Книга - Raji Boek Vier

a
A

Raji Boek Vier
Charley Brindley


Fuse keert terug naar Birma in 1941 om Kayin te zoeken. Hij had Raji achtergelaten in Virginia om te herstellen van haar beproeving, maar ze had beloofd hem later in Mandalay te vervoegen. Het is al acht jaar geleden dat Fuse en Raji Birma achter zich lieten voor de noodlottige oefenmissie in Ethiopië.

Fuse keert terug naar Birma in 1941 om Kayin te zoeken. Hij had Raji achtergelaten in Virginia om te herstellen van haar beproeving, maar ze had beloofd hem later in Mandalay te vervoegen. Het is al acht jaar geleden dat Fuse en Raji Birma achter zich lieten voor de noodlottige oefenmissie in Ethiopië. Sindsdien heeft hij niets meer gehoord van Kayin. Ze is waarschijnlijk getrouwd ondertussen, of ze heeft toch minstens een relatie, maar hij wil absoluut te weten komen of alles oké is met haar. Wat hij in het oude hotel ontdekt, is iets compleet onverwachts.







Raji



Boek vier: Het Huis van de westenwind



door



Charley Brindley



charleybrindley@yahoo.com



www.charleybrindley.com



vertaald door

Leen Vermeersch

Fool Stop vertaling en correctie

www.foolstop.be



Omslagontwerp door



Charley Brindley



© 2019



Alle rechten voorbehouden



© 2019 Charley Brindley, alle rechten voorbehouden



Gedrukt in de Verenigde Staten van Amerika



Eerste uitgave februari 2019



Dit boek is opgedragen aan



Richard en Rubye Brindley



De boeken van Charley Brindley

zijn vertaald in 22 talen:

Italiaans

Spaans

Portugees

Frans

Nederlands

Turks

Chinees

Oekraïens

Hongaars

Bulgaars

Arabisch

Servisch

Japans

Indonesisch

Duits

Bengali

Roemeens

Grieks

Pools

Afrikaans

Koreaans

en

Russisch



De volgende boeken zijn verkrijgbaar als audioboek:



Raji, Boek een (in het Engels)

Raji Boek twee (in het Engels)

Casper’s Game (in het Engels)

Dragonfly vs Monarch, Boek een (in het Engels)

Dragonfly vs Monarch, Boek twee (in het Engels)

Do Not Resuscitate (in het Engels)

The Last Mission of the Seventh Cavalry (in het Engels)

Hannibal’s Elephant Girl, Boek een (in het Russisch)

Henry IX (in het Italiaans)

Ariion 23 (in het Chinees)

Qubit’s Incubator (in het Engels)

Hannibal’s Elephant Girl, Boek Twee (in het Engels)

Sea of Sorrows (in het Engels)



Andere boeken van Charley Brindley



1. Oxana’s Pit

2. The Last Mission of the Seventh Cavalry, Boek een

3. The Last Mission of the Seventh Cavalry, Boek twee

4. Raji, Boek een: Octavia Pompeii

5. Raji, Boek twee: De academie

6. Raji, Boek drie: Dire Kawa

7. Hannibal’s Elephant Girl, Boek een

8. Hannibal’s Elephant Girl, Boek twee

9. Cian

10. Ariion XXIII

11. De laatste plaats in de Hindenburg

12. Dragonfly vs Monarch, Boek een

13. Dragonfly vs Monarch, Boek een

14. The Sea of Tranquility 2.0 Boek een: Exploration

15. The Sea of Tranquility 2.0 Boek twee: Invasion

16. The Sea of Tranquility 2.0 Boek drie

17. The Sea of Tranquility 2.0 Boek vier

18. The Rod of God, Boek een

19. Sea of Sorrows, Boek twee van The Rod of God

20. Do Not Resuscitate

21. Henry IX

22. Qubit’s Incubator

23. Casper’s Game



Non-fictie



24. Seventeen Steps to becoming a Successful Sphynx Breeder

25. Ten Things I Hate About Your Book



Binnenkort verkrijgbaar



26. Dragonfly vs Monarch: Boek drie

27. The Journey to Valdacia

28. Still Waters Run Deep

29. Ms Machiavelli

30. Ariion XXIX

31. Hannibal’s Elephant Girl: Boek drie



Zie achteraan dit boek voor meer informatie over de andere boeken.




Noot van de vertaler


De volgende boeken worden vermeld:





De druiven der gramschap, vertaald door Alice Schrijver (Uitgeverij L. J. Veen Klassiek, 2013)

Alice in Wonderland, vertaald door Alfred Kossmann, 1947

Don Quichot, vertaald door Barber van de Pol (Uitgeverij Athenaeum, 2011)

Schateiland, vertaald door Boukje Verheij, Yge Foppema en Lev Mordegaai (Uitgeverij Solo, 2002)

De fabels van Aesopus, vertaling www.latijnengrieks.com




Inhoud

Chapter One (#ulink_15554db1-84ee-5edc-aa27-bbff311009ab)

Chapter Two (#ulink_e7dfe467-5870-5519-93a7-5f8e97bdf8cf)

Chapter Three (#ulink_9876fc11-a089-59b5-aca0-c3a48d0c9e11)

Chapter Four (#ulink_5bfbe512-6224-5241-bbd1-7437a9f1b5b6)

Chapter Five (#ulink_4cf379f2-d5bc-502d-a0b0-0c87f574300e)

Chapter Six (#ulink_e424df4c-a943-548e-a931-ac8cb0616cb6)

Chapter Seven (#ulink_249022c3-f4eb-5730-b47b-15545c5fc7a4)

Chapter Eight (#ulink_78c91923-c21e-5f74-94d1-622f8d4d0ed9)

Chapter Nine (#ulink_fc2b1939-bee5-5580-9696-a9e1e71f3c15)

Chapter Ten (#ulink_2913f187-d9bc-559d-a0d3-a7d4cd761b89)

Chapter Eleven (#ulink_d80d8287-7c7f-51d7-a863-f3d604f0b54e)

Chapter Twelve (#ulink_2c290998-e52d-5c96-af7d-fd0f17a72067)

Chapter Thirteen (#ulink_06795a40-efd9-5198-ba07-a9d67ee98cd7)

Chapter Fourteen (#ulink_efa7db2b-3bb6-5cbc-be26-5322753d8ced)

Chapter Fifteen (#ulink_81e337c3-bdd8-5cfe-bd7e-e63d62d20863)

Chapter Sixteen (#ulink_de987858-dd6f-523e-bf8e-5833db17f937)

Chapter Seventeen (#ulink_5274a1e2-0ea7-5270-81f1-e14037921619)

Chapter Eighteen (#ulink_443c9edb-41c1-5aa8-9159-4069ca6f528b)

Chapter Nineteen (#ulink_cbae8973-c1b4-50ba-b08b-ebdfa9d2e466)

Chapter Twenty (#ulink_c0170fe8-4a40-55c9-9380-7218ecfb1de3)

Chapter Twenty-One (#ulink_76e5c198-0b20-5a3a-b2c1-e39dd0c6f4a8)

Chapter Twenty-Two (#ulink_28509c3c-a2c1-5481-94a5-f7d0f9cf822e)

Chapter Twenty-Three (#ulink_7e001d8b-2aa4-525b-b1b9-e03e24916be7)

Chapter Twenty-Four (#ulink_f4c76615-d30f-539a-9705-7fb884b42445)

Chapter Twenty-Five (#ulink_031e2db6-3586-5500-9e8d-112674dad480)

The End




Hoofdstuk een


Ik keerde terug naar Birma op een tropische ochtend in juni 1941. Ik werkte als scheepsjongen op het veeschip Katanga en nadat het afgemeerd was op de Irrawaddyrivier in Mandalay wandelde ik door een paar regenbuien naar het oude Nadi Myanmarhotel.

Ik vroeg kamer 706 en verraste de baliebediende door mijn vuist te openen en hem de sleutel van die kamer te laten zien. Hij draaide zich om en staarde naar de muur vol stoffige vakjes - eentje voor elke kamer in het hotel - waarna hij de sleutel uit het vakje voor kamer 706 wilde nemen. De magere, kleine man keek me aan met grote ogen.

"Milleseya," fluisterde hij - goochelaar. Of betekende het tovenaar?

Maakt niet uit. Ik was te moe om uit te leggen waardoor ik de voorbije acht jaar een kopie van die sleutel had gehad. Goochelaar volstond voor nu; ooit zou ik het misschien uitleggen.

Een paar minuten later stond de piccolo met mijn druipende koffer in zijn handen in het midden van kamer 706. Ondanks zijn brede glimlach kon hij de pijn niet verbergen die zijn ogen dof maakte en hem zijn voorhoofd deed fronsen. De gezwollen, misvormde gewrichten van zijn vingers en de manier waarop hij zijn linkervoet spaarde tijdens het stappen, deden me vermoeden dat hij een ernstige vorm van reumatoïde artritis had. Volgens mij was hij niet veel ouder dan dertig, veel te jong dus voor zo'n slopende ziekte.

Hij stelde een vraag in het Birmaans. Ik staarde hem een ogenblik aan terwijl ik in mijn hoofd de vertaling ontcijferde. Iets over mij in de kast zwieren. Nee, mijn kleren - hij wilde mijn kleren in de kast hangen.

Ik schudde mijn hoofd en voelde in mijn zak naar wat kleingeld, ik haalde een handvol munten boven en even was ik volledig in de war. Ooit had ik de waarde van de roepiemunten perfect begrepen, maar nu moest ik me hard concentreren om me dat te herinneren; er gingen zestien anna in een roepie en vier paisa in een anna. De anna en de paisa waren bronzen munten en hun waarde was ongeveer twee cent voor een anna en een halve cent voor een paisa. De muntstukken van een roepie waren zwaar, gemaakt van zilver en ongeveer tweeëndertig cent waard.

Ik koos een blinkende anna en nadat ik even naar zijn glimlachende gezicht gekeken had, nam er ik er nog een. Toen ik de twee munten naar hem uitstak, zette hij mijn koffer behoedzaam neer en aanvaardde eerbiedig zijn fooi. Hij dankte me voor het geld en maakte dan een diepe buiging terwijl hij achteruit de kamer uitliep en de deur sloot.

Ik opende de koffer op de vloer en stelde tot mijn verbazing vast dat de kleren erin droog waren. Ik trok mijn vochtige kleren uit, hing ze in de kast en trok een vers hemd en een verse broek aan. Ik knoopte mijn hemd dicht en nadat ik mijn scheergerief in de badkamer gelegd had, liep ik naar de ramen.

Door een opening in de wolken vielen zachte zonnestralen die het balkon verlichtten als was het een podium dat klaar was voor het tweede bedrijf. Ik opende de balkondeuren en stapte naar buiten om te kijken naar de natgeregende stad Mandalay.

Onder me klaterden riksja's over de kasseien die zich een weg baanden door de drommen voetgangers. Dienstmeisjes fietsten naar de residentiële wijken. Een boerin trok aan het juk van een kar met twee wielen, die volgeladen was met gele meloenen, krijsende kippen en snaterende ganzen. Een kleine jongen, het hoofd geschoren en gehuld in een feloranje gewaad, stopte abrupt met het strelen van een straathondje en rende naar zijn broers die op hun blote voeten en met militaire precisie naar een pagode in de buurt marcheerden.

Door te kijken naar de vrouwen die druk in de weer waren, voelde ik plots een dof verdriet. Kayin zou nu een jaar of zevenentwintig zijn en al die vrouwen zouden haar kunnen zijn; Kayin die aan haar dagelijkse routine begint. Ik vroeg me af wat ze al die jaren gedaan had.

De beelden en geluiden van de antieke stad interesseerden me enorm, maar het was niet de stad die die dinsdagmorgen in 1941 tot leven kwam die mijn hart raakte - het was het Mandalay van 1933. Er waren acht jaar voorbijgegaan, maar haar beeltenis was even zonnig als de scene beneden op straat. Hoe vaak hadden zij en ik samen gewandeld langs...

Ik schrok toen er luid op de deur werd geklopt. Niemand wist dat ik weer in Mandalay was, maar ik dacht meteen aan Kayin.

De Britten noemden haar Euraziatisch, een halfbloed, een onaanraakbare. Haar moeder was een Birmaanse en haar vader een soldaat uit de Schotse Hooglanden. Hij was een bommenrichter geweest bij de Bengaalse Lansiers in Wereldoorlog I. Kayin had de tengere gestalte en zachte Aziatische trekken van haar moeder en de ogen van haar vader - zo blauw als de hemel in mei boven de haven van Aberdeen.

Er werd opnieuw op mijn deur geklopt, luider en met meer aandrang. Toen ik de deur opende, werd ik overspoeld door een spervuur van kwade Birmaanse woorden die zo snel kwamen dat ik nauwelijks iets begreep van wat ze zei. De vrouw was halverwege de zestig en kwam me vaag bekend voor, maar ze was veel te oud om Kayin te zijn. De woordenvloed werd steeds luider en haar handen zwaaiden door de lucht om haar tirade kracht bij te zetten. Ze keek me geen moment aan, maar richtte haar blik ergens achter mijn linkeroor, alsof haar kwaadheid gericht was op iemand anders, die achter me stond.

De arme vrouw leed aan een ernstige vorm van hypertelorisme, een medisch probleem waarbij de ogen te ver uit elkaar staan. Bovenop die misvorming, was haar gezicht ook verticaal samengedrukt aan de linkerkant doordat ze aan die kant geen tanden meer had. De hevigheid van haar emoties gaven haar onregelmatige trekken een aanblik van intense kwaadheid.

Ik wilde liefst de deur voor de neus van die razende, grijsharige feeks dichtdoen, maar ze moet mijn reactie verwacht hebben, want ze stapte naar me toe en struikelde daarbij bijna over iets. Haar knokige hand greep de deurpost en ze richtte haar woede naar beneden terwijl haar scherpe tong bleef schelden.

Ik keek naar beneden om te zien wat haar toorn had aangewakkerd. Voor de vrouw stond een klein meisje. Ze droeg een opgerolde slaapmat van gespleten bamboe aan een lederen riempje over haar schouder. Ze keek op naar me met een blik zo sereen als van een nieuwe engel, alsof ze zich onbewust was van de verbale storm die boven haar hoofd raasde.

Mijn polsslag reageerde met voltaïsche pulsen toen ik het gevoel van herkenning dat ik bij de oude vrouw had gehad, ook - en zelfs heviger - voelde toen ik naar het gezicht van het kind keek. Ze moet zeven of acht geweest zijn en haar gezicht was, in tegenstelling tot dat van de vrouw, zo perfect als een gezicht maar kan zijn. Het was exact symmetrisch, alsof haar trekken voorzichtig vastgelegd waren door een meester-beeldhouwer of een doorwinterd portrettist. De neus, ogen en mond waren perfect gepositioneerd op de zachte welvingen van het hartvormige canvas. Lange, donkere krullen omhulden de lieve en onschuldige, tanige wangen. En haar ogen... wat een fascinerende, blauwe ogen.

De stem van de oude vrouw belaagde me opnieuw. "Kayin," was een van de weinige woorden die ze uitstootte die ik herkende. Ik probeerde haar snelle Birmaans naar het Engels te vertalen, maar het klonk als: "voorbij"... "jij waardeloze nietsnut ga weg Amerikaanse vuile smeerpoetslap"... "Rama stierf niet om mij de redder van alle verloren kinderen te maken"... "ik kan niet alleen mezelf voeden tegen gisteren".

Ik probeerde haar te onderbreken en naar Kayin te vragen, maar ze trok de deur dicht en liet het meisje bij mij achter. Ik hoorde het gestomp van haar blote voeten door de gang en dan stierf het geluid weg.

Het kleine meisje en ik staarden elkaar aan. Van haar gezicht was niet de minste emotie af te lezen en op mijn gezicht moet een blik van ongeloof gelegen hebben over wat juist gebeurd was. Toen ik de vrouw Kayins naam hoorde noemen, werd ik hard geraakt, maar ik probeerde mijn uitdrukking te verzachten voor het meisje.

Ik was er nog maar pas in geslaagd om mijn geschokte uitdrukking te veranderen in een vriendelijke toen er zacht op de deur werd geklopt.

"Godzijdank, ze komt je terughalen."

Ik trok de deur open, pakte het meisje bij haar schouder en duwde haar zachtjes naar buiten en in de armen van, naar ik verwachtte, een berouwvolle, oude vrouw. Tot mijn verrassing was er niemand, toch niet op oogniveau. Maar toen ik naar beneden keek, stond daar nog een meisje! Een exacte kopie van het eerste meisje, met inbegrip van de slaapmat. De twee meisjes keken even naar elkaar en hun serene gezichtjes verraadden geen verrassing of herkenning. Dan, tegelijk, draaiden ze zich om en keken naar mij.

Ik leunde over hen om de gang in te kijken. Ik zag niemand; niet de oude vrouw, niet de piccolo en zelfs geen andere gasten. Daarna checkte ik nog eens achter de deur om zeker te zijn dat er geen derde of vierde kind stond te wachten met van die blauwe, onschuldige ogen. De meisjes deden alles na wat ik deed, ze keken in de gang en dan weer naar mij, maar zij, noch ik, zagen nog andere kinderen.

Godzijdank!

De meisjes namen elkaars hand en liepen me voorbij, de kamer in. Ze liepen naar de rotanbank met kussens, gingen zitten en schoven naar achteren zodat hun blote voeten hingen te bungelen. Ik zag aan de onregelmatige vorm van hun opgerolde slaapmatten dat ze die niet alleen gebruikten om op te slapen, maar ook om al hun bezittingen met zich mee te dragen. De twee meisjes legden hun matje op hun schoot en maakten het zich gemakkelijk op de bank.

Ik sloot de deur en ging zitten op de rotanstoel tegenover de meisjes. De stoel naast me was leeg, maar toch voelde ik een spookachtige aanwezigheid. Het leek wel alsof Kayin gestorven was en me twee kleine kopieën van zichzelf had nagelaten.

"Wat is er gebeurd?" Ik had niet de bedoeling gehad om de vraag luidop te stellen; ik had hem in stilte willen richten tot de lege stoel.

Toen ik naar de meisjes keek, zag ik niets dat erop wees dat ze mijn woorden begrepen.

"Wat is er met Kayin gebeurd?"

Ik wist dat de meisjes zenuwachtig, bang of toch minstens nieuwsgierig moesten zijn naar de vreemdeling die voor hen zat. Met mijn bleke huid, ingevallen ogen en mager postuur, zag ik er niet bepaald knap uit. Maar zelfs op hun jonge leeftijd hadden ze al de Aziatische kunst onder de knie geen enkele emotie te verraden. Ik dacht echter dat ik toch een klein zenuwtrekje zag in een van de ogen van het meisje dat rechts zat.

Ik leunde achterover op de stoel en bekeek hen. Mijn gedachten dwaalden af, soms doelloos, maar ze keerden steeds weer terug naar de eindeloze nachtmerrie van de acht jaar die ik kwijt was.

Ik herinner me niet wanneer ik mijn symptomen voor het eerst opmerkte. Misschien toen Raji afkickte van de morfine nadat ik haar geopereerd had. Ik had lichte koorts, was kortademig - niets om je echt zorgen over te maken. Om me heen leden en stierven mannen aan afgrijselijke verwondingen en Raji was door een vreselijke hel gegaan. Waarom zou ik me zorgen maken over lichte koorts?

"Nu wij moeten alstublieft toilet bezoeken."

Met een schok keerde ik terug tot de realiteit doordat Juffrouwtje Rechterkant plots in bijna perfect Brits Engels tegen me sprak.

"En als we uit toilet komen," zei haar zusje, "zullen we misschien klein beetje honger hebben, waarschijnlijk."

Ik knipperde met mijn ogen. Zij knipperden met hun ogen, maar bleven in dezelfde positie op de bank zitten, wachten, veronderstelde ik, op toelating om naar het toilet te gaan.

"Ja, natuurlijk." Ik wees naar een gesloten deur aan de andere kant van de kamer. "Daar is het toilet. Ga maar, als je wil."

Ze schoven zonder een woord te zeggen van de bank en liepen snel naar de badkamer. Ik zag dat ze hun slaapmat meenamen, dicht tegen hen aangedrukt.

Terwijl de meisjes in de badkamer waren, deed ik verder waar ik gebleven was toen er op de deur geklopt werd: rondlopen en de kamer bestuderen zoals je zou doen met een gekreukte en versleten foto uit een ver verleden. Daar stond de bekende schrijftafel, een lage bijzettafel tussen de bank en de twee stoelen, een bed met aan weerszijden een nachttafeltje met lamp, en afbeeldingen van bergen, vogels en koning Rama IV aan de muren. Er hing een klamboe over het bed die overdag netjes opgevouwen was.

De balkondeuren met de gordijnen ervoor keken uit over de straat beneden. Het kleine balkon was hetzelfde gebleven als al die jaren geleden, precies groot genoeg voor twee minnaars die zo door elkaar opgeslokt waren dat ze nauwelijks zagen of het buiten zonnig of donker was.

Ik stond aan de voet van het bed en keek ernaar alsof ik verwachtte dat het voor mijn ogen tot leven zou komen. De bedsprei was nieuw, maar het hoofdeinde en de batiktekening van een of andere plaatselijke tempel waren nog dezelfde. De nachttafeltjes en de lampen waren nog dezelfde. De oude vlek op de linkerlampenkap was er nog steeds, maar was nu discreet naar de muur gedraaid.

De seconden tikten voorbij, maar ik bewoog niet - ik kon niet bewegen. Ik balanceerde op een emotioneel koord en probeerde mijn evenwicht te bewaren. Twee kleine meisjes, mooi en onschuldig, maar hun moeder was niet bij hen. Waarom had de oude vrouw hen naar mij gebracht en niet naar Kayin? Waarom had ze ze overgeleverd aan een vreemde in plaats van aan hun moeder? Het enige wat bij me opkwam, was dat ze hen niet naar hun moeder kon brengen omdat die ziek was, of vermist, of... nee, ik wilde er niet aan denken.

Het was dom van me geweest om dezelfde kamer te vragen, dezelfde ruimte die zij en ik gedeeld hadden gedurende die korte, intense week. Waarom was de kamer niet bezet geweest toen ik dit keer incheckte? Dan had ik tenminste die nutteloze, sentimentele kwelling kunnen voorkomen.

Ik liep naar de balkondeuren en stond daar met mijn armen voor mijn borst gekruist. Het kleine balkon leek nog exact hetzelfde als acht jaar geleden. Tijdens onze eerste nacht samen hadden Kayin en ik de twee stoelen naar buiten geduwd en ons erop gewurmd zodat we knie-aan-knie zaten. We hadden gepraat tot de hemel in het oosten van een diepblauw in een zacht duifgrijs veranderd was.

Ik hoorde iets in de badkamer. Er viel iets in de porseleinen lavabo. Het kletterde rond als een lang, metalen voorwerp tot iemand het stilhield. Daarna kwamen een paar gefluisterde woorden, gevolgd door wat gegiechel. Wat staken ze daar uit?

Ik had door wat het metalen voorwerp moest zijn: het oude scalpel uit mijn tasje met scheergerief. Maar wat waren ze ermee aan het doen? Het instrument was uiterst scherp. Ik wette het lemmet regelmatig, dus konden ze zo in een vinger snijden tot op het bot. Wat moest ik doen? Beslissen was tegenwoordig erg moeilijk voor me. En ik was nog nooit een ouder geweest. Wat zou een vader doen? Was ik hun vader?

Ik zette een stap in de richting van de badkamer, maar stopte toen ik de klink hoorde klikken.




Hoofdstuk twee


Tot mijn opluchting kwamen de meisjes zonder zichtbare verwondingen uit de badkamer.

"Laten we naar beneden gaan," zei ik, "en iets zoeken om te eten."

Ze knikten, maar zeiden niets.

Ik vroeg me af of ze me verkeerd begrepen hadden, of gewoon wachtten tot ik de eerste stap zette.

Ik ging richting badkamer. "Ik zal me even opfrissen voor we naar beneden gaan."



* * * * *



In de lift op weg naar beneden vroeg ik aan een van de meisjes:

"Hoe is je naam?"

"Marie."

Ik veronderstel dat dit me niet had mogen verbazen, maar ik verwachtte een Birmaanse naam. Het duurde een moment voor ik mijn gedachten weer op orde had.

"Dat is de naam van mijn moeder."

"Ja, meneer. Dat weet ik. Wanneer komt grootmoeder Marie ons bezoeken, alstublieft?"

"Wel, als ik haar een brief schrijf en daarin vertel over jou en je zus, dan denk ik wel dat ze jullie snel zal willen zien."

"Alstublieft, mag u vandaag brief schrijven?"

"Misschien doe ik dat wel, maar jullie zullen me moeten helpen met de brief."

Marie fronste haar wenkbrauwen en keek naar de vloer, maar antwoordde niet.

Ik sprak tegen haar zus. "En ik vraag me af of jij Suu-Kyi heet, de naam van je andere grootmoeder."

"Ja. Ze heeft gestorven."

"Ja, dat weet ik. Ze is vele jaren geleden gestorven, toen je moeder nog een klein meisje was, zoals jullie."

"Maar nu hebben we onze nieuwe grootmoeder, Marie."

De kleine Marie vestigde haar blik op me. "Ik begrijp het niet."

"Wat?"

"Over brief maken voor onze grootmoeder Marie."

"Oh, maak je geen zorgen, ik zal de brief wel maken. Jij en Suu-Kyi zullen me alles vertellen wat je wil dat je grootmoeder weet."

Marie leek nog steeds een beetje in de war.

Suu-Kyi stond rechts van me en Marie links; als ik echter mijn ogen zou sluiten en ze wisselden ondertussen van plaats, zou ik het niet weten. Ze hadden niet alleen identieke gezichtjes, ook hun kleren waren dezelfde. Hun verschoten groene T-shirts en bruine shorts leken te zijn ingekort voor hen. Ze droegen geen schoenen.

We kwamen aan op de gelijkvloerse verdieping en Ba-Tu, de liftjongen, opende de deur en groette ons opgewekt.

Ik beantwoordde zijn groet met een hoofdknik en we stapten uit in de lobby. De majordomus kwam ons tegemoet voor we de gebogen dubbele deur naar het restaurant bereikt hadden.

“Mag ik u alstublieft kunnen helpen, meneer?”

"Nee, dank u. We gaan gewoon even iets eten."

De erg forse man blokkeerde ons de doorgang. "Ah." Hij keek van mij naar de meisjes en weer naar mij. "Kunt u mij graag volgen?"

We liepen achter hem in de richting van twee klapdeuren die duidelijk naar de keuken leidden.

"Waar gaan we heen?"

Hij stopte en keek naar me met zijn rechterhand op een van de deuren. "We hebben hele comfortabele tafels hier achterin voor..." Hij aarzelde en keek even om zich heen alsof hij bang was dat iemand ons samen zou zien.

"Voor wie?" vroeg ik.

"Voor kinderen zoals hen."

"Oh, ik snap het. Bedoelt u dat u geen Euraziatische kinderen zoals de mijne wil laten eten in het restaurant?" Ik vroeg ik me af of hij wist hoe makkelijk ik hem bewusteloos kon slaan.

De andere deur zwaaide open en er kwam een ober naar buiten met een groot, metalen dienblad balancerend op zijn schouder. Het dienblad stond vol stomende kommen, afgedekte schotels en een mandje met vers brood. Het aroma van gebakken biefstuk en warm brood was heerlijk.

“Po-Sin!”

Ik zag dat hij blij was dat ik me zijn naam herinnerde, maar hij leek niet verrast me te zien. In 1933 was hij een jonge piccolo geweest, nu was hij blijkbaar bevorderd tot ober.

"Mr. Busetilear," zei Po-Sin. "Zo blij u te zien van zoveel jaar geleden." Hij keek naar de meisjes en dan naar de majordomus. "Maar wat zal u in de achterkeuken gaan?"

Voor ik kon antwoorden, zag Po-Sin er plots geïrriteerd uit, alsof hij net aan iets onaangenaams gedacht had. Hij keek heel even boos naar de majordomus voor hij met zijn vrije hand de deur openduwde en naar iemand in de keuken gilde. Er kwam een jongen aangerend die eruitzag alsof hij betrapt was terwijl hij zijn vinger in het dessert van een klant aan het dopen was. Hij maakte een lichte buiging naar Po-Sin en gluurde dan snel even naar ons. Po-Sin gaf zijn zware dienblad aan de jongen en rammelde instructies af waarvan ik maar een paar woorden begreep.

"Engelsman met baard... dikke vrouw... slaatje... kleine vrouw... niet morsen... haast je..."

De jongen, die duidelijk opgelucht was dat hij niet in de nesten zat, knikte verschillende keren en haastte zich dan om de klanten te bedienen. Ondertussen wierp Po-Sin de majordomus een strenge blik toe met ogen als pistolen.

"Het is voor u, Mr. Busetilear," hij aarzelde en op zijn gezicht verscheen een brede glimlach, "en uw kleine gezelschap, dat we onze mooiste tafel gereserveerd hebben in het grootste restaurant van het beste hotel van heel Mandalay."

De majordomus opende zijn mond, maar hij zei niets.

"Alstublieft u volgt mij graag," zei Po-Sin en hij leidde de weg naar het restaurant.

Ik zette een stap opzij en deed teken naar de meisjes dat ze voor moesten gaan. Ze deden wat ik vroeg, maar - via communicatie die alleen zij begrepen - manoeuvreerden ze zich al gauw aan weerszijden van me, waarna ze achter me gingen lopen.

De planken van de houten vloer kraakten onder onze voeten terwijl we Po-Sin volgden die door de tafeltjes zigzagde. Hij leidde ons naar een erg respectabel tafeltje bij de zonnige ramen, gaf ons drie menu's en deed teken naar een andere ober dat hij ons elk een glas gekoeld water moest brengen. Daarna beloofde hij terug te komen zodra we klaar waren en vertrok hij snel. Hij ging nog even checken bij een tafeltje in onze buurt hoe zijn jonge stagiair het stelde die druk in de weer was voor een Engelsman en zijn twee vrouwelijke metgezellen. Ze zagen er geen van de drie echt blij uit.

Het was halverwege de voormiddag en ik had geen honger. Eigenlijk at ik zelden meer dan een keer per dag. Maar een van de meisjes - Suu-Kyi denk ik - had eerder gezegd dat ze honger hadden, dus besloot ik iets voor mezelf te bestellen om hen op hun gemak te stellen.

De menu's waren in het Birmaans en het Engels. De meisjes bestudeerden ze grondig, maar ik wist niet of ze konden lezen. Net toen ik het hen wilde vragen, schrok ik van een scherp geluid rechts van me. Ik draaide me met een ruk om en zag dat de oudere Engelsman zich bukte om een vork op te rapen terwijl hij naar me keek. Terwijl hij rechtkwam, staarden hij en zijn vrouwelijke metgezellen ons alle drie met een blik vol afgrijzen aan. Ik zag dat de meisjes hen geen aandacht schonken.

Goed zo, laat de mensen maar denken wat ze willen. Het kan ons niet schelen.

Het management had het oude hotel niet erg goed onderhouden. De gele verf bladderde van de muren en er ontbraken een paar luiken. Aan het plafond in het restaurant hingen er vier punkahs - grote, roze ventilatoren in de vorm van fors uitgegroeide bougainvilleabladen. Slechts een ervan werkte; hij zwiepte traag heen en weer om de lucht te verplaatsen. Ik stelde me voor dat er ergens in de keuken een jongen aan het snoer trok en dan weer losliet om de ventilator te bedienen. Ik wist dat Po-Sin ons op de beste plaats gezet had om optimaal van de ventilator te genieten zonder dat we er rechtstreeks onder zaten, want daar koelt het zachte windje je eten te snel af.

Toen ik mijn menu neerlegde, keerde Po-Sin terug en ging naast me staan met zijn notitieboekje in de aanslag. Ik vroeg een kleine kom own-nort khaukswe - noedels met kip in kokosnoot.

"Koffie, Mr. Busetilear?"

"Ja. Dank je, Po-Sin." Zowel hij als ik keken naar de meisjes.

"Hamburger, alstublieft," zei Marie.

"Hamburger, alstublieft," echode Suu-Kyi.

Ik moest glimlachen. Po-Sin keek naar me.

"Weet je nog hoe je een hamburger klaarmaakt?" vroeg ik hem. Ik wist dat het niet op het menu stond.

"Ja zeker, meneer, maar Kokkie zal niet blij zijn."

"Zeg tegen Kokkie dat ik hem een roepie extra zal betalen voor zijn tijd."

"Dat zal hem veel blijer houden, Mr. Busetilear." Po-Sin hoopte waarschijnlijk ook op een fooi met een extra roepie.

Ik glimlachte toen ik hem mijn familienaam, Fusilier, hoorde uitspreken. Het deed me denken aan Kayin die hetzelfde probleem had gehad.

"En breng, alsjeblief, ook twee cola's en zes gouden shweji voor de jongedames," ik ving een glimp op van twee paar grote ogen en ging verder, "zo hebben ze iets terwijl we wachten op ons eten." Ik wist nog dat shweji hele lekkere tarwegebakjes waren, gevuld met kokosroom en rozijnen.

De meisjes grinnikten naar elkaar terwijl de ober vertrok en toen glimlachten ze naar mij. Het was de eerste blijk van emotie die ik bij hen zag. Ik vermoedde dat ze niet vaak cola dronken en zeker geen hamburgers aten. Ik vond het niet erg dat het me wat extra zou kosten; hun prachtige glimlach maakte dat - en nog veel meer - goed.

Po-Sin bracht mijn koffie, samen met de cola's en de gebakjes. Hij haalde een blinkende flesopener uit de zak van zijn witte schort en opende de flesjes. Toen hij de drankjes voor de meisjes neerzette, pakten ze de flesjes vast op een manier die wel een choreografie leek. Het ene meisjes gebruikte daarbij haar rechterhand, het andere de linker. Ze namen elk een klein slokje en plaatsten dan de flesjes terug op tafel.

Hoewel Po-Sin niet veel aandacht aan de meisjes besteedde, zag ik vernietigende, starende blikken van de andere gasten. Ze vroegen zich allicht af wat onze relatie was: een achtentwintigjarige, witte man met twee Euraziatische kinderen.

Er spookten wel honderd vragen door mijn hoofd: waar hadden ze gewoond, waar gingen ze naar school, wie was de oude vrouw die hen bij me achtergelaten had, waar was hun moeder... maar ik wilde de meisjes niet overdonderen door hen over hun verleden te ondervragen. Ik zou de brief aan hun grootmoeder gebruiken om meer informatie los te krijgen, maar voor het moment genoot ik ervan gewoon naar hen te kijken.

Voor we naar beneden kwamen, was ik naar de badkamer gegaan om me te scheren en mijn haar te kammen. Mijn scheergerief was nat geweest en op de borstel had nog schuim gezeten. Ik glimlachte toen ik me voorstelde dat de meisjes mijn spullen bekeken en zich afvroegen waar ze voor dienden. Er lag een scheermes in het medicijnenkastje, samen met mijn scalpel. Ik gebruikte graag het scalpel om mijn bakkebaarden en snor bij te werken omdat ik dat veel handiger vond dan het scheermes. Ze waren allebei extreem scherp en de meisjes hadden geluk gehad dat ze zich niet gesneden hadden toen het scalpel in de lavabo gevallen was. Bovendien hadden ze op de lavabo moeten klimmen om bij het medicijnenkastje te komen. Ik zou in de toekomst voorzichtiger zijn met waar ik het scheermes en het scalpel liet.

Van alle scenario's die ik me bij mijn terugkeer naar Birma had voorgesteld, was het kant-en-klare vaderschap zelfs niet bij me opgekomen. En ik maakte me zorgen over mijn prestatie tot nu toe.

"Wat moet ik schrijven in onze brief naar jullie grootmoeder?" Ik stelde mijn vraag aan Suu-Kyi, maar Marie antwoordde.

"We moeten haar vragen dat ze ons morgen komt bezoeken."

“Oh, Amerika is erg ver. Ik denk niet dat ze morgen kan komen. Maar ze zal van alles willen weten over jullie."

"Wat zoal, alstublieft?"

"Zoals waar je naar school gaat..."

“We hebben nooit naar school gegaat,” zei Marie.

Dit antwoord bracht me in de war, maar ik wist niet precies waarom.

"In welk soort huis woon je?"

"Wij kunnen niet in een huis wonen."

Het was Marie die al die antwoorden gaf en ik begon te denken dat ik misschien niet alles wilde weten. Hun omstandigheden waren waarschijnlijk moeilijk in het beste geval. Mijn hart brak al bij het idee alleen dat ik de afgelopen zeven jaar twee prachtige dochters had gehad zonder het te weten. Kayin had me natuurlijk niet kunnen contacteren waar ik was, maar toch voelde ik me onwaardig om hun vader te zijn.

"Jullie grootmoeder zal ook willen weten hoe oud jullie zijn."

"Zeven jaar..." begon Suu-Kyi, maar haar zus onderbrak haar.

“Acht jaar,” zei Marie, “bijna.”

Wanneer verjaren jullie?

"11 juli."

Hm... juli min negen maanden - november. November 1933. Misschien scheelde het een paar weken, maar nee, het waren beslist mijn kinderen. Ik twijfelde er niet aan. Marie had de naam van mijn moeder en de beide meisjes hadden de blauwe ogen van hun moeder. En die oude vrouw aan mijn deur kende me. Wie was ze en wie had haar gezegd dat ik terug was in Mandalay?

"Jullie verjaren volgende maand. Zullen we een verjaardagsfeestje houden?"

“Oh, ja!” gilden de beide meisjes samen.

"Met taart en cadeautjes?" vroeg Suu-Kyi.

"Natuurlijk. Je kan toch geen feestje houden zonder taart en cadeautjes. Wanneer hadden jullie laatst een verjaardagsfeestje?"

"Toen we vijf werden," zei Marie.

"Wie heeft dat feestje voor jullie georganiseerd?"

"Moeder en..." zei Suu-Kyi, maar haar zus onderbrak haar weer.

"Alleen moeder." Marie keek even naar haar zus.

Suu-Kyi liet haar handen zakken en staarde naar het gele tafelkleed. Haar handen leken constant te bewegen als ze sprak, alsof ze haar woorden kracht wilde bijzetten.

"Waar is Kayin? Waar is jullie moeder heengegaan?"

"Twee mannen hebben haar meegenomen," zei Marie.

"Welke twee mannen?"

“Dezelfde net als die twee daar." Marie wees achter me.

Toen ik me omdraaide, zag ik twee tafeltjes verder twee mannen in identieke militaire uniformen. Ze waren fluisterend in gesprek terwijl ze kleine kopjes sake dronken. Alle angst en pijn van de voorbije acht jaar sloeg me plots weer om het hart - de twee mannen waren officieren van het Japans Keizerlijk Leger.




Hoofdstuk drie


De meisjes aten alles op, leegden hun colaflesjes en dronken zelfs al het water op. Ik betaalde de rekening, liet een fooi achter voor Po-Sin en de kok en vroeg dan aan Marie en Suu-Kyi of ze zin hadden in een wandeling. Ik moest de afschuwelijke gedachten die in me opborrelden van me afzetten.

Ze knikten aarzelend; misschien twijfelden ze over wat ik voor ogen had. Ik vroeg ik me af of de persoon die voor hen gezorgd had iets gelijkaardigs gezegd had voor ze hen naar mijn hotelkamer bracht.

Op straat liepen ze elk aan een kant van me; Suu-Kyi nam mijn hand, maar Marie niet. We liepen door de 62ste Straat en staken de drukke Theik Pan over, die ook wel de Birmastraat genoemd werd.

Net voorbij Theik Pan gingen we de wemelende Nyaung Pin Bazaar binnen, waar klanten nog snel de ingrediënten voor hun avondeten kwamen kopen. Ik herinnerde me al het lawaai, de bedrijvigheid en de overvloed aan felle kleuren. Ik herkende meteen de gele thanaka van de vrouwen.

Toen ik de eerste keer in Birma was, had ik er Kayin naar gevraagd en ze had verteld dat de vrouwen in Birma al honderden jaren de schors van de thanakaboom gebruiken en tot poeder vermalen om er dan met wat water een romige pasta mee te maken. Die pasta smeren ze dan in artistieke cirkels, strepen en spiralen, in dikke lagen op hun wangen en soms op hun voorhoofd en kin. De vrouwen beschouwen die pasta als fijne cosmetica die hun schoonheid bevordert en tegelijk hun huid beschermt en rimpels helpt voorkomen. Ze smeren het ook op het gezicht van hun jonge kinderen om hen te beschermen tegen de zon.

Kayin had de pasta altijd gebruikt tot ze in het hotel begon te werken. De Engelse manager had alle vrouwelijke personeelsleden verboden om thanaka te gebruiken. Hij had gezegd dat ze eruitzagen als onbeschaafde heidenen met die 'vieze troep' op hun gezicht.

De meisjes en ik bleven staan bij een kraam waar hoge stapels houten kooien stonden waarin eenden en ganzen zaten. De eigenaar hakte vrolijk de kop van drie vette vogels voor een klant - een oude dame in een blauwe longhi, die nauwelijks groter was dan Marie.Ze telde geconcentreerd haar munten terwijl een jong meisje de dode eenden voor haar van hun ingewanden ontdeed en schoonmaakte.

De tweeling keek toe, net als ik, maar ik kon niet zien of het tafereel hen stoorde of niet. Suu-Kyi schuifelde wat dichter naar me toe en vestigde haar aandacht op een groot, bruin ei op de bodem van de net leeggekomen kooi, terwijl Marie erg geïnteresseerd leek in de efficiëntie van het meisje met het mes.

Ik heb mensen vaak horen spreken over de koperachtige geur van bloed. Zelf heb ik er nooit op gelet dat bloed een geur heeft, maar misschien ben ik eraan gewoon geraakt. De sterke geur van de vogelpoep was echter overweldigend. We vertrokken toen het hakmes een schrille kreet smoorde voor een nieuwe klant.

Maar zelfs het gesnater van de verdoemde vogels stopte mijn op hol geslagen gedachten niet. Waarom hadden de soldaten Kayin meegenomen? Wat hebben ze gedaan met haar? Hoe kon ik haar vinden? Het enige wat ik had, waren vragen en geen enkel antwoord. Ik besefte dat mijn brein nog altijd wispelturig was en nauwelijks langer dan een paar minuten een gedachte kon vasthouden, waarschijnlijk doordat ik absoluut nog niet volledig hersteld was.

De dokter in Virginia had gezegd dat zo'n lange reis maken voor ik weer op krachten was, gekkenwerk was en dat ik mijn gezondheid in gevaar bracht als ik niet in zijn buurt bleef om nauwkeurig opgevolgd te worden. Raji had me hetzelfde gezegd, maar wat minder diplomatisch. Ze had minder woorden gebruikt; een ervan was 'domkop'. Ik luisterde naar geen van hen beiden, want mijn gebroken belofte aan Kayin dreef me veel meer dan mijn instinct tot zelfbehoud. Ik veronderstel dat dit ook een symptoom zou kunnen zijn van mijn verwarde geest.

Ik voelde iemand aan mijn hand trekken en keek neer naar Suu-Kyi.

"Heb je dat gezien?"

Ze wees naar een bruin aapje aan een ketting dat probeerde in een kokosnoot te bijten. Voor het aapje zat een zwart-witte puppy vol interesse naar de kokosnoot te kijken, alsof het wachtte op een gelegenheid om te proberen de noot open te breken. Het aapje sloeg de kokosnoot tegen de grond en hij stuiterde weg. De puppy zag zijn kans schoon, sprong op de kokosnoot en probeerde erin te bijten, maar zijn bek kon niet ver genoeg open om er grip op te krijgen met zijn tanden.

Het donderde in de verte toen we verder liepen. Ik wist dat de meisjes zich zorgen maakten om hun moeder, maar het zou geen van ons drieën goed doen om de hele dag te kniezen. Dus besloot ik iets te zoeken dat hen bezig zou houden terwijl ik bedacht wat ik kon doen.

Het zachte briesje bracht de sterke geur van gebakken vis en look met zich mee.

"Suu-Kyi en Marie," zei ik terwijl we ons een weg baanden door het volk, "willen jullie me helpen met winkelen?"

Ze stemden enthousiast toe.

In de hotelkamer was er geen keuken, maar ik dacht dat wat eten en misschien iets om te drinken wel goed zou zijn. En als we niet voor al onze maaltijden naar het restaurant moesten, zouden we nog wat geld besparen ook.

Marie en Suu-Kyi waren erg bedreven in rijp fruit, vers brood, kaas en andere dingen kiezen die niet in een koelkast bewaard moesten worden. Ik stelde voor een paar flessen cola te kopen.

"Niet mogelijk," zei Marie. "Kosten veel meer groter hier dan in eender welke winkel in Mandalay. Water van lavabo in je badkamer zal volstaan voor ons tot we weer leren rijk zijn."

Ik trok een wenkbrauw op naar haar en ze wierp me een erg strenge blik toe.

Ze waren niet verlegen als ze onderhandelden over de prijs en bleken een uitgebreide kennis te hebben van de producten en wat ze kostten. Ik hoorde de kleine Marie verschillende keren zeggen tegen een handelaar dat ze met veel plezier naar een concurrent zou gaan om een paar anna te sparen; de kleine bronzen munten waarvan er twaalf in een roepie gingen.

"We moeten heel goed op ons geld letten," zei ze tegen een vrouw die uiteindelijk akkoord ging met Maries aanbod om de helft te betalen van wat ze gewild had voor een stuk kaas. Ze spraken Birmaans en ik denk niet dat Marie wist dat ik hun gesprek begreep. Hoe meer ik de taal hoorde, hoe meer ik me ervan herinnerde en met elk woord dat ik hoorde, begreep ik meer van de taal.

"'t Is niet dat ik hier rijk van word, weet je," zei de vrouw tegen me toen ik haar het geld gaf en Marie de kaas in ontvangst nam. "Ik heb ook kleine kinderen die ik eten moet geven."

Aangezien ik een buitenlander was, sprak ze op een afgemeten en gecontroleerde manier en misschien een ietsje luider dan nodig was. Ik begreep haar Birmaans, maar ik kon niet op de woorden komen om haar een gepast antwoord te geven. Ik had medelijden met de arme vrouw en drukte nog twee munten in haar hand terwijl Marie en Suu-Kyi gele appels inspecteerden in het volgende kraam. De kaasdame gaf me een tandeloze grijns, wees naar Marie en tikte dan met haar wijsvinger tegen haar rechterslaap. Ja, had ik willen antwoorden, ze is erg slim, maar in de plaats daarvan bedankte ik haar en haastte me om de volgende handelaar te redden van het bankroet door toedoen van mijn nieuwe kinderen.

We bezochten verschillende kraampjes voor het begon te regenen. Niemand schonk veel aandacht aan de zware stortbui. Er verschenen een paar paraplu's en enkele handelaars pasten hun dekzeilen aan om de druipende regen weg te leiden van hun klanten.

Druppels tropische regen zijn groter dan druppels regen in andere delen van de wereld. In Virginia waren het daarbij vergeleken maar speldenkopjes en in Europa waren ze dubbel zo groot. Maar in de tropen groeien regendruppels voor ze uit de hemel vallen en met een plop en een plons neerspatten. Het geroffel op de vele dekzeilen groeide uit tot een luid gerommel en hield dan plots op. We stapten weg van onder een dekzeil en zetten onze weg verder.

De activiteiten op de markt hervatten zoals voor de regen en als enige reactie veegden de meisjes een paar natte haarlokken uit hun gezicht. Ze deden dit met exact dezelfde bewegingen en gebruikten hun beide handen om het haar uit hun gezicht en achter hun oren te duwen.

Nadat Suu-Kyi een bokaal ingelegde mango's gekocht had voor een fractie van de prijs die de man eerst gevraagd had, kwamen we aan op de plaats waar ik wilde zijn - een overdekte winkel met een ruime keuze aan kinderkleren. Ik wist dat de slaapmatjes van de meisjes niet veel meer dan een set kleren konden bevatten, dus dacht ik dat het handig zou zijn als ze wat meer hadden.

"Jullie mogen allebei twee complete sets kleren kiezen," zei ik. "En voor elk een paar sandalen."

Ze waren bijna uitzinnig van vreugde en raakten dan in een halve paniek over wat ze moesten kopen.

"Nee," zei Marie tegen haar zus in het Engels om mij een plezier te doen. "Ik vind het niet leuk als al onze kleren dezelfde zijn. Met vier verschillende T-shirts en vier verschillende rokken wisselen we hele tijd af. Hoeveel mensen zullen dan denken we zijn erg rijk met zoveel kleren?"

"Maar af en toe," zei Suu-Kyi terwijl ze twee feloranje rokken met groene en rode bloemen in de lucht stak, "wij willen twee zelfde uitzichten zijn." Haar verwachtingsvolle glimlach was erg lief en overtuigend volgens mij. Ik keek naar de eigenaar van de winkel, een grote vrouw van middelbare leeftijd met gele spiralen op haar beide wangen, die in onze buurt bleef rondhangen. Ze glimlachte niet.

"Oh, hou op, Suu-Kyi," zei Marie en ging dan verder in het Birmaans. "Zal jij eigenlijk altijd een klein kind blijven? Volgende maand word je acht jaar. Daar heb je waarschijnlijk niet aan gedacht, hé?"

"Jawel." Suu-Kyi hing de rokken terug in het rek. "Maar jij dacht niet dat onze vader misschien blij zou zijn met twee net dezelfde dochters."

De meisjes die zusterlijk, bijna als volwassen vrouwen, bekvechtten, hadden een kalmerend effect op me. Ze betrokken me bij elke stap van hun kleine strijd om dominantie over de ander te krijgen en probeerden me elk aan hun kant te krijgen. Maar het enige wat ik deed was glimlachen, knikken of het hoofd schudden wanneer dat paste en ik was vastberaden om geen van beiden voor te trekken; ondertussen gaf hun vrolijke uitbundigheid me steeds meer energie.

Na een half uur passen en me verschillende combinaties laten zien ter goedkeuring, kozen ze eindelijk twee dezelfde sets, plus twee sets die helemaal verschillende waren. Nadat dat gedeelte van de opdracht vervuld was, koos ik twee zachte, katoenen nachtjaponnen, roze van kleur en identiek. Daarvoor werd ik beloond met twee prachtige glimlachen die ook identiek waren.

Toen de dame onze rekening gemaakt had en verklaarde dat het "maar op negen roepie vijftig" kwam, speelde Marie een van de beste versies van ontzetting die ik ooit gezien heb. Ze zette haar handen in haar zij en opende haar mond, maar voor ze het gevecht aan kon gaan met de slanke dame die boven ons alle drie uittorende, zei ik: "Dank u wel" en betaalde het volledige bedrag. In Amerikaans geld was het minder dan twee dollar en ik vond dat ze het volledig verdiend had door ons zo lang te verdragen.

Toen Marie en ik wegliepen van de balie, zag ik dat Suu-Kyi een gele bokaal aan het bekijken was. Ze stond voor een kleine tafel waarop nog verschillende van die bokalen stonden.

"Wat is dat, Suu-Kyi?" vroeg ik.

"Het is thanakacrème."

Ze liet het me zien. Ik nam het uit haar hand en net als de rest in de winkel stond ook hier geen prijs op.

"Hoeveel kost dit, alstublieft?" vroeg ik aan de grote dame terwijl ik haar de bokaal liet zien.

"Zes anna." Ze keek even naar Marie. "Nee, vijf. Enkel voor speciale klanten."

Ik probeerde mijn glimlach te verbergen terwijl ik betaalde. Marie had de prijs waarschijnlijk tot vier kunnen verlagen.



* * * * *



Zowel Suu-Kyi als Marie gaven me een hand toen we naar het hotel terugliepen; Marie hield mijn hand net iets minder stevig vast dan haar zus. Hun nieuwe kleren en ons eten zaten verpakt in drie rugzakken. We hadden besloten de groene, zeildoeken rugzakken te kopen toen we beseften dat een plotse moessonregen alles wat we meehadden drijfnat zou maken.

De rugzakken bleken nog een extra voordeel te hebben. Ze hielden niet alleen alles droog en waren makkelijk te dragen, ze verborgen ons eten ook voor de nieuwsgierige blikken van de majordomus terwijl we ermee door de lobby passeerden.

Suu-Kyi vond dat ze hun nieuwe sandalen moesten dragen op de terugweg, maar Marie zei dat de plassen in de geplaveide straten ze zouden verknoeien.

In onze kamer legden we onze buit op het bed en dan stelden de meisjes een vraag waarbij ze samenspanden alsof het met voorbedachten rade was.

"Mogen we alstublieft toelating om te baden?" vroeg Marie.

"Voor het avondeten?" ging Suu-Kyi verder met een gebaar naar het eten op het bed. En voegde er voor alle zekerheid "Mr. Busetilear" aan toe.

"Dat lijkt me een goed idee. Daarna..."

Voor ik mijn zin kon afmaken met "...kunnen jullie je nieuwe kleren passen" grepen ze hun kleren en holden naar de badkamer. Toen ik de sleutel hoorde klikken in het slot van de badkamer moest ik glimlachen; dan hoorde ik het geluid van water dat in het bad liep.

Voorbij de balkondeuren zag ik dat de regenwolken weggeblazen waren en plaats gemaakt hadden voor een zonsondergang van roze, oker en goud in een zeeblauwe, gemarmerde lucht. Ik nam een van de stoelen, sloot de gordijnen achter me en maakte het me gemakkelijk in het koele briesje in het halfduister. Ik streek een lucifer tegen de ijzeren reling om mijn pijp aan te steken, schudde het vlammetje uit en dacht na over hoe mijn leven veranderd was in de voorbije tien uur. Ik was niet meer dezelfde man als ik die ochtend geweest was. Mijn dochters hadden me van een man van achtentwintig zonder carrière of geld veranderd in een vader voor de kinderen van Kayin. Toen ik in Mandalay aangekomen was, had ik maar een doel voor ogen gehad: Kayin vinden. Nu moest ik voor de tweeling zorgen en ook hun moeder vinden.

Om de een of andere reden vond ik die eerste verantwoordelijkheid een erg aantrekkelijk vooruitzicht, ook al wist ik niets van kinderen of hoe je ze moest opvoeden. De enige ervaring die ik had was mijn eigen jeugd en hoe mijn ouders me opgevoed hadden. Ik vond dat ze het goed gedaan hadden. Ze hadden me op het juiste pad gehouden tot ik afgestudeerd was aan de academie en naar de universiteit ging. Daarna had ik de rest van mijn leven bijna verwoest en Raji's ook. Het was erg jammer dat ze geen zeggenschap meer over me hadden gehad, toch minstens tot ik mijn studies geneeskunde beëindigd had. Maar dan zou mijn leven nooit gelopen zijn zoals nu en ik zou Kayin nooit ontmoet hebben - en dan zouden Suu-Kyi en Marie nu niet in mijn bad zitten en de controle over mijn leven overgenomen hebben.

Ik dacht terug aan het voorval met het scalpel die morgen en dan aan het karige avondmaal dat op het bed lag.

"Ben ik hiertegen opgewassen?" vroeg ik me luidop af.

Ik kon mijn eigen vraag niet beantwoorden, ofwel doordat mijn geest niet in staat was om meer dan een paar eenvoudige gebeurtenissen te volgen om tot een logisch besluit te komen, of doordat ik steeds weer aan Kayin moest denken.

Meegenomen door twee Japanse officieren. Wat kan dat betekenen?

Misschien hadden ze haar als 'troostmeisje' ingezet voor de Japanse soldaten. Of, Kayin kennende, was ze misschien gearresteerd om politieke redenen. In elk geval zat ze serieus in de problemen en ik moest een manier vinden om haar te helpen.

Er was iemand in Mandalay die me kende. Die persoon had uiteraard aan de oude vrouw laten weten dat ik in het hotel was en haar mijn kamernummer gegeven opdat ze de meisjes bij me af kon leveren. Hij of zij, wie het ook was, moest iets weten over wat er met Kayin gebeurd was. Maar wie kon het zijn?

Mijn koud geworden pijp kletterde op de grond toen iemand plots de gordijnen opentrok.




Hoofdstuk vier


Mijn hand greep naar het wapen dat ik al jarenlang niet meer droeg, maar dan hoorde ik de muzikale stem van een van mijn dochters.

De meisjes stonden voor me terwijl ze de gordijnen openhielden.

"Mag ik voorstellen, de nieuwe Marie en Suu-Kyi. Wat denkt u, meneer?"

Mijn bonzend hart kalmeerde terwijl ik hen bekeek. Ze waren schoongeschrobd, hun lange zwarte haar was netjes gekamd met een perfecte scheiding aan de zijkant en ze droegen hun nieuwe kokerrok en kleurrijk vest. De ene rok reikte tot op de lederen sandalen van het meisje en was overwegend marineblauw met een felgekleurde print. Haar vest was rood en haar blouse wit. Het andere meisje had een rok aan die bijna even lang was en diagonaal gestreept met rood en geel en haar vest was blauw. Ze droeg ook een witte blouse. Ze waren voordien al mooi, maar nu waren ze adembenemend.

Met veel moeite hield ik mijn gezicht in de plooi. In plaats van te glimlachen, fronste ik mijn wenkbrauwen in een poging Marie zo goed mogelijk te imiteren, ik krabde op mijn hoofd, nam mijn pijp beet, opende mijn mond om iets te zeggen, sloot hem weer en bekeek hen allebei kritisch van kop tot teen. Dan gebaarde ik dat ze rond moesten draaien, wat ze deden.

Toen ze naar me keken, zag ik dat de uitdrukking op het gezicht van het rechtermeisje - Suu-Kyi, vermoed ik - erg bezorgd was. Maar haar zus begon te glimlachen.

"Je vindt het mooi, je vindt het mooi, meneer papa," zei Marie. "Probeer niet kwaad gezicht te maken naar ons."

Ik kon niet langer doen alsof. Ik stopte de koude pijp in mijn zak en omhelsde ze allebei.

"Ja," fluisterde ik, "jullie twee zijn de..." ik kon mijn zin niet afmaken door de brok in mijn keel. Ik slikte en begon opnieuw. "De twee mooiste meisjes van de hele wereld."

Ze maakten zich los uit mijn omhelzing met wat gegiechel.

"Nee, dat zijn we niet," zei Suu-Kyi. Ze greep haar zus bij de hand en trok haar naar de badkamer. "Onmiddellijk een minuutje terug in het raam," zei ze terwijl ze wegrenden.

Kort nadien kreeg ik twee nog mooiere meisjes te zien. Dit keer droegen ze hun identieke kleren: lichtgroene rokken en gele blouses.

"Nu zijn we de twee meest mooiste van de hele wereld," zei het linkermeisje.

Ik glimlachte en zei dat dat klopte.

"Wij zijn twee dezelfde," zei het rechtermeisje. "Hoe weet je wie Marie is?"

"En wie is Suu-Kyi?" zei het ander meisje en ze strekte daarbij haar handen uit alsof ze er een lang voorwerp op liet balanceren. Ze giechelden allebei uitbundig.

Ik had geen flauw vermoeden. Ik had hun gezichtjes de hele dag bestudeerd, op zoek naar het allerkleinste trekje dat me zou helpen het verschil te zien. Een verloren sproetje, een kuiltje, de lengte van hun haar... om het even wat me zou helpen hen te herkennen, maar er was niets. Ze waren volstrekt identiek. Het enige wat ik kon doen was raden.

"Zij." Ik wees naar het meisje links, "is Suu-Kyi."

"Nee!" zei ze en ze lachte. "Ik ben Marie."

"En ik ben Suu-Kyi."

"Ik zal labeltjes maken met jullie namen en ze op jullie blouse spelden. Zo zal ik altijd weten wie Marie is en wie Suu-Kyi."

Ze lachten en zeiden dat ze me elke morgen zouden zeggen wie wie was en dat ik dat de hele dag zou moeten onthouden.

"Oké, maar vertel me nu eens wie ons avondeten zal maken."

"Ik, ik," riep Suu-Kyi en ze rende naar het bed waar ons eten op uitgestald was.

"Ik ook." Marie rende achter haar zus aan.

Ze maakten de bijzettafel leeg en legden er al het eten op dat we hadden. Het was een lekkere maaltijd met brood, bananen, kaas en water. Als dessert aten we ingelegde mango op crackers met geroosterde pinda's.

Het was even over negen toen we de tafel afgeruimd en de restjes ingepakt hadden om ze tot de volgende dag te bewaren. Nadat ze naar de badkamer gegaan waren om hun identieke nachtjaponnen aan te trekken, hing ik hun nieuwe kleren in de kast. Daarna maakte ik met het extra deken en kussens de twee uiteinden van de bank als bedden op voor hen.

Toen ik het deken tot onder de kin van het eerste meisje trok, omhelsde ze me en fluisterde ze 'goeienacht'. Ik wenste haar ook een goede nacht en fijne dromen. Toen ik het tweede meisjes onderstopte, wenste ze me een goede nacht, maar maakte geen aanstalten om me te omhelzen. Ik wist wie van de twee zij was.

"Slaap lekker, Marie."

Ik zag haar haar ogen opensperren. Maar dan glimlachte ze en gaf ze me een knuffel.

"Goeienacht, meneer Busetilear." Ze liet zich op haar kussen vallen.

Ik ging op de stoel tegenover de bank zitten om naar hen te kijken tot ze in slaap vielen. Rond tien uur trok ik mijn pyjama aan en ging stilletjes op het bed liggen.

Ik denk graag na in het donker, met de lamp uit en niets anders dan de gedempte geluiden van de late avond die van de straat beneden naar binnen dringen. 's Nachts kon ik mijn verleden overlopen, een link met het heden zoeken en de toekomst herbekijken.

Ik weet niet waarom ik aan Raji moest denken. Maar daar was ze, in al haar koppige elegantie en geestdrift. In 1928 tijdens onze studies geneeskunde wedijverden we nog om de beste van de klas te worden. Ik hoorde haar stem even helder als stond ze naast me.

"Schaakmat in drie zetten," zei ze van achter de schouder van mijn tegenstander. Dat was dertien jaar geleden.

Ik hield erg van schaken en had altijd gedacht dat ik best een goede speler was, maar ik haatte het als toeschouwers commentaar gaven terwijl ik aan het schaken was. Ik keek even naar haar en ving ondertussen een glimp op van de grijns van mijn tegenstander als reactie op Raji's opmerking.

Rajiani Navana Devaki, een Indiase uit Calcutta. Haar naam betekende 'donkere ogen' en terecht. Donkere, temperamentvolle ogen, een scherpe geest, tergend strijdvaardig, elegant en slank, mooi en een overtuigd communist.

Zij en ik waren lid geweest van de debatclub van de Theodore Rooseveltuniversiteit. We oefenden de hele tijd; we bepaalden onze positie en verdedigden die met kalme, gecontroleerde en meestal scherpzinnige argumenten. Communisme en kapitalisme waren vaak het onderwerp van onze discus...

Ik werd wakker. Een geluid, een beweging, ik weet niet wat, maar het leek erop dat ik maar heel even geslapen had. Ik keek naar het raam en zag de maansikkel laag boven de donkere stad hangen.

Misschien was het maar een droom.

Ik sloot mijn ogen om verder te slapen, maar plots ging ik geschrokken rechtop zitten - de meisjes!

Ik sprong uit het bed, knipte de lamp aan en haastte me naar de bank. Mijn adem stokte. Het deken was opzij gegooid - Marie en Suu-Kyi waren verdwenen!

Wat is er gebeurd? Waar zijn ze?

Ik rende naar de deur, maar die was van binnen gesloten. De badkamer was leeg toen ik het licht aanstak en achter de deur keek. Het raam! Nee, we zaten op de zevende verdieping. Ik liep toch maar naar het raam en toen zag ik hen liggen, opgerold op hun slaapmatjes naast mijn bed. Ze lagen aan de andere kant van waar ik uit bed gestapt was, anders had ik op hen getrapt. Ze waren zelfs niet gedekt; ze droegen alleen hun roze nachtjaponnen.

Mijn hart ging wild tekeer en ik trippelde naar hen en bleef even kijken om zeker te zijn dat ze nog ademden. Alles was oké, ze sliepen vredig.

Ik nam het deken van de bank om het over hen te spreiden en daarna kroop ik weer in bed, waar ik met mijn hoofd op mijn hand bleef liggen kijken naar hen en de trage bewegingen van hun adem. Ik dacht aan de enorme verantwoordelijkheid die ik droeg. Ik voelde een verplichting tegenover de kinderen, maar ook nogal wat angst en ik had het heerlijke gevoel een gezin te hebben. Na een tijdje sloot ik mijn ogen, maar voor ik in slaap viel, nam ik me voor de bank de volgende avond bij mijn bed te plaatsen.



* * * * *



De volgende morgen werd ik vroeg wakker door beweging op het bed en de geur van verse sinaasappels. Ik opende een oog en zag twee lachende gezichtjes naast me. Ik opende het andere oog en zag twee sinaasappels die gepeld werden met mijn scalpel en mijn scheermes. Als ik rechtsprong en schreeuwde dat ze moesten stoppen, zou een van hen misschien haar duim eraf snijden.

"Marie en Suu-Kyi," zei ik rustig en voorzichtig, "weten jullie hoe scherp die instrumenten zijn?"

Ze knikten en gingen verder met de sinaasappels pellen.

"Zijn jullie heel erg voorzichtig?"

Ze grinnikten naar me.

Met extreem veel zelfbeheersing ging ik langzaam rechtop zitten en hield mijn adem in terwijl zij verder stukken pel van de sinaasappels sneden en af en toe een groot, sappige stuk van het druipende vlees.

"O wee. Au!" schreeuwde een van hen en liet de sinaasappel vallen.

Ik greep het scheermes en trok haar hand naar me toe om de gapende, bloedende wonde te bekijken die ik verwachtte.

Maar haar hand was alleen nat van het sinaasappelsap en verder was hij perfect in orde. Ze lachte om de uitdrukking op mijn gezicht.

"Marie!" zei ik, overtuigd dat Suu-Kyi nooit zo'n stunt zou uithalen. "Jij kleine deugniet. Zal ik je maar meteen je eerste pak slaag van de dag geven?"

Suu-Kyi keek even naar me met een brede glimlach. "O wee. Au!" schreeuwde ze net als Marie gedaan had. Ze liet haar sinaasappel vallen.

Ze lachten terwijl ik het scalpel van Suu-Kyi afpakte en schoonveegde. Ik maakte het scheermes ook schoon, klapte het dicht en duwde beide instrumenten dan onder het kussen.

"Zo, kent een van jullie het woord 'stout'?"

Ze schudden het hoofd.

"Wel, dat is het woord voor kleine meisjes die zich niet goed gedragen en hun vader de stuipen op het lijf jagen."

"Staupen?" zei eentje.

"Stijpen," zei haar zus.

"Stuipen." Ik zwaaide mijn voeten tot op de vloer. Ik rekte me uit op de rand van het bed. "Waar is ons ontbijt? Waar is mijn koffie?"

Ze pakten de sinaasappels beet en renden naar de tafel waar de rest van het eten al was uitgestald.

"Hier is je koffie, meneer Stuipen," zei een van de meisjes en ze gaf me een glas water.

"Hm... da's wel erg slappe koffie." Ik nam een slokje. "Wie ben jij?"

"Marie, natuurlijk."

"Natuurlijk." Ik doopte mijn vinger in het water en raakte haar neus aan. "Nu zal ik je de rest van de dag kunnen herkennen."

Ze keek scheel in een poging het puntje van haar neus te zien.

Toen we ons ontbijt, dat bestond uit sinaasappels, kaas en ingelegde mango, ophadden, ging ik naar het bureau en haalde er een envelop en een vel papier uit. Ik schroefde het dopje van mijn vulpen en begon aan een brief; ik zei de woorden hardop terwijl ik schreef.

"13 juni 1941. Lieve grootmoeder Marie, onze namen zijn Suu-Kyi en Marie."

De meisjes stonden aan weerskanten van mijn stoel te kijken terwijl ik schreef. Ik schreef verder, maar zei niets meer:

De naam van onze vader is...

Begon ik, maar aarzelde dan en vroeg me af of dat de beste manier was om de brief mee te beginnen.

"Vincent Busetilear," zei het meisje aan mijn rechterkant.

Ik zette mijn pen op het papier om mijn naam neer te schrijven, maar schreef niets. Ik had de laatste regel niet hardop gezegd.

"Jij kan Engels lezen..." ik keek naar het meisje en vroeg me af wie het was. Toen ze scheel keek in een poging het puntje van haar neus te zien, zei ik: "Marie."

Ze keek naar haar zus en dan naar mij. "Alleen een klein beetje kunnen we het lezen."

"Wie heeft jullie Engels geleerd?" Ik herinnerde me dat er me iets dwars gezeten had toen ik hen de eerste keer hoorde spreken - hun Engels was erg goed, maar de oude vrouw had helemaal geen Engels gesproken.

"Moeder heeft ons geleerd," zei Suu-Kyi.

"Moeder zei," ging Marie verder, "dat we binnenkort naar Amerika zouden gaan, als jij ons kwam halen."

"En," zei Suu-Kyi, "in Amerika zouden we tiptop Engels moeten zeggen om met grootmoeder Marie te praten."

"Zei Kayin dat ik jullie zou komen halen?"

Ze knikten.

Wat een vreselijke lijdensweg moet hun moeder doorstaan hebben. Kayin en ik waren maar een week samen geweest voor Raji en ik vertrokken. Er waren acht lange jaren voorbijgegaan en Kayin had de hele tijd op me gewacht.

Ze had hen Engels geleerd. En toen viel mijn frank: Die avond bij het paleis, onze eerste nacht samen. In het begin van de avond was Kayins Engels 'kapot' geweest, zoals zei het noemde. Ze draaide uitdrukkingen om, sprak woorden verkeerd uit en haperde bij onbekende woorden en vroeg mijn hulp. Nadien, na een beleefd gesprek dat uren had geduurd, spraken we over politiek terwijl we aan de rand van de slotgracht zaten en haar taal begon te verbeteren. Ik had er die avond niet op gelet, maar hoe meer ze sprak over de Britten buiten krijgen uit Birma, hoe beter haar Engels werd. Tegen het einde van de avond sprak ze bijna zo goed als ik.

Ik wist niet wat ervan te denken. Waarom had ze gedaan alsof haar Engels gebroken was toen we elkaar pas ontmoet hadden? Nu was het duidelijk voor me, toen ze opging in haar verwijten aan het adres van de Britse opperheren, sprak ze te snel om haar bijna-perfect Engels te camoufleren.

Suu-Kyi hield haar hoofd schuin en glimlachte naar me. Ze had waarschijnlijk mijn afwezige blik opgemerkt. Ik schudde mijn bezorgdheid over vroeger weg, glimlachte terug naar haar en concentreerde me op ons actueel dilemma - er was iets met Kayin gebeurd en toen bracht de oude vrouw de tweeling naar mij.

"Wie was de vrouw die jullie gisteren naar hier gebracht heeft?"

"Tante Thuy," zei Suu-Kyi.

"Ze zei we moeten weggaan met jou," zei Marie. "Want als we in Mandalay blijven, zullen er te veel problemen zijn."

"Hoe lang ben je bij tante Thuy geweest?" vroeg ik aan Marie.

"Sinds die mannen moeder meegepakt hebben."

"Hoe lang geleden? Is het al vele maanden geleden?"

"Nee, niet zo lang. Twee dagen na Zay Chofestival."

Zo nipt, dacht ik.

Het Zay Chofestival was slechts drie weken geleden. Was ik maar vorige maand aangekomen. Ik kon er echter niets aan doen. Ik was immers nog niet volledig hersteld en had pas recent mijn leven weer zelf in handen genomen. Ik was naar Mandalay gekomen zodra ik ertoe in staat was.

"Laten we de brief naar jullie grootmoeder afwerken. En dan moeten we jullie moeder vinden."

Marie legde haar arm rond me en haar hoofd op mijn schouder.

Onze vader heet Vincent Fusilier, schreef ik. Onze moeder heet Kayin.

Ik legde mijn pen neer en schoof mijn stoel achteruit.

"Zo," zei ik en ging naast het bureau staan, "als je Engels kan lezen, denk ik dat je het kan schrijven ook." Ik keek naar Suu-Kyi en zij keek haar zus. Marie begon op de stoel te klimmen, maar ik hield haar tegen en deed teken dat Suu-Kyi eerst moest proberen.

"Maar wat schrijven zal ik maken?" Suu-Kyi wendde haar gezicht naar mij.

"Schrijf alle vragen op die je je grootmoeder wil stellen, maar schrijf eerst je naam zodat ze weet van wie van jullie elk stuk komt."

Suu-Kyi pakte mijn vulpen beet en hield de punt dicht bij haar neus.

"Je moet niet per se aan alles ruiken," zei Marie terwijl ze met haar vingers op de rug van de stoel trommelde. "Probeer eerst eens of je je naam wel kan schrijven." Marie keek naar me en rolde dan met haar ogen.

Suu-Kyi, schreef ze. Ik word genoemd. Haar letters waren netjes en gelijkmatig en neigden lichtjes naar rechts en ze maakte een krulletje aan de e's op het einde van een woord. Heb je kinden in je Virginia?

"Goed zo," zei ik, "heel goed."

Haar grammatica was niet perfect, maar haar handschrift was prachtig. Voor een zevenjarig meisje dat nooit naar school was geweest, kon ze ongelooflijk goed schrijven. Hun moeder moet urenlang met hen geoefend hebben.

“Vertel haar over nieuwe kleren die we hebben,” zei Marie.

Meneer papa heeft nieuwe kleren voor ons ook, schreef Suu-Kyi.

“Vertel haar over de sinaasappels,” zei Marie en ze lachten allebei.

"Ja," zei Suu-Kyi, "dat zal haar gelukkig doen klinken."

Toen ze begon te schrijven, onderbrak ik haar niet met verbeteringen of suggesties. Ze deed het prima met de hulp van Marie. De enige hulp die ze nodig had, was om 'sinaasappel' en dan 'aapje' te spellen toen ze over ons avontuur op de markt schreef. Ik wist dat mijn moeder heel erg zou genieten van deze brief en hem waarschijnlijk steeds opnieuw zou lezen - tenminste nadat ze van de schok bekomen zou zijn als ze vernam dat ze grootmoeder was.

Marie duwde haar zus wat opzij en ging naast haar op de stoel zitten. Na nog een paar regels gaf Suu-Kyi de vulpen aan Marie die hem aannam, naar haar linkerhand bracht en haar naam schreef. Daarna vroeg ze aan grootmoeder Marie wanneer ze op bezoek zou komen. Ze schreef over de eenden en de ganzen in de bazaar, maar vermeldde niet dat hun kop eraf gehakt werd. Daarna beschreef ze alle dingen die we naar de kamer gebracht hadden en dat we ons eten in de lade van de commode bewaarden, zodat de poetsploeg het niet zou vinden en door het raam gooien. Ze vroeg me niet om met haar spelling te helpen.

Nadat ik op het einde nog wat had toegevoegd, was de brief bijna drie bladzijden lang. Ik liet mijn moeder weten dat we Kayin zochten en hoopten dat we snel naar huis konden komen - alle vier. Daarna vroeg ik haar of Raji vertrokken was uit Virginia zoals gepland.

Ik vroeg aan de meisjes om zich aan te kleden terwijl ik het adres van mijn moeder op de envelop schreef en me ging scheren en wassen. Ik nam het scheermes en het scalpel mee naar de badkamer en nadat ik klaar was met me te scheren, verstopte ik ze op een veilige plaats achter het bad.

Toen ik uit de badkamer kwam, waren ze bijna klaar met thanakacrème op elkaars gezicht te smeren. Eens het zover was, hield een van hen de pot vast terwijl de andere het deksel er weer op draaide. Ze keken me aan met glimlachende, geel versierde gezichtjes en veegde hun handen aan een handdoek.

"Heel mooi," zei ik. "Laten we onze brief voor grootmoeder gaan posten."

Om weg naar beneden en naar het postkantoor bedacht ik dat het minstens dertig dagen zou duren voor de brief in Virginia aankwam, misschien langer. In dit stuk van de wereld kenden ze nog geen luchtpost, dus besloot ik een telegraafkantoor te zoeken en de brief als telegram te versturen. Toen we naar de hotellobby gingen, vroeg ik aan de oudere dame aan de balie waar ik een telegraafkantoor kon vinden.

"Ik weet niet van een telegraafkantoor," zei ze, "maar u kan misschien American Express proberen. Zij kunnen waarschijnlijk een telegram voor u versturen."

"Ah, goed idee. Waar is hun kantoor?"

Ze legde het me uit - het was maar een korte wandeling vanaf het hotel.

In het kantoor van American Express sprak ik met de manager, een vriendelijke Engelsman die Brockman heette. Ik gaf hem de drie handgeschreven pagina's en legde uit wat ik wilde doen.

"Drie bladzijden als telegram versturen, zou nogal duur zijn," zei hij. "Als uw moeder echter een rekening heeft bij American Express, kan ik uw informatie naar ons kantoor in New York sturen. Daar controleren ze dan haar rekening en als die positief is, kunnen ze het telegram van daar doorsturen en de kosten van haar rekening betalen. Dat is de zuinigste manier die ik kan bedenken."

"Ja, ze heeft een rekening. Ze heeft vijf maanden door Afrika gereisd een paar jaar geleden en ik herinner me dat ze soms geld ging afhalen in het kantoor van American Express in Nairobi."

"Denkt u dat ze het oké zou vinden als de kosten voor het telegram van haar rekening worden afgehouden?"

"Ik ben zeker dat ze met plezier zal betalen."

"Oké dan. Kom morgen terug tegen het einde van de dag en dan zal ik u zeggen als New York het telegram naar haar heeft kunnen sturen."

Ik gaf de naam en het adres van mijn moeder. "Wilt u vragen dat de telegrafist de boodschap exact verstuurt zoals ze geschreven is?"

Hij keek even naar de brief die op zijn bureau lag. "Mag ik?" vroeg hij en hij pakte de bladen vast. Blijkbaar wilde hij de brief lezen om zeker te zijn dat hij en zijn telegrafist begrepen wat erin stond.

"Ja, hoor."

Ik keek naar zijn gezicht terwijl hij las. Eerst fronste hij zijn wenkbrauwen en ik zag dat hij opnieuw van bij het begin begon te lezen. Dan glimlachte hij. Op de tweede bladzijde gniffelde hij. Hij grinnikte nog steeds toen hij klaar was met de laatste bladzijde.

"Wie is Marie?" Hij keek van het ene meisje naar het andere.

De meisjes stonden naast mijn stoel, elk aan een kant. Marie leunde dicht tegen me aan terwijl ze Mr. Brockman in de gaten hield.

"Ik ben Marie," fluisterde ze.

"Wel, Marie," zei hij, "je hebt een erg mooie brief naar je grootmoeder geschreven. En jij ook, Suu-Kyi." Hij knipoogde naar haar.

Ik keek naar de meisjes — ze glimlachten.

"Ik heb zelf een Birmaanse vrouw," zei Mr. Brockman. "En we zijn de ouders van een negenjarig jongetje. We hebben dus veel gemeen, u en ik."

"Ervaart u vaak vooroordelen, u en uw gezin?"

Hij lachte. "Sorry. Het is echt niet grappig. Alleen heb ik die vraag nog nooit zo rechtstreeks gehoord. Vooroordelen horen er altijd bij. Maar wat kunnen we eraan doen? Ik kan het aantal gemengde huwelijken waar ik weet van heb op de vingers van mijn rechterhand tellen. Al die koppels stellen het goed samen, maar we worden uit de meeste sociale gelegenheden buitengesloten - zowel Engelse als Birmaanse."

"Ik begrijp het. Kon ik Kayin maar vinden, dan zou het wel goedkomen voor ons vieren."

Er werd zacht op de deur van het kantoor van Mr. Brockman geklopt.

"Kom binnen."

Zijn secretaresse opende de deur en zei dat er een heer was aangekomen voor zijn afspraak.

"Ja, Mr. Fusilier," zei Mr. Brockman en hij ging staan en reikte me zijn hand over zijn bureau om afscheid te nemen. "We zullen uw brief precies zoals hij geschreven is, naar New York sturen, samen met de volledige instructies."

"Dank u wel, Mr. Brockman." Ik schudde zijn hand. "We komen morgen terug om te checken of u een antwoord gekregen hebt."

Tot mijn verrassing - en die van Mr. Brockman - ging Marie op haar tenen staan en stak haar hand uit om hem ook een hand te geven.

Zijn gezicht lichtte op en hij glimlachte breed toen hij haar hand aannam.



* * * * *



Op weg terug naar het hotel stopten we bij een klein café voor een kopje koffie en twee glazen melk. Terwijl ik toekeek hoe de meisjes hun melk dronken, dacht ik aan de schamele restjes eten in de lade van onze commode en dat ik een manier moest vinden om hen gezonder eten te geven.

We verlieten het café en liepen de 62ste Straat door. Ik vroeg hen me te tonen waar ze met tante Thuy gewoond hadden. Ze namen me mee door een zijstraat en staken verschillende steegjes over. Hoe verder we liepen, hoe slechter de buurt werd. Bakstenen en cement maakten plaats voor hout en klei. Na nog vier blokken leken de houten gebouwen in de vorige buurt chic in vergelijking met de golfplatenhutten met palmbladeren als dak. Open riolen liepen in het midden van de aarden wegen en haveloze kinderen speelden in het slijk, het afval en de vuiligheid. Wolken vliegen en muggen stegen op uit de viezigheid en kwamen rond ons zoemen. Ik ademde oppervlakkig om de afschuwelijke stank die opsteeg uit de groenachtige poelen vol viezigheid niet in te ademen.

Er rende een groepje kinderen van ergens tussen de vier en de twaalf jaar, in gescheurde kleren naar ons om te bedelen om munten. Ze trokken aan mijn handen en smeekten om geld of eten. We wandelden verder en ik probeerde hen te negeren, maar ze werden steeds brutaler. Ze renden rond ons en trokken aan mijn kleren en zakken. Ik wist dat er nog honderd andere radeloze kinderen naar buiten zouden komen als ik ze iets zou geven. Ik voelde me een gevoelloze toerist die zijn geld niet wilde delen met mensen die het nodig hadden.

Plots kreeg Marie er genoeg van en ze gaf de oudste jongen een trap tegen zijn scheen. Hij was een hoofd groter dan haar en had haar met gemak kunnen neerslaan, maar het enige wat hij deed was haar aanstaren terwijl hij over zijn been wreef.

"Maak dat je wegkomt, zoon van Ba Ma Yapaw!" schreeuwde ze in het Birmaans. "Anders zeg ik tegen de politie dat ze jullie allemaal naar de gevangenis moeten brengen, waar de hongerige gevangenen jullie zullen opeten. Keer nu maar terug naar jullie hol en laat mijn vader met rust."

De kinderen stoven weg in alle richtingen en stopten achter de hutten. Ik keek even naar Marie en ze glimlachte lief naar me.

"Daar is het huis van tante Thuy." Suu-Kyi wees naar een hut een klein beetje verder.

De hut was niet meer dan een paar roestige golfplaten die aan elkaar genageld waren. Het dak bestond uit palmbladeren met een groot gat in het midden om de rook van het kookvuur te laten ontsnappen.

De voordeur bestond uit een paar kromme planken die aan elkaar bevestigd waren. Een stuk touw deed dienst als grendel.

Mijn kinderen hebben op deze afschuwelijke plek gewoond.

Ik klopte zacht, want ik was bang dat de deur uiteen zou vallen; geen antwoord. Ik klopte nog eens; niets.

"Tante Thuy is er niet," zei een klein stemmetje vlakbij.

Ik zag een jongetje van achter een andere hut aan de overkant van de weg piepen. Het was het jongetje naar wie Marie geschopt had.

"Waar is tante Thuy heengegaan?" vroeg ik in het Birmaans.

"Naar de hoofdman voor kippenpoten." De jongen dook weg.

"Waar..." Mijn stem brak. Ik slikte en probeerde het opnieuw. "Waar woonden jullie met je moeder voor je hier kwam wonen met tante Thuy?"

“Verderop op deze weg.” Marie wees in de steeg.

Verderop liep de open riool in het midden van de straat naar een rij vervallen hutten die tegen elkaar leunden alsof ze elkaar ondersteunden. Mocht een van de hutten afgebroken worden, zouden ze beslist allemaal instorten. De hutten stonden op de modderige oever van een mistroostige poel. Op het stilstaande water lag een laag vies slijm.

Ik pakte de meisjes bij de hand en begon terug te keren. Ik kon het niet meer aan, te weten dat ze onder zulke rottige omstandigheden geleefd hadden.

Mijn kinderen hadden nooit zo'n leven mogen doorstaan.

Toen we bij de eerste geplaveide straat kwamen, hield ik een riksja tegen en vroeg aan de man om ons naar het stadhuis te brengen. Ik wilde de geboorteaktes van de meisjes bekijken om te zien of ik informatie over Kayin kon vinden.

De rit naar de Myingyanwijk, waar de overheidsgebouwen waren, duurde een half uur. Te voet zouden we er twee uur of langer over gedaan hebben.

In het stadhuis duurde het bijna twintig minuten voor de gebogen, oude klerk het juiste register vond. Hij legde het zware boek op de balie en doorbladerde het, op zoek naar de namen van de meisjes. Uiteindelijk vond hij de juiste bladzijde en draaide hij het boek om zodat ik het zou kunnen lezen.

Ze waren geboren op 11 juli 1934. Kayin Mycin Yankiz was de naam van hun moeder. In het vakje waar de naam van de hun vader had moeten staan, was een groot, zwart vierkant dat bedekte wat er voordien geschreven had gestaan.

"Wat betekent dit?" vroeg ik aan de oude man. Mijn Birmaans was traag en ik had een zwaar Engels accent.

"Wat is u zegt?" vroeg hij, terwijl hij zijn grijs, vezelig haar van voor zijn oor veegde en er zijn hand rond legde.

Ik herhaalde de vraag en wees naar het zwarte vierkant.

Hij trok het boek naar zijn kant van de balie, verplaatste zijn minuscule, ronde bril van het topje van zijn neus naar zijn waterige ogen. Met zijn lange vingernagel volgde hij elke regel terwijl hij alles las tot hij bij het zwarte vakje kwam. Hij krabde met zijn vingernagel op het vakje en trok dan grote ogen als hij zag wat tevoorschijn kwam. De oude man keek naar mij en dan weer naar het vakje.

Er stond een soort van officiële stempel of zegel op. Het had een lichtrode kleur, was achthoekig en had een donkere cirkel in het midden. In de cirkel waren Birmaanse woorden geschreven en helemaal in het midden stond er een stempel die leek op een kroon. De onderste rand van de stempel overlapte het zwarte vierkant zoals een poststempel over een postzegel wordt gezet. In de cirkel stond er een handtekening.

De klerk keek over zijn schouder naar een jonge man die met zijn rug naar ons stond.

"Wat is dat?" vroeg ik.

Hij keek naar me met wijd open ogen. Ik wees naar de rode stempel en stelde mijn vraag opnieuw.

"Koninklijk zegel," fluisterde hij. "Mag niet kijken. Koninklijk zegel geheim. Het is verboden te zien." Hij sloot het boek en bracht het snel weg.

"Wacht even," riep ik hem achterna. "Ik wil dat bekijken."

Maar de oude man haastte zich naar de achterste kamer en sloeg de deur dicht.

De jongere man kwam naar de balie. "Wat is het voor u, alstublieft?" vroeg hij.

"Die oude man liet me het geboorteregister van mijn kinderen zien." Ik sprak Engels, want ik wilde geen tijd verspillen met zoeken naar de juiste woorden in het Birmaans. "En toen ik hem uitleg vroeg over een rood zegel op het document sloot hij het boek en bracht het weg."

"Een ogenblik min of meer u wacht." De jongeman sprak ook in het Engels. "Hij zal aan mij laten weten wat er aan de hand is."

Hij ging de achterste kamer binnen en sloot de deur achter zich. Maar hij keerde snel terug en liep met een sombere, bezorgde blik naar de balie.

“Wat zal uw naam zijn, alstublieft?”

Ik gaf hem mijn naam. Hij vroeg waar ik woonde en ik gaf hem het adres van het hotel en mijn kamernummer.

"En dit kinderen, het zijn uw kinderen? Ik mag hun namen ook hebben."

Hij noteerde alles wat ik hem vertelde, waarna hij abrupt aankondigde: "Dit ding nu gesloten, trouwens."

Hij trok het matte venster neer en ik hoorde de grendel in het slot vallen met een luide, metalige klik.





Конец ознакомительного фрагмента. Получить полную версию книги.


Текст предоставлен ООО «ЛитРес».

Прочитайте эту книгу целиком, купив полную легальную версию (https://www.litres.ru/pages/biblio_book/?art=65971378) на ЛитРес.

Безопасно оплатить книгу можно банковской картой Visa, MasterCard, Maestro, со счета мобильного телефона, с платежного терминала, в салоне МТС или Связной, через PayPal, WebMoney, Яндекс.Деньги, QIWI Кошелек, бонусными картами или другим удобным Вам способом.



Fuse keert terug naar Birma in 1941 om Kayin te zoeken. Hij had Raji achtergelaten in Virginia om te herstellen van haar beproeving, maar ze had beloofd hem later in Mandalay te vervoegen. Het is al acht jaar geleden dat Fuse en Raji Birma achter zich lieten voor de noodlottige oefenmissie in Ethiopië.

Fuse keert terug naar Birma in 1941 om Kayin te zoeken. Hij had Raji achtergelaten in Virginia om te herstellen van haar beproeving, maar ze had beloofd hem later in Mandalay te vervoegen. Het is al acht jaar geleden dat Fuse en Raji Birma achter zich lieten voor de noodlottige oefenmissie in Ethiopië. Sindsdien heeft hij niets meer gehoord van Kayin. Ze is waarschijnlijk getrouwd ondertussen, of ze heeft toch minstens een relatie, maar hij wil absoluut te weten komen of alles oké is met haar. Wat hij in het oude hotel ontdekt, is iets compleet onverwachts.

Как скачать книгу - "Raji Boek Vier" в fb2, ePub, txt и других форматах?

  1. Нажмите на кнопку "полная версия" справа от обложки книги на версии сайта для ПК или под обложкой на мобюильной версии сайта
    Полная версия книги
  2. Купите книгу на литресе по кнопке со скриншота
    Пример кнопки для покупки книги
    Если книга "Raji Boek Vier" доступна в бесплатно то будет вот такая кнопка
    Пример кнопки, если книга бесплатная
  3. Выполните вход в личный кабинет на сайте ЛитРес с вашим логином и паролем.
  4. В правом верхнем углу сайта нажмите «Мои книги» и перейдите в подраздел «Мои».
  5. Нажмите на обложку книги -"Raji Boek Vier", чтобы скачать книгу для телефона или на ПК.
    Аудиокнига - «Raji Boek Vier»
  6. В разделе «Скачать в виде файла» нажмите на нужный вам формат файла:

    Для чтения на телефоне подойдут следующие форматы (при клике на формат вы можете сразу скачать бесплатно фрагмент книги "Raji Boek Vier" для ознакомления):

    • FB2 - Для телефонов, планшетов на Android, электронных книг (кроме Kindle) и других программ
    • EPUB - подходит для устройств на ios (iPhone, iPad, Mac) и большинства приложений для чтения

    Для чтения на компьютере подходят форматы:

    • TXT - можно открыть на любом компьютере в текстовом редакторе
    • RTF - также можно открыть на любом ПК
    • A4 PDF - открывается в программе Adobe Reader

    Другие форматы:

    • MOBI - подходит для электронных книг Kindle и Android-приложений
    • IOS.EPUB - идеально подойдет для iPhone и iPad
    • A6 PDF - оптимизирован и подойдет для смартфонов
    • FB3 - более развитый формат FB2

  7. Сохраните файл на свой компьютер или телефоне.

Видео по теме - Mounir Raji's Dreamland | Aflevering 4 | Canon

Книги автора

Рекомендуем

Последние отзывы
Оставьте отзыв к любой книге и его увидят десятки тысяч людей!
  • константин александрович обрезанов:
    3★
    21.08.2023
  • константин александрович обрезанов:
    3.1★
    11.08.2023
  • Добавить комментарий

    Ваш e-mail не будет опубликован. Обязательные поля помечены *