haar eigen dochter.

"Ik moet ook nog eens schrijven naar Mama Marie." Ik nam de hand van Fuse.

"Ik heb haar gezegd dat je met me meegaat."

"Wat aanmatigend van je."

"Ja, hé."

Die avond pakten Fuse en ik de weinige spullen in die we hadden en liftten dan mee met een vrachtwagen die aardappels vervoerde naar New York City, waar we langs de dokken van Lower Manhattan wandelden.

Twee dagen later vertrokken we met de Borboleta Nova dieaangevoerd werd door kapitein Sinaway. De Borboleta was een mooi, nieuw vrachtschip dat nog maar zes maanden eerder de scheepswerf in Lissabon verlaten had. Het schip voer naar Calcutta met een lading dynamiet en aangezien ik noch Fuse ervaring hadden met zeereizen liet de kapitein Fuse in de machinekamer kolen scheppen en ik werd aan dek tewerkgesteld als scheepsjongen. Het maakte ons niet uit wat we moesten doen - we wilden gewoon weg. Weg waarvan wisten we geen van beiden, denk ik.

Ik zag er enorm tegenop om mijn familie terug te zien, vooral mijn moeder, Hajini. Zeven jaar voordien had ze een brief voor me gestuurd naar de boerderij van de Fusiliers waarin ze liet weten dat ze een huwelijk gearrangeerd had voor me. Het was best een schok geweest voor me, te vernemen dat mijn moeder me op mijn veertiende beloofd had aan een man van zevenenveertig. Mama Marie Fusilier was er ook van geschrokken. Ze vertelde me dat een man die met een kind trouwt in Amerika de gevangenis in vliegt.

Marie hielp me om terug te schrijven naar mijn moeder in India en uit te leggen dat ik liever wachtte met trouwen tot ik minstens achttien was en dat ik dan mijn echtgenoot zelf wilde kiezen.

Mijn moeder antwoordde dat ik respectloos was en dat dergelijk gedrag niet toegelaten was. Bovendien hadden zij en mijn vader een ticket gekocht voor me om per schip van Amerika naar Calcutta te reizen. Het zou binnenkort bij me toekomen.

Het ticket kwam inderdaad toe per post. Ik stuurde het terug en liet mijn moeder weten dat ik oud genoeg was om zelf beslissingen te nemen. Daarna duurde het vier maanden voor ik weer iets van haar vernam. Toen liet ze me weten dat mijn grootmoeder op sterven lag en dat ik zo snel mogelijk moest komen om haar nog eens te zien, maar ze zei niet dat ze mijn overtocht zou betalen. Ik schreef terug dat ik zou betalen om naar India te komen om mijn grootmoeder te zien, mocht ik geld genoeg hebben, maar dat het wel een retourticket zou zijn.

Het duurde een jaar voor ik nog een brief ontving waarin ik nieuws over de hele familie kreeg van mijn moeder. Ze gaf veel details over mijn nichtjes en neefjes en liet me weten dat mijn grootmoeder nog leefde, maar steeds zwakker werd. Ik schreef terug over mijn vooruitgang op de academie en liet haar weten dat ik van plan was geneeskunde te studeren.

Er gingen vijf jaar voorbij zonder dat ik nog brieven van mijn moeder ontving.



* * * * *



Fuse



Ik had een erg gespannen week achter de rug bij Raji en haar gezin in Calcutta. Zij en haar moeder hadden precies hetzelfde temperament en waren even rechtuit. Allebei zeiden ze wat ze dachten over alles wat ter sprake kwam. Haar grootmoeder van zevenentachtig was even rechtuit, maar door een gebrek aan energie om argumenten aan te brengen in een discussie, viel ze vaak in slaap midden in het gesprek.

Op een warme vrijdagavond in oktober kwam een jongeman naar het huis van de Devaki's.

"Dit is Panyas Maidan," zei Mrs. Devaki terwijl ze hem binnenliet in de woonkamer waar Raji en ik op de vloer zaten en een paar kinderen leerden schaken.

Raji sprong als eerste recht en haar glimlach leek me net een tikje uitbundiger dan nodig was.

"Ik ben Vincent Fusilier." Ik sprak Hindi en stak mijn hand uit om hem te begroeten.

"Dit is mijn dochter, Miss Rajiani Devaki," zei haar moeder terwijl ze Raji voor zich uit duwde.

Mr. Maidan keek naar Raji en sprak dan tegen mij. "Het is een eer u te ontmoeten, mijnheer."

Zijn Engels was perfect en heel precies. Zijn handdruk was stevig, maar niet te krachtig. Ik moet zeggen dat het een beetje een opluchting was om mijn moedertaal te horen na een week van eindeloze gesprekken in het Hindi. Hij was atletisch gebouwd en zijn huid was licht gebruind. Hij was een beetje groter dan mijn meter achtenzeventig en misschien drie of vier jaar ouder dan ik. Hij moet dus ongeveer vijfentwintig geweest zijn.

"Mr. Maidan is architect," dweepte Mrs. Devaki. "Hij heeft veel mooie gebouwen gebouwd over heel India." Alleen de ongelooflijk witte tanden van Raji blonken meer dan haar kunstgebit.

"Oh, nee," zei Mr. Maidan. "Ik teken alleen gebouwen. Ik moet de moeilijke taak ze te bouwen overlaten aan ervaren vaklui."

Hij keek naar Raji. Ze had nog steeds die belachelijke grijns op haar gezicht en nu hield ze ook nog haar hoofd schuin op een schattige, maar een beetje onhandige manier.

Mr. Maidan gluurde naar haar handen en dan naar de mijne. "Speel je cricket, Mr. Fusilier?"

"Ik ben niet zo sportief. Ik speel af en toe tennis." Ik voelde de rand van Raji's sandaal op mijn kleine teen.

"Echt? Misschien kan je morgenmiddag naar mijn club komen voor een paar partijtjes tennis."

Ik wilde niets liever dan te tennissen. Na vijf weken op het vrachtschip en dan een week vastzitten in het huis van de Devaki's was een paar uur intensief tennissen precies wat ik nodig had.

"Dat zou ik heel fijn vinden." Ik trok mijn pijnlijke voet weg van onder Raji's sandaal. Ik keek naar haar en zag dat ze een snelle beweging met haar rechterhand naar haar oor maakte, waarna ze haar haar over haar schouder streek. "Helaas," zei ik tegen Mr. Maidan terwijl ik naar Raji bleef kijken, "zal ik uw vriendelijke uitnodiging niet kunnen aanvaarden omdat..."

"Je hebt beloofd dat je de kinderen zou helpen met..." Raji keek rond in de kamer. "Met hun acrobatie morgen."

"Juist, acrobatie." Ik wendde me weer tot Mr. Maidan. "Trouwens, Raji speelt veel beter tennis dan ik."

"Is dat zo?" Hij bekeek Raji van kop tot teen. "Een vrouwelijke tennisspeler?"

Ze knikte.

"Oké dan. Terwijl Mr. Fusilier gymnastiekles geeft, kan u me wat leren over tennis."

Als het tafereel een glimlachwedstrijd was geweest, had Raji beslist verloren van haar moeder.



* * * * *



Ik denk dat Mr. Maidan niet veel wist over tennis, want hij had blijkbaar veel uitleg nodig die zaterdagmiddag. Het was dan ook erg laat wanneer Raji 's avonds terugkeerde en ze gingen opnieuw tennissen de dag nadien en de dag daarna.

De dinsdagmorgen vroeg zaten Raji en ik in de veranda thee te drinken en naar de zonsopgang te kijken.

"Raji," zei ik, "woensdag vertrekt er een rivierboot vanuit Rangoon de Irrawaddy op."

Ze keek naar me met een opgetrokken wenkbrauw, haar manier van "En?" zeggen.

"Ik moet verder. De boot vaart naar Mandalay en dan door het noorden van Birma tot Myitkyina bij de grens met China."

Even keek ze naar het felle licht van de ochtendzon die doorheen de bananenbomen scheen terwijl ik naar de warme gloed van haar mooie gezichtje keek.

"Oké," zei ze. "Wacht op me in Mandalay en dan kunnen we samen uitzoeken wat de Chinezen uitspoken."

Ik had gehoopt dat ze zoiets zou zeggen. Het samen reizen beviel ons wel, maar ik wilde niet dat ze zich verplicht zou voelen om haar gezin, of Mr. Maidan, achter te laten. Maar ik kende Raji ook beter dan dat haar ouders haar kenden. Het waren vriendelijke mensen en best welvarend ondanks de economische malaise. Mr. Devaki doceerde geschiedenis aan de Jawaharlal Nehru-universiteit en zijn vrouw werkte bij een of andere overheidsdienst, dus hadden ze een aanvaardbaar inkomen. Maar zodra Raji weer bijgepraat was over de familieverhalen en haar moeder en vader teruggekeerd waren naar hun werk, zou Raji zich zonder de intellectuele stimulatie die ze gewoon was, beginnen te vervelen; dat hoopte ik tenminste. Mocht ze natuurlijk een andere bron van stimulatie vinden, dan zou ik waarschijnlijk alleen naar China reizen.

Raji's vader reisde regelmatig naar Mandalay om "commerciële redenen", om "het landschap te bewonderen" of om "natuurstudies te doen als hobby" en hij beval een hotel aan in de 62nd Street net buiten het stadscentrum die de Nadi Myanmar heette, waar ik en zijn dochter in Mandalay konden afspreken.

Raji had me al verteld dat haar vader intensief meestreed tegen de Engelsen, want zowel India als Birma probeerden zich te bevrijden van het juk van het Britse Rijk. Hij hielp niet alleen de financiering van opposanten organiseren, maar reisde ook naar Birma om er clandestiene vergaderingen te organiseren met rebellen. Een jaar eerder zou ik hem gezegd hebben dat ik heel goed wist wat hij in Birma deed en ik zou waarschijnlijk de kant gekozen hebben van de Britten die zich vastklampten aan hun verre koloniën. Maar terwijl hij, zijn vrouw, Raji, ik en hun negen andere kinderen, samen met een veelheid aan nichtjes en neefjes op de grond rond de lage tafel zaten curry en khatta mango dal - mango's met bonen en rode pepers - te eten, dankte ik Mr. Devaki beleefd voor de informatie en prentte de naam van het hotel en het adres in Mandalay in mijn geheugen.

Twee weken later ontmoette ik Kayin in de lobby van het Nadi Myanmarhotel.




Hoofdstuk twee


Een glimlachende jongedame tikte krachtig op de bel onder haar hand om de volgende piccolo op te roepen.

"Prettig verblijf wij hopen, Mr. Busetilear," zei Kayin terwijl ze me een ontvangstbewijs gaf voor de drie dollar die ik betaald had om een week in het hotel te verblijven. Ze slaagde er nooit in mijn familienaam, Fusilier, helemaal correct uit te spreken.

Ik schroefde het dopje weer op mijn vulpen en stopte hem weg, maar voor ik haar kon bedanken voor haar vriendelijke woorden greep de piccolo mijn koffer beet en griste de kamersleutel uit onze handen. Kayin had de sleutel in mijn hand gedrukt, maar leek hem met even veel tegenzin los te laten als ik haar hand.

"Haast u met Po-Sin langs hier, snel," zei de jongen en hij sleepte mijn zware koffer over de vloer. "Spring op lift voor hij gaat helemaal naar boven, als het u belieft."

Po-Sin wilde blijkbaar snel van mij en mijn bagage af zijn om zijn dubbeltje fooi in ontvangst te kunnen nemen en terug te keren naar de lobby en zijn plaats in de rij met de andere jongens die wachtten op de volgende gulle gever. Hij was ongeveer vijftien en netjes gekleed met een pet zonder klep - vergelijkbaar met een fez zonder kwast - en een aansluitend, roodbruin gilet met drie gele strepen op elke mouw. Hij droeg ook een felgekleurde longhi, een traditioneel wikkelrokachtig kledingstuk dat zowel door mannen als vrouwen wordt gedragen in Birma.

Ik nam mijn pet van de balie, draaide me om en volgde Po-Sin. Na een paar passen, keek ik achterom en zag dat Kayin me nakeek. Even verscheen er een frons op haar gezicht, maar dan toverde ze haar commerciële glimlach terug voor de volgende gast.

"Welkom in het Nadi Myanmarhotel," zei ze tegen een stijve, jonge Engelsman die met zijn dichtgeklapte paraplu zwaaide als was het een soort onschuldig wapen dat diende om zich een weg te banen tussen allerlei ongewensten. De man droeg een spierwitte katoenen broek en een bijpassende tropenhelm met een lange albatrosveer tussen de band.

Ik keek naar mijn vuile, oude zeemanspet en dan weer naar Kayin. Haar woorden en haar glimlach voor de Engelsman waren net dezelfde als die die ze mij net geschonken had.



* * * * *



Het was per ongeluk dat ik tegen Kayin gebotst was bij de voordeur van het hotel - zij kwam net buiten toen ik terugkeerde naar het hotel na een wandeling langs de rivier. Dit gebeurde de dag nadat ik haar voor het eerst ontmoet had aan de balie. Daarvoor, toen ik uit mijn kamer kwam en naar buiten ging, had ik naar de balie gekeken in de hoop dat ze vrij zou zijn en ik haar een of andere banale vraag kon stellen, zoals waar de dichtstbijzijnde boeddhistische tempel was of hoe ver het was naar de rivier. Maar ze was in gesprek met de hotelmanager, een Engelsman, en het leek me beter hen niet te onderbreken.

"Ik sorry, Mr. Busetilear," zei Kayin tegen me op straat bij de voordeur van het hotel na onze botsing. "Ik ben zo onhandig." Ze hurkte neer om haar pakjes op te rapen.

"Nee, nee." Ik hurkte neer en stootte opzettelijk mijn hoofd tegen het hare. "Het was mijn schuld."

Ze lachte en wreef over de zijkant van haar hoofd terwijl ik over mijn voorhoofd wreef. "Misschien," zei ze, "volgende keer beter wij blijven uit elkaars buurt zodat we elkaar geen pijn doen."

Haar lach was prachtig en exact de reactie die ik beoogd had.

"Weet u toevallig," vroeg ik, "waar de dichtstbijzijnde boeddhistische tempel is?"

Ze sperde haar ogen open. "Bent u een boeddhist?"

"Nee." Ik pakte haar bij de elleboog om haar recht te helpen. Ik kon niet liegen tegen haar. Ik had haar al misleid door mijn hoofd tegen het hare te stoten, maar dat was gerechtvaardigd. "Nee, ik ben geen boeddhist, maar ik zou graag een tempel bezoeken." Ik was zeker dat ze zelf boeddhist was, zoals de meeste Birmanen.

"Ik heb enkel nu een uur lunchpauze en ik moet naar bank voor die Mr. Haverstock, onze manager, en dan ook naar kantoor van American Express."

"Oh." Ik was ontgoocheld. Werkelijk diep ontgoocheld dat ze andere bezigheden had. "Oké." Ik kreeg plots een inval. "Mag ik je vergezellen tot bij de bank? Dan kan je me de weg wijzen naar een tempel."

Als de bezigheden voor de hotelmanager een verzinsel waren en ze eigenlijk afgesproken had met haar vriend of haar man, dan zou ze me zeggen dat ik me met mijn eigen zaken moest bemoeien en zelf een tempel moest zoeken. Een vrouw die zo mooi is als zij moet wel een vriend of een man hebben.

"Natuurlijk," antwoordde ze meteen. "Jouw vergezellen naar bank zou fijn zijn. Het is tamelijk ver te gaan."

Onderweg babbelden we gezellig over Birma, Mandalay, het hotel, haar job, haar baas en net toen we bijna bij de persoonlijke informatie waren, die ik echt wilde, hield ze me tegen.

"Wel," zei ze, "hier is de bank waar ik hotelgeld moet geven."

Ik keek omhoog naar het imposante, romaanse gebouw dat vier verdiepingen hoog was. In een marmeren plaat boven de ingang waren de woorden "Reserve Bank of India" gehouwen. Op dat ogenblik maakte Birma nog deel uit van India en de Britten gebruikten dezelfde munt in het hele gebied.

"Nu al!" Ik was oprecht verrast dat we er waren. "Maar je zei dat het ver was."

"We hebben ongeveer twaalf blokken gekomen, waarschijnlijk." Ze stond naast de deur van de bank en lachte lief.

"Oh," zei ik na een momentje. "Waar is die tempel?"

"Loop hier gewoon verder een blok of twee, dan aan linkerkant, wandel een beetje tot je ziet felgeel kleur zijkant van huis. Stop en probeer kleine brug te zien vlak voor je aan linkerkant, een paar minuutjes en je zal zien voorkant van Shwe Nadawtempel."

Ik weet niet zeker of het klopte, maar ik had het sterke gevoel dat ze me probeerde uit mijn lood te slaan met haar snelle aanwijzingen.

"Zei je dat links de gele winkel was, of was het rechts?" Ik probeerde het nog verwarrender te maken.

"Wacht hier drie minuten of beetje meer, dan wij wandelen bij die plaats samen."

Met een brede glimlach ging ze de bank binnen. Ik keek door het raam naar haar terwijl ze het geld van het hotel aan een bediende gaf en dan naar een jongedame ging die aan een bureau zat en voorover leunde om haar iets te vertellen. De jongedame gluurde even mijn richting uit en ik keek de andere kant op en zag een politieagent voorbijfietsen.

Nadat ze buitenkwam uit de bank wandelden we door de Yadanarstraat naar de oevers van het Nadikanaal waar ik aan een stalletje ohn no khao swè kocht als lunch. Het eten bestond uit rijstnoedels en kip, bereid in kokosmelk. Het was erg kruidig, zoals het meeste Birmaanse eten, en erg lekker.

We keerden wat te laat terug naar het hotel, maar Kayin verzekerde me dat het oké was. Ik zei dat ik het goed zou maken met een lekker diner in een restaurant in de buurt mocht ze problemen krijgen met de manager.

"Wel," zei ze, "misschien wel een beetje problemen krijgen."

Om 6 uur 's avonds, toen haar werk erop zat, zou ze naar huis gaan om zich om te kleden, zei ze, en dan zouden we elkaar om acht uur terugzien tegenover het restaurant.

Het wachten duurde lang en tijdens die eindeloos durende middag realiseerde ik me dat ik nog nooit een date met een meisje had gehad. Raji en ik hadden heel veel samen gedaan, maar nooit iets wat je echt een date kon noemen. Ik was eenentwintig en onervaren, zoals mijn vader het zou noemen. Ik vroeg me af of Kayin ervaren was. Waarom was ik nooit uitgegaan met een vrouw? Waarom waren Raji en ik nooit samen naar bed geweest? Hoe zou het zijn om met iemand naar bed te gaan? En waarom dacht ik er de laatste tijd zo vaak aan, terwijl dat voordien nooit zo was? Enzovoort enzovoort, uren aan een stuk.

Eindelijk viel de avond en ik was al drie kwartier tegenover het restaurant aan het ijsberen en me aan het afvragen of dit de verkeerde straat was. Maar daar kwam ze, precies om acht uur, over het trottoir in mijn richting gewandeld; haar hakken klikten een snel ritme.

Ik was erg zenuwachtig en ongemakkelijk. Aan een tafel zitten bij kaarslicht met een mooie vrouw was nieuw voor mij. Ik wist niet of ik vragen moest stellen of over mezelf moest praten. Ik had veel tijd doorgebracht met een andere mooie vrouw, Raji, maar onze relatie was ongedwongen, bijna familiaal. Niet romantisch. Ik had het gevoel dat er tussen Kayin en mij ook geen sprake van romantiek zou zijn. Ik was zo'n kluns dat ik overtuigd was dat ze me slaapverwekkend saai vond. Als ze geeuwt, nam ik me voor, vertrekken we en wandel ik met haar mee naar huis.

Maar Kayin was welgemanierd. Ze praatte ongedwongen over Birma en haar job in het hotel en ze stelde vragen over Amerika en de vrijheden die we genoten.

In het begin antwoordde ik kort en ter zake, want ik wilde het gesprek niet domineren. Ze kaartte allerlei onderwerpen aan en hield de vragen en de antwoorden mooi in evenwicht.

We werden bediend en al snel was er een uur voorbij, en dan nog een.

Na het verrukkelijke diner wandelden we uren door parken en voorbij tempels en helemaal tot bij het Golden Palace met zijn brede slotgracht en hoge torens op elk van de vier hoeken.

"Ben je er al ooit binnen geweest?" vroeg ik.

"Het Golden Palace?" vroeg ze. "Dat is waar koning Rama woont."

"Ah, het paleis van koning Rama. Maar ben je er al ooit binnen geweest? Ik vraag me af hoe het eruit ziet."

"Oh." Ze aarzelde en keek een ogenblik naar een van de torens voor ze verder ging. "Op de foto's die ik gezien heb, is het, hoe het zeggen, sierig?"

"Sierlijk," zei ik.

"Ja, sierlijk. Sorry, mijn Engels niet zo goed.”

“Je Engels is fantastisch. Wil je me Birmaans leren?"

Ze keek me een hele poos aan. "Waarom ben je naar Mandalay gekomen?"

We stonden aan de rand van de slotgracht steentjes in het donkere water te gooien.

"Ik ben onderweg naar Myitkyina," zei ik. “Mijn maatje komt me achterna naar het hotel binnen een paar dagen. Ik heb ons aangemeld voor de Gaw-byan, een rivierboot. Ik veronderstel dat we er als scheepsjongens zullen werken of zoiets. Maar we vinden hard werken niet erg."

"Waarom Myitkyina?"

"Gewoon om te zien hoe het daar is."

"Maar wat doe je?" vroeg ze.

In die periode noemde ik mezelf nog steeds een student geneeskunde. Eigenlijk was ik dat niet meer en ik zou het waarschijnlijk ook nooit meer worden. Wat was ik dan wel? Een schooier is het enige woord dat me te binnen viel, maar ik kon haar dat niet vertellen.

"Ik ben student geneeskunde."

“Wanneer zal je afstuderen?"

Haar vragen waren veel beter dan de mijne. Ze ging in op dingen en ik voelde me daar wat ongemakkelijk bij.

"Om eerlijk te zijn, Kayin, misschien ga ik nooit meer terug naar school."

"Waarom?"

"Ik ben ontmoedigd, ontgoocheld en gedegouteerd over de manier waarop de politici en zakenlui onze wereld verknoeid hebben."

"En je bent naar mijn Birma gekomen om wat te vinden?"

Wat, dat is de vraag. Waarom was ik in Birma? Waarom was ik waar dan ook? Zo had ik niet verwacht dat onze avond zou verlopen.

"Ik begin te geloven dat ik naar Birma gekomen ben om jou te vinden."

Kayin trok haar sandalen uit en ging op de rand van de slotgracht zitten. Ze pletste haar voeten in het koele water en raapte dan een handvol steentjes op.

"Onmogelijk," zei ze.

Ik ging naast haar zitten. "Wat is er onmogelijk?"

Ze antwoordde niet; ze gooide enkel de kleine steentjes in het water, een voor een. Ik trok mijn schoenen en sokken uit. Het water was veel kouder dan ik verwacht had.

"Het is niet mogelijk dat je zo ver gekomen bent om mij te vinden."

"Maar ik heb je gevonden."

"Dan ben je voor niets gekomen, geen reden."

Ze leek moeite te hebben om haar emoties te onderdrukken terwijl de steentjes in het donkere water spetterden. Uiteindelijk draaide ze zich naar me toe en hield mijn blik een lang moment vast; dan liet ze het laatste steentje in de slotgracht vallen en veegde haar handen schoon.

"Zie je die ogen?" vroeg ze.

Ik knikte.

"Mijn ogen zijn van mijn Schotse vader. Heel mijn leven ben ik al een, hoe zeg je het, vertrappeling?"

"Verschoppeling?"

"Ja, een verschoppeling. Mijn volk, de Birmanen, behandelen me als een onaanraakbare." Ze keek naar haar hand die ik in de mijn hield. "Begrijp je een onaanraakbare in India?"

"Ja, een dalit, de laagste kaste."

"En de Britten behandelen mij slechter dan de zuivere Birmanen. Ze vinden dat ik een soort afwijking heb. Mijn moeder is de enige die ooit van me gehouden heeft en ze..." Kayin kneep in mijn hand en ik wist dat ze aan het huilen was. "Ik kan niet nooit dit doen aan een kind dat komt," fluisterde ze.

"Kayin." Ik tilde haar kin op en tuurde in haar vochtige ogen. "Als je een kind met blauwe ogen krijgt, denk je dat hij dan ook als een verschoppeling behandeld zal worden?"

"Ja."

"Vind je dat je je hele leven kinderloos moet blijven omwille van iets dat je moeder en vader gedaan hebben uit liefde?"

Ze antwoordde niet.

"Mijn mooie, Birmaanse vriendin, je zou trots moeten zijn dat je deel uitmaakt van twee verschillende werelden. Je bent nu, wat, achttien of negentien?"

"Negentien."

"We zijn ongeveer even oud. Ik ben eenentwintig." Ik nam haar andere hand vast. "En je hebt me net doen inzien dat ik het mezelf de voorbije zes maanden moeilijk gemaakt heb voor iets dat mijn schuld niet is."

Ze fronste haar wenkbrauwen op een manier waarvan ik snel zou gaan houden.

"Mijn maatje en ik zijn gestopt met onze studies geneeskunde omdat we gedesillusioneerd waren door de knoeiboel die de laatste generatie van de wereld heeft gemaakt. We zagen er het nut niet van in om onze studies voort te zetten en dan met ons diploma in de hand in de rij te moeten gaan staan voor brood en om restjes te moeten bedelen."

"Maar dokters zijn overal ter wereld nodig."

"Dat kan wel zijn, maar wij wilden absoluut onderzoek doen en werken aan een middel tegen malaria en pokken. Nu zijn alle onderzoeksprogramma's stilgelegd door een gebrek aan financiering."

"Onderzoek is goed," zei ze, "maar besef je wel dat de Britten al onze middelen afpakken en wat geven ze ons in de plaats? Bescherming! Bescherming, zeggen ze, tegen invasies, tegen ziektes en tegen onze eigen onwetendheid. Als ze ons een beetje medische hulp zouden geven, zouden we erg dankbaar zijn. Maar wij hebben maar een handjevol dokters en verpleegsters voor twintig miljoen mensen."

"Wat? Dat is belachelijk," zei ik. "Er zou een dokter en een verpleegster moeten zijn voor elke vijfhonderd mensen."

"Dit is heel juist, maar wij zouden al gelukkig zijn als onze ernstig zieken af en toe een dokter konden bezoeken." Ze was opgewonden nu, en ik glimlachte toen ik het blauwe vuur in haar ogen zag. Ze was haar persoonlijke problemen vergeten toen ze de Britse opperheren begon aan te vallen. "De pokkenepidemie die mijn moeder gedood heeft, heeft duizenden mensen het leven gekost en er werd niets gedaan om ons te helpen."

"Maar scholen. Ik weet dat de Britten scholen bouwen en overheidsadministraties oprichten."

"Ha!" Ze lachte. "De Britten hebben fantastische scholen, de allerbeste. Er komen veel leraars uit Engeland om hun dierbare kindjes te leren hoe je spreekt en eet en hoe je heerst over de arme, ellendige inboorlingen die het ooit zo trotse Birmaanse volk geworden is. Onze kinderen moeten nog steeds op de grond zitten in lemen hutten en kijken naar iemand die cijfers in de aarde krabbelt. Dat is jullie fantastische, Britse onderwijsstelsel."

"En mocht jij de koningin van Birma zijn, wat zou je dan doen?"

"Alsjeblief," zei ze en ze trok haar handen uit de mijne. "Spot niet met me. Ik ben geen klein kind dat haar zin moet krijgen." Ze keek weg in de richting van het paleis. Er ging een licht uit in een van de hoge torens.

"Geloof me, Kayin, ik geef nooit zomaar iemand zijn zin. Ik ben erg geïnteresseerd in je ideeën en opinies over wat er met de wereld moet gebeuren. Het is onze generatie, die van mij en jou, die de schade moet herstellen die veroorzaakt is door rijke, oude mannen die in ivoren torens wonen. Een jaar geleden zou ik nog de kant van de Britten gekozen hebben en tegen je geargumenteerd hebben. Maar nu weet ik niet meer wat ik moet denken. Ik vind het erg moeilijk om het oneens met je te zijn. Ik wilde dat onze avond samen aangenaam en mooi zou zijn. De hele middag kon ik alleen maar denken aan hoe ik je wat kon opvrolijken en hoe ik ervoor kon zorgen dat je me leuk zou vinden. Ik beschouw je echt als mijn intellectuele gelijke en als ik je vraag wat je zou doen, mocht je de leiding over je eigen land hebben, dan bedoel ik dat op een theoretische manier. Wat zou je doen als je plots de macht had om iets te doen voor je volk?" Ik wist niet waar die speech vandaan kwam, maar ik begon te klinken als de liefhebber van discussies die ik ooit was.

Kayin keek me een hele poos aan. Het was een andere manier van kijken dan wat ik me herinnerde van tijdens onze wandeling naar de bank die voormiddag, toen ons gesprek luchtig en zorgeloos was geweest. Haar blik was antipathiek of kwaadaardig.

"Jij bent Amerikaan."

Ik knikte.

"Dat is zowat hetzelfde als Brit zijn."

Ik haalde mijn schouders op en schudde dan mijn hoofd. Ik beschouwde mezelf helemaal niet als een Brit.

"Mag ik het dan zo verwoorden?" vroeg ze. "Je bent meer Brit dan Birmaan."

Ik zei dat dat klopte.

"Neem dit niet verkeerd op, Mr. Busetilear, maar mocht ik koningin van Birma zijn, zoals je zei, dan zou ik zonder omhaal alle Engelsen en Amerikanen, maar ook de Duitsers en vooral de Fransen buitengooien en ik zou het bovendien slim aanpakken."

"Dat geloof ik meteen," zei ik. "Ik geloof dat je dat zeker zou doen."

"En wat vind je nu van je nieuwe, Birmaanse vriendin?"

"Wat ik van je vind?" Nu was ik het die wegkeek om mijn gedachten op een rijtje te zetten. "Ik denk dat je een rebel bent. Ik ben zo goed als zeker dat je het een en ander afweet van de Amerikaanse geschiedenis en hoe we ons honderdvijftig jaar geleden van het Britse juk bevrijd hebben."

"Ja."

"Ze noemden ons rebellen en terroristen. Ze probeerden ons te onderdrukken met hun militaire macht. En ze zullen hetzelfde doen hier in Birma."

"Laat ze maar proberen," zei ze, "misschien hebben we in onze bevolking ook een Patrick Henry en een Betty Ross."

Betsy dacht ik bij mezelf, maar ik verbeterde Kayin deze keer niet.

Ik ging staan en stak mijn hand uit naar haar. Na een ogenblik nam ze hem aan en trok zichzelf recht.

"Laten we naar het hotel terugkeren," zei ik.

"En?"

"En dan kunnen we theedrinken in het restaurant en praten over studenten geneeskunde en revolutionairen."




Hoofdstuk drie


We deelden een kannetje thee met gouden shweji, de kleine gebakjes met kokosroom en rozijnen, in het restaurant van het hotel. We praatten tot 11 uur 's avonds, wanneer het restaurant sloot. Dan verlieten we het hotel en liepen naar haar kamers, maar toen we bij de hoek van het gebouw aankwamen, begon het hevig te regenen.

"Kom langs hier, snel!" zei ze en ze haalde een sleutel uit haar handtas terwijl we renden.

Toen we bij een zijingang van het hotel kwamen, gebruikte Kayin de loper en opende de deur. We sprongen naar binnen, al helemaal nat van de regen, en dan sloot ze de deur en vergrendelde hem.

We stonden in die kleine voorkamer waar nog een deur was en daar tegenover was er een trap die naar de bovenste verdiepingen leidde. Kayin zei dat het de deur naar de keuken was waar de kok en zijn team aan het opruimen zouden zijn. Geen van ons beiden nam het besluit om de trap te nemen; het was gewoonweg de enige keus.

In mijn kamer gaf ik haar een handdoek en mijn badjas terwijl ik naar de badkamer ging om droge kleren aan te trekken. Toen ik buitenkwam, was ze haar haar aan het afdrogen en ik zag dat ze haar natte kleren aangehouden had onder de badjas. Ik wist dat ze ongemakkelijk en zenuwachtig was omdat ze alleen met mij in de kamer was, dus stelde ik voor om de stoelen naar het balkon te brengen. Het was even plots gestopt met regenen als het begonnen was en de maan piepte door een gaatje in de wolken. Buiten zou ze zich niet bedreigd voelen en zouden we kunnen relaxen.

Het was niet mijn bedoeling om te proberen te vrijen met haar. Als dat later in onze relatie zou gebeuren, prima; fantastisch zelfs. Maar niet die avond. Het zou niet gepast zijn. Ik wilde meer te weten komen over haar verleden, maar ook over haar toekomstplannen. En bovendien had ik geen flauw idee hoe je een vrouw in bed moest krijgen. Kon je een vrouw gewoon vragen dat ze zich zou uitkleden? Of moesten er eerst een paar uur verstrijken met drankjes, grapjes en een voorspel, zoals ik in boeken gelezen had? Misschien moest de man geduldig wachten tot de vrouw hem zei wanneer het tijd was om tot de volgende stap over te gaan.

Ik haatte het dat ik geen ervaring had in de liefde en ik wist dat ik wanneer, of als, het zou gebeuren, wel honderd beginnersfouten zou maken. Door mijn studies wist ik natuurlijk perfect hoe seks in elkaar zat en wat de functie ervan was, maar die professoren geneeskunde beschreven de emotionele of sensuele kant van dat intiemste menselijke gedrag helemaal niet. Waarom waren Raji en ik nooit naar bed geweest? Al was het maar om te weten te komen hoe je zoiets aanpakt en wat je moet doen en in welke volgorde. Maar we waren natuurlijk te 'intellectueel' om ons over te geven aan de onbehouwen activiteiten van andere jongeren. We konden onszelf niet verlagen tot tijd verkwisten aan romantiek. Jammer; ik had de ervaring nu echt wel kunnen gebruiken.

We murwden ons op het kleine balkon en ontspanden ons dan terwijl we zaten te kijken naar de stadslichten die een voor een uitfloepten. Het gefilterde lawaai van de straat nam traag af tot we alleen nog af en toe het gekletter op de kasseien hoorden van wielen van een riksja die zijn laatste klant naar huis bracht na een late avond in de stad.

"Heb je het warm genoeg?" vroeg ik aan Kayin.

Ze glimlachte en knikte.

We zaten tegenover elkaar, onze knieën raakten elkaar en ik kon bijna haar hartslag voelen.

"Woon je al altijd in Mandalay?" vroeg ik.

"Ja. Ik ben geboren in de wijk Quang Ka, vlak bij de rivier."

We lieten de politiek rusten en praatten over onszelf. Haar moeder was gestorven toen Kayin negen was. Ze werd grootgebracht door een ander lid van de familie. Ze hadden niet genoeg geld om haar naar school te sturen, maar ze leerde Engels van een man die ze Than-Htay noemde. Toen ze veertien was, voorzag ze al zelf in haar levensonderhoud en ze zocht haar eigen weg zo goed ze kon door vers fruit te verkopen op straat. Toen werd ze aangeworven door het hotel dankzij haar kennis van het Engels.

Ik vertelde over mijn moeder en vader, de boerderij in Virginia waar ik opgegroeid ben, Octavia Pompeii Academy en dan mijn opleiding geneeskunde. In de lente van 1928 had mijn moeder al onze investeringen in staatsobligaties belegd. De opbrengst was niet zo hoog als op de bruisende aandelenmarkt, maar investeren in de aandelenmarkt, had ze tegen mij en papa gezegd, was als een woeste stier berijden - het was beslist opwindend, maar ooit zou het beest je op de grond gooien en misschien wel vertrappelen. Dankzij haar goed beoordelingsvermogen stond mijn gezin er in 1932 financieel beter voor dan voor de crash in '29. Onze overheid bleef gewoon dividenden uitkeren op de obligaties van mijn moeder, ondanks de Depressie.

Ik vertelde Kayin dat ik mijn studies had afgebroken en gewerkt had op het schip naar India. Ik schreef naar mijn moeder, maar vroeg haar niet om geld. Doordat zoveel mensen leden onder de vernietigende economische depressie vond ik dat ik geen recht had op het geld van mijn ouders. Ze hadden de boerderij uit het niets opgebouwd en het grootste deel van hun inkomen was nu afkomstig van de staatsobligaties en een kleine kudde miniatuurpaarden, maar dat was allemaal mijn verdienste niet. Ik nam me voor even berooid te zijn als de grote meerderheid van de mensheid en zelf mijn weg te zoeken.

Tegen 3 uur 's morgens tijdens onze eerste nacht samen, wisten Kayin en ik bijna evenveel over elkaar als we over onszelf wisten. Het was ook die nacht dat ze me begon Birmaans te leren. Ik heb altijd al een talenknobbel gehad en had heel snel Hindi van Raji geleerd. De grammatica was een beetje moeilijk, maar slang was mijn grootste probleem. Het slang van een land leren, is het moeilijkste voor wie zich wil integreren.

"Hoe laat moet je op je werk zijn?" vroeg ik aan haar.

"Om zeven uur."

Ik wandelde de paar blokken mee naar haar huis, een appartement in de buurt boven een atelier, waar ze samenwoonde met een ander meisje. Ik vroeg waarom ze niet in het hotel woonde en ze vertelde me dat dat veel te duur was.

Ze zou maar een paar uur kunnen slapen voor ze weer naar haar werk moest, dus besloot ik om vroeg op te staan en me wat in de stad bezig te houden. Als zij de hele dag wakker moest blijven, dan ik ook.

We hadden afgesproken om samen te lunchen in het Yadanacafé.

"Word je restauranteten niet beu," vroeg ze, "de hele tijd, elke maaltijd?"

"Ja. Voor een tijdje is het wel oké, maar dan begint alles hetzelfde te smaken." Ik brak een cracker en smeerde er een beetje boter op.

Ze nipte van haar thee en gluurde naar een ober die een paar munten meenam van op een tafeltje in de buurt. "En het is ook best duur."

"Ik weet het." Ik knabbelde aan mijn beboterde cracker.

"Wil je niet bij ons komen eten vanavond?" Haar theekopje kletterde in het schoteltje doordat ze het op de rand zette in plaats van in het midden. Haar gezicht werd een beetje rood en ze keek beledigd naar het kopje.

"Graag," zei ik, "maar je kamergenote?"

"Lanna zal geen bezwaar hebben," zei Kayin snel. "Ze zal blij zijn dat we gezelschap hebben."

We spraken af hoe laat ik zou komen eten die avond, terwijl we terugliepen naar het hotel.

"Je moet wel uitgeput zijn," zei ik.

"Nee, hoor, helemaal niet. Ik vond gisteravond erg eerlijk."

"Heerlijk," zei ik. "Vind je het vervelend als ik je Engels verbeter?"

"Ik ben dankbaar dat je het doet. Hoe kan ik het anders weten?"

"En," zei ik, "als ik Birmaans leer, kan je mij ook verbeteren."

"Dat zal ik doen," antwoordde ze toen we bij de deur van het hotel aankwamen. "Ik zal je verwachten vanavond."

Kayin raakte mijn hand aan en ik had het sterke gevoel dat ze mijn wang wou kussen, maar zich inhield. Ik wilde haar alleszins kussen.

Ze haastte zich het hotel in om aan het werk te gaan.



* * * * *



Het appartement van Lanna en Kayin bestond uit twee kleine kamers en een minuscule keuken boven het atelier van een wever in de Hoa-Binstraat. Ze deelden een gemeenschappelijke wasruimte met een paar andere gezinnen in het gebouw naast het hunne.

"Waar is Lanna?" vroeg ik terwijl ik op de grond ging zitten aan een lage tafel die Kayin me had aangewezen.

Ze rende naar de keuken om iets te checken op het fornuis. "Ze moest weg voor dringende familiezaken, komt binnen twee uur terug," zei ze terwijl ze een groot dienblad naar de tafel bracht. "Ongeveer," voegde ze eraan toe en glimlachte even naar me terwijl ze tegenover me ging zitten aan tafel.

We genoten samen van een fantastisch diner. De hoofdmaaltijd bestond uit een grote schotel gestoomde rijst met een verrukkelijke kip curry en twee grote salades voor ons samen. De ene heette lephet en de andere was een gembersalade. De lephet bestond uit veel verschillende ingrediënten die zorgvuldig op een lange schotel geschikt waren: gedroogde garnaal, geroosterde gele erwten, sesamzaadjes, gebakken look, groene pepers, limoensap en groene chilipepers. Ze werden aan tafel naar wens gemengd. Als dessert aten we lekkere kokospudding.

Terwijl we de tafel afruimden en het eten wegstopten, zei ik tegen Kayin dat het het beste maal was dat ik gegeten had sinds ik vijf jaar voordien naar de academie was vertrokken. Met haar typisch Birmaanse bescheidenheid weigerde ze mijn compliment te aanvaarden en ze zei dat Lanna het meeste voorbereidende werk gedaan had voor ze vertrokken was.

Het was al laat en Lanna was nog niet teruggekeerd. Kayin leek zich geen zorgen te maken om haar kamergenote en ik realiseerde me al snel dat ze waarschijnlijk die avond niet meer thuis zou komen.




Hoofdstuk vier


De technische problemen waarover ik me zorgen gemaakt had in verband met de juiste aanpak van het naar bed gaan met haar deden zich helemaal niet voor. We zaten gewoon naast elkaar op kussens op de vloer en luisterden naar muziek van Glenn Miller op de BBC toen ze haar hoofd op mijn schouder legde. Ik liet mijn arm rond haar glijden en dan, bijna als een vervolg op mijn armbeweging, hield ze haar hoofd naar achteren en onze lippen leken elkaar als vanzelf te vinden. Vanaf dat moment nam de natuur de controle over onze lichamen helemaal over.

Het laatste wat ik me herinner waren de woorden van Let’s Do It, Let’s Fall in Love van Cole Porter. Dan volgde weer een slapeloze nacht, maar geen van ons beiden vond dat erg. Ik denk dat Kayin door mijn onhandige gedoe wel door had dat ik nog nooit met een vrouw naar bed geweest was. Ze fluisterde in mijn oor dat ze twijfelde wat te doen en dat we het samen zouden moeten leren. Toen de zon opging waren we allebei grondig ingewijd in de kunst van het liefdesspel.

De volgende dag sloop ik door bibliotheken, musea, parken - alles om toch maar wakker te blijven. 's Avonds kwam ze eindelijk naar mijn kamer. We verspilden geen tijd aan eten of drinken, maar gingen meteen naar bed en tot vier uur 's morgens sliepen we als roosjes in elkaars armen. Twee uur later stonden we op en ik liep met haar mee naar huis zodat ze zich klaar kon maken om te gaan werken.



* * * * *



Een week later, op een vroege, zwoele dinsdagmiddag, stond ik op de balie geleund te babbelen met Kayin. Ik wist dat de manager, Mr. Haverstock, minstens een uur weg zou blijven. Elke dag rond die tijd ging hij weg en zei hij dat hij de kamers moest inspecteren om zeker te zijn dat het personeel de kamers netjes gepoetst had.

"De dommige dwaas," zei Kayin terwijl ze het register nazag. "Het voltallige personeel weet dat hij diep ligt te slapen in een van de vrije kamers. Hij dut er een uur of langer en maakt ons wijs dat hij een of andere belangrijke managementtaak uitvoert. Maar wij zijn er blij om. Gedurende die tijd kunnen we ons wat ontspannen en doen wat we willen. Niet dat we luieriken zijn of tijd verspillen, maar we krijgen net meer werk gedaan als hij niet om de haverklap over onze schouder kijkt."

"Domme dwaas," verbeterde ik haar slang.

"Ja, dat is hij ook," zei ze.

Plots werd ze alerter en haar commerciële glimlach verscheen weer om haar mond. Ze keek voorbij me en ik wist dat er een andere gast van achter me de balie naderde.

"Welkom in het Nadi Myanmarhotel," zei Kayin tegen de nieuwkomer.

"Ahoi, zeeman," zei de gast. "Niets nuttigers te doen dan de jongedame verleiden?"

Ik herkende haar stem. "Het werd tijd dat je kwam, Raji." Ik draaide me om en keek haar aan.

Ze gaf me een knuffel en kuste mijn wang. Toen ik achteroverleunde om haar beter te bekijken, zag ik haar blik afdwalen over mijn schouder. Ze knikte naar Kayin met een piepklein glimlachje.

"Oh, sorry..." Ik wilde hen aan elkaar voorstellen, maar ik zag dat ze de helft al wisten. Kayin wierp Raji de koudste blik toe die ik ooit gezien had. Daarna gaf ze me dezelfde ijskoude blik.

"Ahum," Raji schraapte haar keel. "Misschien ben je haar vergeten over mij te vertellen, Fuse."

“Fuse?” Kayin herhaalde mijn bijnaam en het gif droop eraf zoals alleen een vrouw kan doen met een woord dat slechts uit een lettergreep bestaat.

"Ik heb haar gezegd dat je zou komen," zei ik tegen Raji terwijl ik de ogen van Kayin in de gaten hield. Ik heb nooit geweten dat blauw er zo ijzig uit kon zien.

Op datzelfde moment keerde haar professionele glimlach terug en groette ze twee nieuwe gasten. Terwijl de man en zijn vrouw het gastenboek invulden, probeerde ik haar aandacht te trekken.

"Kayin, ik moet je zeggen..."

"Ga naar de lounge of het restaurant," onderbrak Kayin me koudweg. "Of naar je kamer om persoonlijke zaken af te handelen, meteen graag. Ik moet nu verder werken."

De man gluurde even naar me en dan naar Kayin die hem bijna lief toelachte om te laten zien dat ze niet tegen hem had gesproken.

Ik nam Raji mee naar mijn kamer, wat waarschijnlijk mijn tweede vergissing van de dag was, aangezien Kayin nog steeds kookte van woede in de lobby.

"Ze is erg mooi," zei Raji terwijl ik de deur sloot en haar koffer op het bed legde.

"Ja."

"Hoe goed ken je haar?"

"Erg goed."

"Erg goed?" Raji keek me even snel aan en grinnikte.

"Erg goed!"

"Echt?" Ze bleef staan en staarde naar de grote ramen alsof ze zich iets probeerde te herinneren. Uiteindelijk opende ze haar koffer en haalde er een witte, tafzijden jurk uit om er de kreuken uit te schudden. "En je hebt haar over mij verteld?"

"Ja, verschillende keren." Ik nam een kapstok uit de kast en gaf hem aan Raji voor haar jurk. "Ik heb haar verteld dat we samen naar school gingen, dat we samen de oceaan overgestoken hebben, dat we naar India gekomen zijn om je familie op te zoeken, ..."

"Ze leek erg verbaasd mij te zien," zei Raji en ze keek me verwonderd aan.

"Wel, misschien vergat ik haar te vertellen dat je een vrouw bent."

"Je vergat dat?"

Ik maakte een hulpeloos gebaar.

"Fuse, soms verbaast het me dat je in je eentje kan functioneren, zonder de begeleiding van een volwassene."

"Mij ook. Wat moet ik doen?"

"Mijn vriend, jij bent een erg intelligente man, maar tegelijk ook een complete idioot." Ze gaf me haar jurk aan de kapstok en gebaarde dat ik hem in de kast moest hangen.

"Oké, maar wat moet ik nu doen?" Ik hing haar jurk aan de roede naast mijn gewaad.

"Blijf hier. Ik wil niet dat je nog meer kwaad doet. Begrijp je me?"

"Ik blijf hier tot je terugkomt."

Meer dan twee uur lang was ik aan het ijsberen. Precies drieëntwintig stappen van de deur tot de grote ramen en drieëntwintig stappen terug naar de deur. Ik probeerde een boek te lezen, maar kon me niet concentreren. Ik stond op het balkon en telde de mensen beneden. Ik scheerde me twee keer en sneed me drie keer. Ik trok een ander hemd aan, blonk mijn schoenen op en dan, in mijn glanzende, zwarte, lederen schoenen met spitse neus mat ik de afstand tot de ramen nog een paar keer. De drieëntwintig stappen weken nooit een centimeter af.

Eindelijk hoorde ik vrouwen lachen in de gang en dan ging mijn deur open. Raji en Kayin kwamen de kamer binnen, arm in arm en nog steeds lachend. Waarschijnlijk met mij. Het kon me niet schelen - het klonk hemels.

Kayin gaf me een strenge blik en kuste me dan. "Waarom," vroeg ze, "heb je me niet verteld dat Raji een vrouw was?"

"Zoals mijn beste maatje," ik gebaarde naar Raji, "me al ettelijke keren gezegd heeft, ben ik een domkop."

“Ja, dat klopt," zeiden ze in koor.

Raji nam een van de stoelen en Kayin en ik gingen op de sofa zitten.

"Hebben jullie het voorbije tweeënhalf uur over mij gepraat?" vroeg ik.

"Nee, gekkie," zei Raji. "Dat heeft maar vijf minuten geduurd."

Kayin lachte. "Daarna hebben we lekker lang gepraat over India, Birma en hoe we de Britten uit onze huizen kunnen schoppen."

Raji friste zich op en kleedde zich om en toen nam ik beide dames mee voor een heerlijk diner in een klein restaurantje met zicht op de haven. Tegen het einde van het diner schonk ik een klein beetje wijn in hun glas.

"Raji," zei ik, "je krijgt de kamer helemaal voor jezelf vanavond."

Kayin en Raji keken naar elkaar en lachten dan.

"Wat?" vroeg ik.

"Ik heb al een kamer voor mij alleen," zei Raji. "Op de vierde verdieping van het hotel."

"We hebben dat al geregeld," zei Kayin, "voor we naar je kamer kwamen."



* * * * *



De derde avond nadat Raji was aangekomen, wachtten zij en ik op Kayin tot haar shift aan de balie erop zat en ze met ons mee kon. Ondertussen bekeken we de kaart van de vallei van de Irrawaddyrivier en besloten toch niet naar de Chinese grens te reizen. Ik wilde nog een tijdje in Mandalay blijven en Raji begreep mijn gevoelens, maar wist niet goed wat ze zelf wilde doen. Alleen verder reizen trok haar echt niet aan.

"Hoe gaat het met je tennis?" vroeg ik.

"Zwijg..." Raji wierp me een veelzeggende blik toe en rolde met haar ogen. "Tennis... Panyan Maidan weet niet eens hoe je een racket vasthoudt. Ik moest die kerel meerdere keren bij de hand nemen om hem te tonen waar hij moest staan om te serveren. En dan, vorige donderdagavond, toen hij me meenam naar het theehuis van de Radha Bazaar in de Baneejistraat liet hij van zijn tong rollen, of misschien zei hij het met opzet, dat de bruidsschat die mijn moeder beloofd had misschien niet genoeg zou zijn. Ik stikte bijna in mijn curry. En dan wilde ik hem verstikken, en mijn moeder."

"Bedoel je nu," zei ik, "dat je moeder hem al een bruidsschat beloofd had én dat je met hem zou trouwen voor we hem ontmoetten die eerste avond?"

"En hij had het lef me te vertellen dat de bruidsschat niet genoeg was."

Ik kon mijn lach niet inhouden. "Wat heb je dan gedaan?"

"Ik zei tegen die verwaande kwast dat ik niet met hem zou trouwen ook al betaalde zijn moeder een bruidsschat aan mij."

Ik lachte.

"En daarna heb ik mijn moeder precies verteld hoe ik over haar dacht terwijl ik mijn koffer pakte en naar Mandalay vertrok."

"Toen hij aan ons werd voorgesteld," zei ik, "dacht ik dat hij een rijke heer was."

"Ja en een architect. Weet je nog dat hij zei dat hij gebouwen tekende, maar het bouwen zelf overliet aan vaklui?"

"Ja, dat herinner ik me."

"Hij tekent inderdaad gebouwen. Hij is een straatkunstenaar en arm bovendien. En zijn zogenaamde club is het stadspark waar we een uur moesten wachten tot er een tennisbaan vrij was."

"Zal je moeder het dan nooit leren?" Ik haalde mijn pijp uit mijn binnenzak en begon hem te vullen met tabak.

"Zal ik het dan nooit leren, bedoel je. En sinds wanneer rook jij een pijp?"

Ik stak een lucifer aan en trok aan de pijp. "Vorige week." Ik ging naar de telefoon in de gang om roomservice thee en koffie te vragen. De ober met avonddienst bracht het gevraagde naar mijn kamer en een paar minuten later kwam Kayin binnen, gevolgd door een man.

"Mag ik jullie iemand voorstellen?” vroeg ze aan Raji en mij. Ik denk niet dat Raji erop gelet had, maar ik dacht dat ik Kayins stem lichtjes hoorde trillen.

We gingen staan om hem te begroeten. Hij was niet gekleed in de traditionele Birmaanse klederdracht, maar droeg een grijs pak in westerse stijl dat mooi gemaakt was, maar niet duur was geweest. Zijn houding was kaarsrecht, zijn voorkomen leek wel militair, en hij was langer dan de meeste Birmaanse mannen. Ik schatte hem achter in de twintig. De voorste rand van zijn zwarte hoed was neer gevouwen waardoor hij weggelopen leek te zijn uit een Charlie Chanfilm.

"Dit is majoor Kala-Byan," zei Kayin.

Hij nam zijn hoed af, zette een stap naar voor, nam Raji's hand en maakte een lichte buiging. Daarna gaf hij mij een stevige handdruk. "Heel fijn u te ontmoeten, Mr. Fusilier." Zijn Engels was goed en klonk erg Brits.

"Blij u te ontmoeten, majoor. Bent u lid van de Burma Rifles?" Ik wist dat veel Birmaanse mannen lid waren van die eenheid van het Britse leger, maar ik had nog nooit gehoord dat ze tot officier gepromoveerd werden.

Ik zag dat hij kwaad werd en bijna een snelle reactie gaf, maar dan hield hij zich in. "Nee, mijnheer," zei hij traag. "Ik ben geen lid van de Burma Rifles."

Kayin had ook de reactie van de majoor gezien. "Majoor Kala-Byan is lid van de Birmaanse Beweging voor Onafhankelijkheid."

De blik in Kayins ogen terwijl ze de majoor aankeek, verraste me. Het was niet echt bewondering, maar eerder trots, als een moeder die haar zoon ziet scoren tijdens een voetbalwedstrijd.

“Ik snap het,” zei ik, hoewel ik het helemaal niet snapte. Waarom had Kayin een man van het verzet meegebracht naar ons? En hoe kende ze hem?

"Wilt u een kopje thee?" vroeg Raji aan de majoor terwijl ik teken deed dat hij op de sofa mocht zitten.

"Dank u," zei hij en hij legde zijn hoed op de sofa en gluurde even naar de koffiekan. "Maar ik drink liever koffie."

Wel, dacht ik, hij houdt tenminste van koffie. Het was de eerste keer dat ik iemand ontmoette in het Oosten die koffie vroeg.

De majoor zat in het midden van de sofa en Kayin ging op het uiteinde zitten en leunde naar mij over. Terwijl Raji koffie voor hem uitschonk, ging ik achterover zitten op mijn stoel.

"U en Miss Devaki hebben geneeskunde gestudeerd aan de Theodore Rooseveltuniversiteit in Richmond, Virginia," zei de majoor terwijl hij het kopje en schoteltje aanvaardde van Raji en er wat melk in schonk uit het kannetje dat op het dienblad stond.

Hoewel zijn woorden meer klonken als een feit dan een vraag gluurde ik naar Raji terwijl ze op de andere stoel ging zitten.

"Maar u hebt de studies niet afgewerkt?" Hij nipte van zijn koffie.

Ik schudde mijn hoofd. Dit was een vraag.

Ik tikte met mijn pijp op de rand van de asbak en vulde hem dan met tabak. Ik stak mijn zakje tabak naar hem uit, maar hij bedankte ervoor en haalde een nieuw pakje Lucky Strikes uit zijn binnenzak. Hij scheurde het cellofaan, opende het pakje en bood Raji een sigaret aan. Ze schudde haar hoofd en dan bood hij Kayin een aan. Ze verraste me door een sigaret te nemen. Ik stak een lucifer aan en stak hem uit naar haar. Ze leunde naar voor en hield haar hoofd schuin om haar sigaret aan te steken. Ik keek om te zien of ze de rook zou inhaleren; ze inhaleerde niet.

Ik stak mijn pijp aan, schudde de lucifer uit en stak een nieuwe aan om de majoor een vuurtje aan te bieden. Hij aanvaardde het vuurtje en hield zijn handen rond de mijne alsof hij het tegen de wind wilde beschermen.

"Drie vuurtjes met een lucifer?" vroeg hij terwijl hij achterover ging zitten en diep inhaleerde.

Vreemd, dacht ik. Hoe kan je de overtuigingen en het bijgeloof van een cultuur leren kennen?

De overtuiging dat je nooit drie sigaretten mag aansteken met dezelfde lucifer stamt, denk ik, uit de Wereldoorlog van 1918 toen drie Amerikaanse soldaten een nacht samen in een vossenhol zaten. Een van de soldaten opende een pakje sigaretten, nam er zelf eentje en gaf dan een aan elk van zijn twee vrienden. De eerste soldaat stak zijn sigaret aan, stak de lucifer uit naar de tweede man om zijn sigaret aan te steken en dan naar de derde soldaat. Een Duitse sluipschutter die het vlammetje had opgemerkt aan de overkant van het strijdveld mikte zorgvuldig en vuurde net op het moment dat de derde soldaat zijn eerste, en laatste, trekje nam.

Misschien was dat eerder een militaire dan een culturele overtuiging. Maar ik had geen militaire achtergrond. Hoe wist ik van die overtuiging af? Ik nam me voor om hierover te spreken met Kayin de volgende keer dat we alleen waren. Als zij en ik een koppel zouden worden, dan wilde ik ook haar overtuigingen kennen en niet alleen haar taal.

Ik drukte de lucifer uit in de asbak. "Nee," antwoordde ik op zijn vraag of we onze studies afgewerkt hadden, "we zijn gestopt in ons derde jaar."

"Waarom?" vroeg hij.

Ik trok aan mijn pijp en wachtte even. Ik vond het niet erg om te praten over onze studies of waarom Raji en ik ermee gestopt waren, maar ik had een hekel aan ondervraagd worden.

"Oxford," zei ik terwijl ik achterover in mijn stoel ging zitten en mijn benen kruiste.

Een wolkje rook verhulde het gezicht van de majoor een ogenblik, maar ik vermoedde door de blik van Kayin dat hij even naar haar gekeken had.

"Excuseer?" zei hij terwijl de grijze rook wegtrok.

"U hebt aan de universiteit van Oxford gestudeerd," zei ik terwijl ik mijn pijpenkop bekeek en dan weer naar hem keek.

"Mijn accent?" Hij plukte een beetje tabak van het puntje van zijn tong met zijn wijsvinger en duim.

"Ja." Ik glimlachte en vroeg verder. "Wat was uw vakgebied?"

"Ik heb diploma's in bouwkunde en mijnbouw," antwoordde hij en hij liet het stukje tabak in de asbak vallen.

"Waarom mijnbouw? Ik had verwacht dat politieke wetenschappen u zouden interesseren."

Hij nipte van zijn koffie terwijl hij over de rand van zijn kopje even naar me keek voor hij antwoordde. "Mijn interesse ging vooral uit naar de recentste ontwikkelingen op het gebied van explosieven."

"Ik ben met mijn studies gestopt," zei ik, "omdat ik er de zin niet meer van inzag. En jij, Raji?"

"Ik denk dat ik," zei ze, "het eerder beschouw als sabbatsverlof. Ik ga waarschijnlijk ooit wel terug om mijn diploma te halen."

Ik keek weer naar de majoor. "Is dat een antwoord op al uw vragen?"

"Het spijt me," zei hij en hij plaatste zijn kopje weer op het schoteltje, "het was niet mijn bedoeling om onbeleefd te zijn. Soms ben ik te direct en vergeet ik mijn manieren. Ik hoop dat ik u beiden niet beledigd heb."

"Nee, hoor," antwoordde Raji met een glimlach.

Ik wuifde zijn bezorgdheid weg.

"Ik weet," ging hij verder op een vriendelijker toon, "dat u allebei sympathie hebt voor onze zaak."

Ik keek naar Kayin en zag dat ze op mijn reactie zat te wachten.

"Wat is uw zaak, majoor?" vroeg ik.

De majoor leunde naar voor om de as van sigaret af te tippen. "Heel eenvoudig, we willen de Britten weg uit Birma."

"En als de Britten weigeren op uw verzoek in te gaan?" vroeg ik.

"Dan zijn we bereid in actie te komen tegen hen."

"We?" vroeg ik. "Ik heb in de krant gelezen dat de Britten bijna vijf regimenten in Birma hebben, plus artillerie-eenheden en kanonneerboten. Beschikt u over genoeg manschappen om daar tegenop te kunnen?"

"Nee, we hebben niet genoeg manschappen om hen nu te confronteren, maar we groeien elke dag in aantal."

"En u wil dat ik, Raji en, ik veronderstel, Kayin tot uw leger toetreden?"

"Kayin heeft andere verplichtingen. Maar ik zou het heel erg waarderen als u en Miss Devaki zouden meedoen aan een trainingsoefening met ons."

Ik wilde weten welke andere verplichtingen Kayin had, maar hij ging verder voor ik het kon vragen.

"Ik ga met een regiment guerrillastrijders naar Ethiopië voor een oefenmissie."

"Ethiopië?" vroeg ik. "Waarom zo ver?"

"Drie jaar geleden, in 1928, is de keizer van Ethiopië omgekomen in de burgeroorlog. Twee dagen later stierf zijn vrouw, de keizerin, een mysterieuze dood, waarna Haile Selassie zichzelf tot nieuwe keizer kroonde. De getrouwen van de vroegere keizer in de provincies blijven vechten tegen de strijdkrachten van Haile Selassie en wij hebben het geluk toegang te hebben tot een van de vliegvelden in een streek onder hun controle. Ze hebben ons uitgenodigd om hun oefenterreinen voor onze nieuwe rekruten te gebruiken. De majoor nam een laatste trekje van zijn sigaret en doofde hem dan in de asbak. "Zoals je zegt, is het ver van hier en dat is een van de redenen waarom we erheen gaan. Het is zo ver dat de Britten nooit zullen merken waar we mee bezig zijn. We zouden graag hebben dat u allebei meekomt als hospikken."

“Ik weet niet hoe Raji erover denkt," zei ik, "maar ik voel me niet bevoegd om medische ingrepen uit te voeren."

"Ik ook niet," zei Raji.

"Het gaat niet om chirurgische ingrepen of ziekten behandelen," zei de majoor, "maar meer om eerste hulp toe te dienen." Toen we geen van beiden reageerden, ging hij verder. "We verwachten lichte verwondingen en misschien een gebroken been of twee, maar niets meer dan dat."

Ik gluurde even naar Raji.

Denkt ze hetzelfde als ik? Een gebroken been of twee?





Конец ознакомительного фрагмента. Получить полную версию книги.


Текст предоставлен ООО «ЛитРес».

Прочитайте эту книгу целиком, купив полную легальную версию (https://www.litres.ru/pages/biblio_book/?art=65164606) на ЛитРес.

Безопасно оплатить книгу можно банковской картой Visa, MasterCard, Maestro, со счета мобильного телефона, с платежного терминала, в салоне МТС или Связной, через PayPal, WebMoney, Яндекс.Деньги, QIWI Кошелек, бонусными картами или другим удобным Вам способом.



Oktober 1932. Aan het begin van de Great Depression moesten alle scholen en universiteiten in Amerika besparen en sommige campussen sloten zelfs. Raji en Fuse stonden er, net als zoveel andere jongeren, alleen voor. Doordat ze zich de voorbije vier jaar uitsluitend op hun studies geconcentreerd hadden, waren ze niet voorbereid op de harde economische realiteit van een wereld die wegzakt in ellende en hopeloosheid.

Как скачать книгу - "Raji: Boek Drie" в fb2, ePub, txt и других форматах?

  1. Нажмите на кнопку "полная версия" справа от обложки книги на версии сайта для ПК или под обложкой на мобюильной версии сайта
    Полная версия книги
  2. Купите книгу на литресе по кнопке со скриншота
    Пример кнопки для покупки книги
    Если книга "Raji: Boek Drie" доступна в бесплатно то будет вот такая кнопка
    Пример кнопки, если книга бесплатная
  3. Выполните вход в личный кабинет на сайте ЛитРес с вашим логином и паролем.
  4. В правом верхнем углу сайта нажмите «Мои книги» и перейдите в подраздел «Мои».
  5. Нажмите на обложку книги -"Raji: Boek Drie", чтобы скачать книгу для телефона или на ПК.
    Аудиокнига - «Raji: Boek Drie»
  6. В разделе «Скачать в виде файла» нажмите на нужный вам формат файла:

    Для чтения на телефоне подойдут следующие форматы (при клике на формат вы можете сразу скачать бесплатно фрагмент книги "Raji: Boek Drie" для ознакомления):

    • FB2 - Для телефонов, планшетов на Android, электронных книг (кроме Kindle) и других программ
    • EPUB - подходит для устройств на ios (iPhone, iPad, Mac) и большинства приложений для чтения

    Для чтения на компьютере подходят форматы:

    • TXT - можно открыть на любом компьютере в текстовом редакторе
    • RTF - также можно открыть на любом ПК
    • A4 PDF - открывается в программе Adobe Reader

    Другие форматы:

    • MOBI - подходит для электронных книг Kindle и Android-приложений
    • IOS.EPUB - идеально подойдет для iPhone и iPad
    • A6 PDF - оптимизирован и подойдет для смартфонов
    • FB3 - более развитый формат FB2

  7. Сохраните файл на свой компьютер или телефоне.

Книги автора

Рекомендуем

Последние отзывы
Оставьте отзыв к любой книге и его увидят десятки тысяч людей!
  • константин александрович обрезанов:
    3★
    21.08.2023
  • константин александрович обрезанов:
    3.1★
    11.08.2023
  • Добавить комментарий

    Ваш e-mail не будет опубликован. Обязательные поля помечены *