Книга - Begeerd

a
A

Begeerd
Morgan Rice


De Vampierverslagen #5
Herenigd met haar ware liefde Caleb, hebben ze samen een rustige, romantische tijd die ze eerder niet hebben gehad. Ze besteden hun sprookjesachtige tijd in de stad Parijs, en bezoeken de meest romantische plekken. Hun liefde wordt steeds dieper. Caitlin besluit de zoektocht naar haar vader op te geven zodat ze van deze tijd en plaats kan genieten en haar leven met Caleb kan doorbrengen. Caleb neemt haar mee naar zijn middeleeuwse kasteel aan de zee, en Caitlin is gelukkiger dan ze ooit had durven dromen.

Maar hun romantische tijd samen zal niet eeuwig duren, en er gebeuren dingen die hen dwingen uit elkaar te gaan. Caitlin wordt opnieuw herenigd met Aiden en zijn verbond, met Polly en met nieuwe vrienden. Ze focust zich op haar training en op haar missie. Ze wordt voorgesteld aan de weelderige wereld van Versailles, en ziet kleding en rijkdom waar ze nog nooit van had gedroomd. Met eeuwige banketten, feesten en concerten is Versailles een wereld op zich. Ze wordt herenigd met haar broer Sam, die ook terug in de tijd is gegaan en die ook dromen over hun vader heeft.

Maar het is niet allemaal zo mooi als het lijkt. Kyle heeft ook terug in de tijd gereisd, deze keer met zijn kwaadaardige trawant Sergei, en hij is meer vastberaden dan ooit om Caitlin te doden. Sam en Polly raken steeds dieper verzeild in ziekelijke relaties, wat dreigt alles om hen heen te vernietigen.

Terwijl Caitlin een ware, geharde strijdster wordt, komt ze steeds dichter bij het vinden van haar vader en het mythische Schild. De actievolle climax neemt Caitlin mee in een wervelwind door de belangrijkste, middeleeuwse locaties van Parijs, op jacht naar aanwijzingen. Maar om dit tijdperk te overleven moet ze dingen doen waar ze zich nooit van had voorgesteld dat ze die kon. En de hereniging met Caleb zal de hardste keuzes en offers van haar leven vereisen.





Morgan Rice

Begeerd (Boek #5 van De Vampierverslagen)




Over Morgan Rice

Morgan Rice is de bestsellerauteur van DE VAMPIERVERSLAGEN, een serie voor jongvolwassenen die bestaat uit elf boeken (en er worden nog meer delen geschreven); van de bestsellerserie DE OVERLEVINGSTRILOGIE, een post-apocalyptische thriller waarvan tot nu toe twee boeken zijn verschenen; en de #1 epische fantasy-bestsellerserie DE TOVENAARSRING, waarvan nu dertien boeken zijn verschenen (en er worden nog meer boeken geschreven).

Morgans boeken zijn verkrijgbaar als audioboek en boekvorm, en er zijn vertalingen verkrijgbaar in het Duits, Frans, Italiaans, Spaans, Portugees, Japans, Chinees, Zweeds, Nederlands, Turks, Hongaars, Tsjechisch en Slowaaks (en er komen meer talen aan).

VERANDERD (Boek #1 van de Vampierverslagen), ARENA EEN (Boek #1 van de Overlevingstrilogie), EEN ZOEKTOCHT VAN HELDEN (Boek #1 van de Tovenaarsring) en DE OPKOMST VAN DE DRAKEN (Boek #1 in de serie Koningen en Tovenaars) zijn gratis te downloaden!

Morgan hoort graag van jullie, dus bezoek www.morganricebooks.com om je voor de nieuwsbrief in te schrijven, een gratis boek te ontvangen en gratis spullen te winnen, de gratis app te downloaden en daarmee het laatste, exclusieve nieuws te lezen. Volg haar ook op Facebook en Twitter om in contact met haar te blijven!



Lof voor DE VAMPIERVERSLAGEN



“Rice trekt je meteen in het verhaal en laat je niet meer los, door haar gebruik van een beschrijvende kwaliteit die uitstijgt boven het simpelweg beschrijven van de scène… Goed geschreven en leest razendsnel weg.”

    – Black Lagoon Reviews (over Veranderd)



“Een ideaal verhaal voor jonge lezers. Morgan Rice geeft er een erg interessante draai aan… Verfrissend en uniek. De serie draait om één meisje… een buitengewoon meisje!..Makkelijk te lezen, maar met een extreem hoog tempo. Ouderlijk toezicht geadviseerd”

    – The Romance Reviews (over Veranderd)



“Greep mijn aandacht vanaf het begin en liet die niet meer los… Dit verhaal is een geweldig avontuur met een hoog tempo en vol actie, meteen vanaf het begin. Je zult geen enkel saai moment tegenkomen.”

    – Paranormal Romance Guild (over Veranderd)



“Boordevol actie, romantiek, avontuur en spanning. Zorg dat je dit boek in handen krijgt en word steeds weer opnieuw verliefd.”

    – vampirebooksite.com (over Veranderd)



“Een geweldige verhaallijn, en dit is écht het type boek dat je ‘s avonds maar moeilijk neer kunt leggen. Het einde was een cliffhanger die zó spectaculair is dat je meteen het volgende boek wilt lezen, zodat je erachter komt hoe het verdergaat.”

    – The Dallas Examiner (over Geliefd)



“Een boek dat zich kan meten met TWILIGHT en VAMPIRE DIARIES, en dat ervoor zorgt dat je het in één ruk uit wilt lezen. Als je van avontuur, liefde en vampiers houdt, is dit een boek voor jou!”

    – Vampirebooksite.com (over Veranderd)



“Morgan Rice bewijst opnieuw dat ze een extreem getalenteerde verhalenvertelster is… Dit boek spreekt een breed publiek aan, waaronder jongere fans van het vampiers/fantasygenre. Het eindigt met een onverwachte cliffhanger waar je versteld van zult staan.”

    – The Romance Reviews (over Geliefd)



Boeken van Morgan Rice


KONINGEN EN TOVENAARS


DE OPKOMST VAN DE DRAKEN (Boek #1)


DE OPKOMST VAN DE HELDHAFTIGE (Boek #2)


DE TOVENAARSRING


EEN ZOEKTOCHT VAN HELDEN (Boek #1)


EEN MARS VAN KONINGEN (Boek #2)


EEN LOT VAN DRAKEN (Boek #3)


EEN SCHREEUW VAN EER (Boek #4)


EEN GELOFTE VAN GLORIE (Boek #5)


EEN AANVAL VAN MOED (Boek #6)


EEN RITE VAN ZWAARDEN (Boek #7)


EEN GIFT VAN WAPENS (Boek #8)


EEN HEMEL VAN SPREUKEN (Boek #9)


EEN ZEE VAN SCHILDEN (Boek #10)


EEN BEWIND VAN STAAL (Boek #11)


EEN LAND VAN VUUR (Boek #12)


EEN HEERSCHAPPIJ VAN KONINGINNEN (Boek #13)


EEN EED VAN BROEDERS (Boek #14)


EEN DROOM VAN STERVELINGEN (Boek #15)


EEN STEEKSPEL VAN RIDDERS (Boek #16)


HET GESCHENK VAN DE STRIJD (Boek #17)


DE OVERLEVINGSTRILOGIE


ARENA EEN: SLAVENDRIJVERS (Boek #1)


ARENA TWEE (Boek #2)


DE VAMPIERVERSLAGEN


VERANDERD (Boek #1)


GELIEFD (Boek #2)


VERRADEN (Boek #3)


VOORBESTEMD (Boek #4)


BEGEERD (Boek #5)


VERLOOFD (Boek #6)


GEZWOREN (Boek #7)


GEVONDEN (Boek #8)


HERREZEN (Boek #9)


VERLANGD (Boek #10)


VOORBESCHIKT (Boek #11)












Luister naar DE VAMPIERVERSLAGEN in audioboek formaat!


Auteursrechten © 2012 door Morgan Rice

Alle rechten voorbehouden. Behalve zoals toegestaan onder de Copyright Act uit 1976 in de VS, mag geen enkel deel van deze publicatie worden gereproduceerd, verspreid of uitgezonden worden in welke vorm en door welk middel dan ook, of opgeslagen in een database of terugzoeksysteem, zonder toestemming vooraf van de auteur.

Dit e-book is uitsluitend voor uw persoonlijke amusement uitgegeven. Dit e-book mag niet worden doorverkocht of weggegeven aan andere mensen. Als u dit boek met een andere persoon wilt delen, koop dan alstublieft een ander exemplaar voor elke ontvanger. Als u dit boek leest, en het niet gekocht heeft, of het niet uitsluitend voor uw eigen gebruik is aangeschaft, stuur het dan alstublieft terug en koop uw eigen exemplaar. Bedankt voor het respect voor het harde werk van deze auteur.

Dit werk is fictie. Namen, karakters, bedrijven, organisaties, plaatsen, gebeurtenissen en incidenten zijn óf het product van de geest van de auteur óf worden gebruikt in een fictionele context. Elke gelijkenis op echte personen, levend of dood, is volledig toevallig.

Jacket art ©iStock.com /© lamia-ell



FEIT:

Montmartre, in Parijs, is beroemd voor zijn enorme kerk, de Sacré-Cœur Basiliek, die gebouwd werd in de 19


eeuw. Maar ernaast, hoog boven op de heuvel, staat de kleine en minder bekende kerk van Sint Pieter. Deze kleine obscure kerk is veel kleiner dan de naburige kerk, ze dateert uit de 3


eeuw, en is zelfs nog belangrijker: op deze plaats werden de eden gezworen die aanleiding gaven tot het oprichten van de Sociëteit van Jezus.


FEIT:

Sainte Chapelle, dat gelegen is op een klein eiland in het midden van Parijs (niet ver van de beroemde Notre Dame), werd gebouwd in de 13


eeuw, en gedurende honderden jaren werden hier de waardevolste relieken van het Christendom bewaard, zoals de Doornenkroon, de Heilige Lans, en stukjes van het kruis waarop Jezus gekruisigd werd. Deze relieken werden bewaard in een grote, zwaar versierde zilveren kist…



“Why art thou yet so fair? shall I believe


That unsubstantial death is amorous,


And that the lean abhorred monster keeps


Thee here in dark to be his paramour?


For fear of that, I still will stay with thee;


And never from this palace of dim night


Depart again…”


– William Shakespeare, Romeo and Juliet




HOOFDSTUK EEN


Parijs, Frankrijk

(Juli, 1789)

Caitlin Paine werd wakker in zwartheid.

De lucht was zwaar, en ze ondervond moeite om te ademen wanneer ze probeerde om te bewegen. Ze lag op haar rug, op een harde ondergrond. Het was koud en vochtig, en een minuscuul straaltje licht kwam haar tegemoet wanneer ze naar boven keek.

Haar schouders werden samengedrukt, maar toch kon ze met een beetje moeite rechtop raken. Ze strekte haar handpalmen uit, en voelde aan het oppervlak boven haar. Steen. Ze liet haar handen erlangs glijden, ze kon de verhoudingen aanvoelen, en ze realiseerde zich dat ze helemaal ingesloten was. In een kist.

Caitlin’s hart begon zwaar te slaan. Ze had een hekel aan bekrompen ruimtes, en ze begon nog dieper te ademen. Ze vroeg zich af of ze aan het dromen was, of ze vastzat in een vreselijk dilemma, of dat ze echt wakker geworden was in een andere tijd, en een andere plaats.

Ze kwam terug rechtop, met behulp van beide handen, en met al haar kracht, drukte ze zo hard ze kon. Er zat bijna een paar centimeter beweging in, net genoeg om een vinger in de barst te doen glijden. Ze duwde nog een keer, met al haar kracht, en het zware stenen deksel bewoog een beetje verder, met het geluid dat een steen maakt wanneer hij tegen een andere schraapt.

Ze perste een paar vingers meer in de breder wordende scheur, en met al haar kracht, kwam er beweging in. Nu ging het deksel eraf.

Caitlin zat rechtop, ze ademde diep, en keek overal in het rond. Haar longen snakten naar adem in de frisse lucht, en ze verkwikte zichzelf in het licht, terwijl ze met haar handen in haar ogen wreef. Hoelang had ze in zulke donkerte verbleven? Ze vroeg het zich af.

Terwijl ze daar zo zat, en haar ogen afschermde, bereidde ze zichzelf voor op elk geluid dat zou komen, op elke beweging. Ze kon zich herinneren hoe ruw ze wakker geworden was op een begraafplaats in Italië, en deze keer, wou ze niets aan het toeval overlaten. Ze was voorbereid op alles, klaar om zich te verdedigen tegen welke dorpelingen dan ook, of vampiers – of wat dan ook – dat er zich dichtbij mocht bevinden.

Maar deze keer was alles stil. Traag deed ze haar speurende ogen open, en ze kon zich ervan vergewissen dat ze inderdaad, alleen was, alles was stilte. Terwijl haar ogen zich aanpasten, werd ze gewaar, dat het hier eigenlijk niet zo fel verlicht was. Ze bevond zich in een grotachtige kamer van steen, met lage gebogen plafonds. Dit leek op de crypte van een kerk. De kamer werd verlicht door een occasionele brandende kaars. Nu realiseerde ze zich dat het nacht moest zijn.

Nu dat haar ogen zich aangepast hadden, keek ze voorzichtig rond. Ze kreeg gelijk: ze had in een stenen sarcofaag gelegen, in de hoek van een stenen kamer, in wat de crypte van een kerk leek te zijn. De kamer was leeg, op een paar stenen standbeelden na, en verschillende andere sarcofagen.

Caitlin stapte uit de sarcofaag. Ze rekte zich uit en testte al haar spieren uit. Het voelde goed aan om terug rechtop te kunnen staan. Ze was dankbaar dat ze deze keer niet midden in een gevecht wakker werd. Nu had ze op zijn minst enkele rustige momenten om tot zichzelf te komen.

Maar ze voelde zich nog steeds zo gedesoriënteerd. Haar hoofd voelde zeer zwaar aan, alsof ze wakker werd na duizend jaar te hebben geslapen. En onmiddellijk voelde ze ook een hongeraanval opkomen.

Waar was ze toch? Zo vroeg ze zich opnieuw af. Welk jaar was het?

En nog belangrijker, waar was Caleb?

Ze was er het hart van in, dat hij zich niet aan haar zijde bevond.

Caitlin bekeek de kamer onderzoekend, en keek overal of ze hem ergens kon bespeuren. Maar er was niets. De andere sarcofagen waren allemaal geopend en leeg, maar er was nergens waar hij zich zou kunnen verstoppen.

“Hallo?” ze riep nu op hem. “Caleb?”

Ze zette nu een paar aarzelende stapjes in de kamer, en zag een lage, gebogen deuropening, de enige weg naar buiten. Ze ging ernaar toe en probeerde de deurknop uit. De deur zwaaide gemakkelijk open omdat ze niet op slot gedaan was.

Voordat ze de kamer verliet, draaide ze zich om en monsterde ze haar omgeving, en vergewiste ze er zich van dat ze niets vergeten had wat ze nodig zou kunnen hebben. Ze reikte naar beneden en voelde zo haar eigen halsketting, die nog steeds om haar hals hing; ze voelde in haar zakken, en voelde zich wat zekerder omdat ze haar eigen dagboek vond, en een, grote sleutel. Het was alles dat ze nog bezat in de wereld, en het was alles wat ze nodig had.

Terwijl Caitlin naar buiten ging, ging ze verder langs een lange stenen gang met bogen. Ze kon alleen maar denken hoe ze Caleb zou kunnen vinden. Hij was toch wel samen met haar teruggekeerd zeker. Of niet soms?

En wanneer dat wel het geval was, zou hij zich deze keer kunnen herinneren? Ze kon er echt niet aan denken dat ze dit deze keer ook allemaal zou moeten meemaken, zoals naar hem op zoek gaan, en dan tot de ontdekking komen dat hij zich haar helemaal niet kan herinneren. Nee. Ze zwoer dat het deze keer helemaal anders zou gaan. Hij leefde nog, daar verzekerde ze zichzelf van, en ze waren samen teruggekeerd. Zo moet het gegaan zijn.

Maar terwijl ze zich door de gang haastte, en een klein stukje op de trappen naar boven liep, voelde ze dat haar tred zich aan het versnellen was, en ze had dat haar welbekende gevoel in haar hart dat haar zei dat hij niet met haar was teruggekomen. Trouwens, hij was niet naast haar wakker geworden, terwijl hij haar hand vasthield, hij was er niet om haar steun te bieden. Betekende dit dat hij de terugreis niet gemaakt had? De knoop in haar maag werd alsmaar groter.

En wat is er dan met Sam? Hij was daar ook geweest. Waarom was er geen enkel teken van hem te bekennen?

Caitlin bereikte eindelijk de top van het trappenhuis, ze opende een andere deur, en stond daar, en verbaasde zich over het uitzicht. Ze stond in de hoofdkapel van een buitengewone kerk. Ze had nog nooit zulke hoge plafonds gezien, zoveel glasramen, en zulk een enorm, uitgebreid altaar. De rijen kerkstoelen leken wel eindeloos, en het zag eruit of dat deze plaats groot genoeg was om er duizenden mensen binnen te laten.

Gelukkig was het leeg. Er brandden overal kaarsen, maar het was duidelijk laat. Daar was ze dankbaar voor: het laatste wat ze wou, was tussen een menigte van duizenden mensen lopen die haar van top tot teen zouden aanstaren.

Caitlin baande zich langzaam, recht in het midden van de kerkbeuk, een weg naar de uitgang. Ze keek uit om een glimp van Caleb te kunnen opvangen, of van Sam, of misschien van een priester. Iemand zoals die priester in Assisi, iemand die haar zou kunnen verwelkomen, om haar een paar dingen te kunnen uitleggen. Iemand die haar zou kunnen zeggen waar ze zich bevond, en wanneer, en waarom.

Maar er was niemand. Het leek erop dat Caitlin helemaal, moederziel alleen was.

Caitlin bereikte de gigantische dubbele deuren, en hield haar hard vast voor wat dan ook er buiten op haar zou wachten.

Wanneer ze de deuren opende, slaakte ze een zucht. De nacht werd overal verlicht door de straatlantaarns, en voor haar, bevond zich een grote mensenmassa. Ze waren niet aan het wachten om de kerk binnen te kunnen, maar ze leken eerder te krioelen, op een groot open plein. Het was een drukke en feestelijke avondscene, en vermits Caitlin de warmte kon voelen, wist ze meteen dat het zomer was. Ze was geschokt door de aanblik al deze mensen, door hun antieke klederdracht, doordat ze er zo deftig bijliepen. Gelukkig leek niemand haar op te merken. Maar ze kon haar ogen gewoon niet van hen afhouden.

Er waren honderden mensen, de meesten onder hen gingen formeel gekleed, ze kwamen duidelijk allemaal uit een andere eeuw. Tussen hen bevonden zich paarden, koetsen, straatverkopers, kunstenaars, zangers. Het was een drukbezocht, zomers avondplaatje, en het was overweldigend. Ze vroeg zich af welk jaar het zou kunnen zijn, en op welke plaats ze mogelijk terechtgekomen was. En nog belangrijker, terwijl ze al de vreemde en buitenlandse gezichten bekeek, vroeg ze zich af of Caleb misschien tussen hen aan het wachten zou kunnen zijn.

Ze speurde wanhopig de menigte af, en ze hoopte, terwijl ze er zich probeerde van te overtuigen dat Caleb, en misschien Sam, zich onder deze mensen zouden kunnen bevinden. Ze keek uit in alle richtingen, maar vele minuten later, kwam ze tot de ontdekking dat ze er simpelweg niet bij waren.

Caitlin zette verschillende stappen voorwaarts, recht naar het plein, en ze draaide zich om in de richting van de kerk, hopende dat ze de voorkant ervan zou herkennen, en dat ze zo een hint zou krijgen van waar ze zich bevond.

Het hielp. Ze was allesbehalve een expert op het gebied van architectuur, geschiedenis, of kerken, maar van sommige dingen was ze wel op de hoogte. Sommige plaatsen maakten de dingen zo overduidelijk, ze staan gewoon gegraveerd in het gemeenschappelijke onderbewustzijn, en zo was ze er zeker van dat ze die wel zou kunnen herkennen. En dit was een van die plaatsen.

Ze stond voor de Notre Dame.

Ze was in Parijs.

Het was een plaats die ze niet verwisselen met een andere. Zijn drie gigantische voordeuren, rijkelijk gegraveerd; de dozijnen kleine standbeeldjes er bovenop; zijn in detail uitgewerkte façade die ongeveer honderd meter in de lucht uittorent. Dit was een van de meest herkenbare plaatsen op aarde. Ze had het voordien al online gezien, meer dan een keer. Ze kon het niet geloven: ze was echt in Parijs.

Caitlin had altijd al naar Parijs willen gaan, ze had haar moeder altijd al gesmeekt om haar een keer meet te nemen. Een keertje, wanneer ze op de middelbare school een vriendje had gehad, had ze gedurig aan gehoopt, dat hij haar zou meenemen naar daar. Het was een plaats waar ze altijd al van gedroomd had dat ze er een keertje naartoe zou gaan, en het was werkelijk adembenemend dat ze hier ook echt was. En dan nog eens in een andere eeuw.

Caitlin voelde zichzelf een beetje onder de voet gelopen in de zwellende massa, en opeens keek ze naar beneden, en keek ze eens goed naar haar kleren. Ze verstijfde van schrik toen ze merkte dat ze nog steeds gekleed ging in de eenvoudige gevangeniskledij dat Kyle haar gegeven had in het Colosseum in Rome. Ze droeg een tuniek van canvas, nogal ruw op haar huid, grof uitgesneden, veel te groot voor haar, over haar bovenlichaam en benen getrokken met een stuk touw. Haar haar was mat, ongewassen, en hing in haar gezicht. Ze zag eruit als een ontsnapte gevangene of een dakloze.

Nu ze zicht wat angstiger voelde, begon Caitlin terug naar Caleb te zoeken, en naar Sam, naar iedereen die ze herkende, naar gelijk wie die haar zou kunnen helpen. Nooit eerder had ze zich eenzamer gevoeld, en ze wilde niets liever dan hen met haar eigen ogen te kunnen waarnemen, dan te weten dat ze niet alleen naar deze plaats terugkeerde, en dan te weten dat alles in orde zou komen.

Maar ze kon niemand herkennen.

Misschien ben ik de enige, zo dacht ze. Misschien sta ik er terug helemaal alleen voor.

De gedachte hieraan doorboorde haar maag zoals een mes. Ze wilde zich in een bolletje oprollen, terugkruipen en zich verstoppen in de kerk, om naar een andere tijd gezonden te worden, naar een andere plaats – gelijk welke plaats waar ze kon wakker worden en iemand ontmoeten die ze kende.

Maar ze maakte zichzelf sterk. Ze wist dat er van terugtrekken geen sprake was, dat er geen andere optie was dan voort te gaan. Ze moest gewoon dapper zijn, haar plaats vinden in deze tijd en plaats. Er was gewoon geen andere keuze.


*

Caitlin moest weg geraken uit de massa. Ze had het nodig om alleen te zijn, om te rusten, om te eten en te denken. Ze moest bedenken waar ze naartoe zou kunnen gaan, waar ze naar Caleb zou kunnen zoeken, en of hij zelfs nog daar kon zijn. En net zo belangrijk was, dat zij er achter kwam waarom ze in de stad was, en in dit tijdperk. Ze wist zelfs niet en welk jaar ze zich bevond.

Iemand snelde haar voorbij, en and Caitlin zocht toenadering en pakte zijn arm vast, ze werd overweldigd door de plotse wens om alles te weten te komen.

Hij draaide zich om en bekeek haar, een beetje uit het lood geslagen dat hij zo vlug tegengehouden werd.

“Het spijt me,” zei ze, en ze werd zich bewust van hoe droog haar keel wel niet was, en hoe sjofel ze er uit moet gezien hebben, maar ze sprak voorzichtig haar eerste woorden, “maar in welk jaar zijn we?”

Ze voelde zich zelfs beschaamd toen ze het vroeg, omdat ze er zich bewust van was dat ze misschien als gek zou kunnen overkomen.

“Jaar?” De verwarde man keek haar vragend aan.

“Hmm… Het spijt me, maar ik kan het me niet … herinneren.”

De man keek haar van onder tot boven aan en schudde vervolgens traag zijn hoofd, alsof hij wou beslisssen dat er iets mis met haar was.

“Het is 1789, natuurlijk. En het is nog lang geen Oudejaarsavond, dus je hebt werkelijk geen excuus, ” zei hij, en hij schudde zijn hoofd afkeurend, en hij marcheerde weg.

1789. De realiteit van deze getallen raasde doorheen Caitlin’s gedachten. Ze kon zich herinneren dat ze het laatst in het jaar 1791 was geweest. Twee jaar. Dat is niet zover uit de buurt.

Maar, nu was ze in Parijs, en dat is een heel andere wereld dan Venetië. Waarom hier? Waarom nu?

Ze brak er haar hoofd over, en probeerde met de moed der wanhoop iets van haar geschiedenis lessen te herinneren om te weten wat er in Frankrijk gebeurd was in 1789. Ze schaamde zich omdat ze zich realiseerde dat ze dit niet kon. Ze kon zich wel opnieuw een klap geven omdat ze niet beter opgelet had in de klas. Wanneer ze in haar middelbare schooltijd geweten had dat ze op een dag terug in de tijd zou reizen, dan zou ze wel haar geschiedenisles de hele nacht door geblokt hebben, en zou ze zich de moeite getroost hebben om alles te onthouden.

Ze realiseerde zich nu dat het allemaal niet veel uitmaakte. Nu maakt ze zelf deel uit van de geschiedenis. Nu had ze de kans om de dingen te veranderen, om zichzelf te veranderen. Ze werd er zich van bewust dat het verleden kon veranderd worden. Het is niet omdat bepaalde dingen gebeurd waren in de geschiedenisboeken, dat dat betekende dat zij, terwijl ze terug in de tijd reisde, de dingen nu niet zou kunnen veranderen. In zekere zin, had ze dit al gedaan: haar verschijning hier, in deze tijd, zou alles beïnvloeden. Dat, op zijn beurt, kon op eigen bescheiden wijze, de loop van de geschiedenis doen veranderen.

Dit maakte haar nog meer bewust van het belang van haar daden. Het was haar taak om het verleden opnieuw te creëren.

Terwijl ze de elegante omgeving in haar opnam, begon Caitlin een beetje tot rust te komen, en ze voelde zich zelfs een beetje aangemoedigd. Ze was tenminste op een mooie plaats terechtgekomen, in een mooie stad, en in een mooi tijdperk. Dit kon je immers bezwaarlijk het stenen tijdperk noemen, en het was niet alsof ze verschenen was in een godverlaten boerendorpje. Alles in haar buurt zag er even brandschoon uit, en de mensen waren allemaal zo netjes gekleed, en de kasseistraten blonken in het licht van de fakkels. En het enige dat ze zich kon herinneren over het Parijs van de 18


eeuw, dat was dat het een tijd van grote luxe was voor Frankrijk, een tijd van grote welvaart, een tijd waar koningen en koninginnen het nog steeds voor het zeggen hadden.

Caitlin realiseerde zich dat de Notre Dame zich op een klein eilandje bevond, en ze voelde dat het nodig was om daar snel weg te komen. Het was gewoon veel te druk hier, en ze had wat ruimte nodig. Ze ontdekte verschillende kleine voetgangersbruggetjes die haar daar vandaan zouden leiden, en ze ging er naar eentje toe. Ze liet zichzelf toe om te hopen dat misschien de aanwezigheid van Caleb haar in een bepaalde richting zou leiden.

Terwijl ze over de rivier wandelde, zag ze hoe mooi de nacht in Parijs wel was, verlicht door licht van fakkels, zo helemaal langs de rivier, en door de volle maan. Ze dacht aan Caleb, en ze wenste dat hij aan haar zij zou zijn om samen met haar van het zicht te genieten.

Terwijl ze over de brug wandelde, en op het water neerkeek, werd ze overvallen door herinneringen. Ze dacht aan Pollepel, over de Rivier de Hudson River bij nacht, of aan de manier waarop de maan de rivier deed oplichten. Ze voelde een plotse drang om van de brug te springen, om haar vleugels uit te testen, om te zien of ze opnieuw kon vliegen, en hoog boven alles kon uittoornen.

Maar ze voelde zich zwak en hongerig, en terwijl ze achterover leunde, kon ze haar vleugels helemaal niet voelen. Ze vroeg zich af of de reis terug in de tijd een effect had gehad op haar vermogens en krachten. Ze voelde zich bijlange niet zo sterk als ze zich eens gevoeld had. In feite voelde ze zich bijna menselijk. Fragiel. Kwetsbaar. Ze hield niet van dat gevoel.

Nadat Caitlin de rivier overgestoken had, slenterde ze langs de straten, en zwierf ze urenlang, hopeloos verdwaald. Ze wandelde door kronkelende, draaiende straten, steeds verder van de rivier weg, richting het noorden. Ze verbaasde zich over de stad. In sommige opzichten, voelde ze hetzelfde aan als Venetië en Florence in 1791. Net zoals deze steden, was Parijs nog altijd hetzelfde, zelfs in vergelijking met hoe het eruit zag in de 21


eeuw. Ze was nog nooit hier geweest, maar ze had foto’s gezien, en het choqueerde haar om zoveel gebouwen en monumenten te herkennen.

Ook hier waren de straten meestal van kasseien, gevuld met koetsen en paarden, of uitzonderlijk een paard met een ruiter alleen. Mensen wandelden in mooi bewerkte pakken, op hun gemak voortschrijdend, alsof ze alle tijd van de wereld hadden. Net zoals in deze steden, was ook hier nog geen waterleiding, en Caitlin kon niet anders dan vaststellen dat het afval op straat lag, en walgen van de verschrikkelijke stank in de zomerse hitte. Ze wenste dat ze nog een van die kleine potpourri zakjes bij zich had die Polly haar in Venetië had gegeven.

Maar in tegenstelling tot deze andere steden, vormde Parijs een wereld op zich. De straten waren hier breder, de gebouwen waren lager, en ze waren mooier ontworpen. De stad voelde ouder aan, waardevoller, en mooier. Het was ook minder druk: hoe verder ze wegging van de Notre Dame, hoe minder mensen ze bespeurde. Misschien was het enkel omdat het al laat op de avond was, maar de straten voelden bijna leeg aan.

Ze wandelde en wandelde, en haar benen en voeten werden vermoeid, achter elke hoek zocht ze naar enig teken van Caleb, of elke aanwijzing die haar in een bijzondere richting zou kunnen sturen. Er was niets.

Ongeveer elke twintig blokken, veranderde de buurt van uitzicht, en het gevoel erbij veranderde ook. Terwijl ze verder en verder noordwaarts trok, begon ze aan de beklimming van een heuvel, in een nieuw district, nu een met smalle stegen, en verschillende bars. Wanneer ze een bar op een hoekje passeerde, zag ze een man op apegapen, dronken, en bewusteloos tegen de muur. De straat was helemaal leeg, en gedurende een moment, werd Caitlin overvallen door de ergste hongeraanval. Het voelde voor haar aan alsof haar maag in twee aan het scheuren was.

Ze zag de man daar liggen, en zoomde in op zijn nek, en kon het bloed binnenin zien kloppen. Op dat moment, wilde ze niets liever dan op hem neer te dalen, om zich te voeden. Het gevoel ging verder dan een drang – het was meer dan een bevel. Haar lichaam schreeuwde haar toe om het te doen.

Caitlin had ieder laatste greintje van haar wil nodig om de andere kant op te kijken. Ze zou nog liever van uithongering sterven dan een ander mens pijn te doen.

Ze keek rond, en ze vroeg zich af of er hier een bos in de buurt was, een plaats waar ze op jacht zou kunnen gaan. Hoewel ze enkele toevallige zandweggetjes en parken gezien had in de stad, had ze nog niets gezien dat op een bos leek.

En net op dat moment, barstte de deur van de bar open, en er kwam een man door naar buiten vallen – feitelijk werd hij buiten gegooid – door een van de kelners. Hij vloekte en schreeuwde naar hen, hij was duidelijk dronken.

Dan draaide hij zich om, en liet hij zijn blik vallen op Caitlin.

Hij was goed gebouwd, en keek naar Caitlin met slechte bedoelingen.

Ze voelde zichzelf verstijven. Ze vroeg zich weer wanhopig af waar haar krachten toch gebleven waren.

Ze draaide zich om en wandelde weg, ze liep nu sneller, maar ze voelde hoe de man haar aan het volgen was.

Een seconde later, voor ze de kans had, om zich om te draaien, pakte hij haar vast van achteren, zoals een beer dat zou doen. Hij was sneller en sterker dan ze zich had kunnen voorstellen, en ze kon zijn verschrikkelijk stinkende adem van over haar schouder ruiken.

Maar de man was ook dronken. Hij struikelde, zelfs wanneer hij haar in zijn greep had, en Caitlin concentreerde zich, ze herinnerde zich haar opleiding, en ze deed een stapje opzij, en kon hem vloeren met een van de gevechtstechnieken die Aiden haar geleerd had op Pollepel. De man vloog weg, en landde op zijn rug.

Caitlin kreeg plotsklaps een flashback van Rome, van het Colosseum, van het vechten op de vloer van het stadion, terwijl verschillende vechters op haar af stormden. Het was zo levendig dat ze voor een moment vergat, waar ze zich bevond.

Ze kon hier net op tijd uit terugkomen. De dronken man stond op, hij struikelde, en stormde opnieuw op haar af. Caitlin wachtte tot de laatste seconde, zette dan een stap opzij, en daar vloog hij opnieuw, en nu viel hij vlak op zijn eigen gezicht.

Hij was versuft, en voor hij opnieuw kon recht krabbelen, haastte Caitlin zich om weg te komen. Ze was blij dat ze hem klein had gekregen, maar het incident had haar opgeschrikt. Het verontrustte haar dat ze nog altijd flashbacks kreeg van Rome. Ook had ze haar bovennatuurlijke krachten nog niet gevoeld. Ze voelde zich nog altijd zo fragiel als een mens. De gedachte daaraan, maakte haar meer dan wat dan ook, angstig. Ze stond er nu echt alleen voor.

Caitlin keek helemaal rond, ze begon zich panisch te voelen en maakte zich zorgen over waar ze naartoe zou kunnen gaan, en over wat het volgende zou kunnen zijn dat ze zou kunnen doen. Ze had een brandend gevoel in haar benen van het vele wandelen, en ze was de wanhoop nabij.

En dan zag ze het. Ze keek naar boven en voor zich uit zag zee een grote heuvel. Op de top ervan, stond een grote middeleeuwse abdij. Om een reden die ze niet uit kon leggen, voelde ze zich er toe aangetrokken. De heuvel was afschrikwekkend, maar ze bedacht dat ze geen andere keuze had.

Caitlin klom de hele heuvel op naar boven, en ze voelde zich vermoeider dan ze zich ooit gevoeld had, en ze wenste dat ze kon vliegen.

Uiteindelijk bereikte ze de voordeuren van de abdij, en keek naar boven naar de massieve eiken deuren. Deze plaats zag er oud uit. Ze verheugde zich over het feit dat ondanks dat het 1789 was, dat deze kerk hier al duizenden jaren voordien stond.

Ze wist niet waarom, maar ze voelde dat ze haar hier getrokken werd. Er was nergens om naartoe te gaan, ze verzamelde al haar moed, en ze klopte zachtjes aan.

Er kwam geen antwoord.

Caitlin probeerde de deurknop en tot haar verbazing was het open. Ze liet zichzelf binnen.

De antieken deur kraakte terwijl ze traag open gedaan werd, en het duurde eventjes voor de ogen van Caitlin zich aangepast hadden aan de grotachtige, donkere kerk. Wanneer ze rondkeek, was ze onder de indruk van de omvang en de statigheid van de plaats. Het was nog altijd ’s avonds laat, en deze eenvoudige, sobere kerk die helemaal uit steen werd opgetrokken, en versierd werd met lood in glas ramen, werd verlicht met grote kaarsen, die overal op een laag pitje brandden. In het verste uiteinde stond een eenvoudig altaar, waarrond nog dozijnen andere kaarsen geplaatst waren.

Voor het overige, scheen het er leeg te zijn.

Caitlin vroeg zich af wat ze hier aan het doen was. Was hier een bijzondere reden voor? Of was haar geest haar voor de gek aan het houden?

Plotseling werd een zijdeur geopend, en Caitlin draaide zich snel om.

Een non wandelde tot Caitlin’s verbazing, in haar richting – ze was klein, fragiel, en gekleed in golvende witte gewaden, met een witte kap. Ze liep traag, en ze liep recht op Caitlin af.

Ze deed haar kap naar achter, ze keek haar aan, en glimlachte. Ze had grote glinsterende blauwe ogen, en ze leek te jong om een non te kunnen zijn. Terwijl ze breed glimlachte, werd Caitlin de warmte gewaar die ze uitstraalde. Ze voelde ook dat ze een van hen was: een vampier.

“Zuster Paine,” zei de non zachtjes. “He is een eer u hier te mogen ontvangen.”




HOOFDSTUK TWEE


Haar wereld voelde surreëel aan terwijl de non Caitlin een rondleiding gaf door de abdij, langs een lange gang. Het was een mooie plaats, en er werd duidelijk in geleefd, door witte nonnen in witte gewaden die rondliepen en het leek of ze zich klaarmaakten, voor de ochtendvespers. Een van hen zwaaide met een kwispedoor terwijl ze voortging, en verspreidde zo een fijne wierookgeur, terwijl anderen zachtjes de morgengebeden aan het zingen waren.

Na verschillende minuten in stilte gewandeld te hebben, begon Caitlin zich af te vragen, waar de non haar naartoe aan het leiden was. Uiteindelijk stopten ze voor een enkele deur. De non opende ze, en onthulde zo een kleine bescheiden kamer, met uitzicht op Parijs. Het deed

Caitlin denken aan de kamer waar ze verbleven had in dat klooster in.

“Op het bed, zul je andere kleren vinden,” zei de non. “Er is een bron waar je een bad kun in nemen, in onze tuin,” zei ze. Ze wees, “en dat is voor jou.”

Caitlin volgde haar vingers en zag een kleine, stenen piëdestal in de hoek van de kamer staan, waarop een zilveren kelk stond, die gevuld was met een witte vloeistof. De non glimlachte terug.

“Je hebt hier alles dat nodig is voor een verkwikkende nachtrust. Nadien is de keuze aan jou.”

“Keuze?” vroeg Caitlin.

“Mij werd verteld dat al één sleutel hebt. Het is nodig dat je de andere drie ook vindt. De keuze, daarentegen, om ofwel je missie te vervullen en je reis voort te zetten, zal altijd de jouwe zijn.”

“Dit is voor jou.”

Ze kwam dichterbij en overhandigde Caitlin een cilindervormige, zilveren kist, bedekt met juwelen.

“Het is een brief van je vader. Alleen voor jou bedoeld. We hebben hem eeuwenlang bewaakt. Hij werd nog nooit geopend.”

Caitlin nam het aan en was onder de indruk, ze voelde het gewicht ervan in haar hand.

“Ik hoop heel erg dat je je missie wilt verder zetten,” zei ze zachtjes. “We hebben je nodig, Caitlin.”

De non draaide zich om, om te gaan.

“Wacht!” zo schreeuwde Caitlin het uit.

Ze stopte.

“Ik ben in Parijs, toch? In 1789?”

De vrouw glimlachte terug. “Dat klopt.”

“Maar waarom? Waarom ben ik hier? Waarom nu? Waarom deze plaats?”

“Ik ben bang dat dit aan jou is om daar achter te komen. Ik ben maar een eenvoudige dienares.”

“Maar waarom werd ik aangetrokken door deze kerk?”

“Je bent in de Abdij van Sint Pieter. In Montmartre,” zei de vrouw. “Ze staat hier al duizenden jaren. Het is een erg heilige plaats.”

“Waarom?” Caitlin bleef aandringen.

“Dit was de plaats waar iedereen samenkwam om de eed af te leggen om de Sociëteit van Jezus te stichten. Het is op deze plaats dat het Christendom werd geboren.”

Caitlin staarde terug, sprakeloos, en de non glimlachte uiteindelijk en zei, “Welkom.”

En daarmee, maakte ze een lichte buiging, en ze wandelde weg, en ze sloot de deur zachtjes achter zich.

Caitlin draaide zich en overzag de kamer. Ze was dankbaar voor de gastvrijheid, voor de andere kleren, voor de mogelijkheid om te baden, voor het comfortabele bed dat ze in de hoek zag liggen. Ze dacht niet dat ze nog een volgende stap kon zetten, in feite was ze zo moe, dat het aanvoelde alsof ze altijd zou kunnen blijven slapen.

Terwijl ze de met juwelen bezette kist vasthield, wandelde ze naar de hoek van de kamer, en ze zette ze neer. Het perkament kon wachten. Maar haar honger niet.

Ze pakte de overvolle kelk op, en ze bestudeerde ze. Ze kon al aanvoelen wat ze bevatte: wit bloed.

Ze zette ze aan haar lippen en dronk ervan. Het was zoeter dan rood bloed, en het ging er gemakkelijker in – en het liep vlugger door haar aders. Binnen enkele momenten voelde ze zich als herboren, en sterker dan ze zich voordien ooit gevoeld had. Ze kon wel eeuwig blijven drinken hebben.

Caitlin zette eindelijk de lege kelk neer, en nam de zilveren kist mee met haar naar bed. Ze lag neer, en werd er zich van bewust hoe pijnlijk haar benen waren. Het voelde goed aan om daar enkel zo te liggen.

Ze leunde achterover, en liet haar hoofd rusten tegen het kleine, enkele hoofdkussen, en ze sloot haar ogen, enkel voor een seconde. Ze was besloten om ze een enkel moment later te openen, en de brief van haar vader te lezen.

Maar op het moment dat haar ogen zich sloten, werd ze overvallen door een ongelooflijk gevoel van uitputting. Ze kon ze niet openen, zelfs niet wanneer ze het zou proberen. Binnen enkelen seconden, sliep ze vast.


*

Caitlin stond op de vloer van het Romeinse Colosseum, gekleed in een volledige gevechtsuitrusting, en ze hield een zwaard vast. Ze was klaar om gelijk wie die haar aanviel uit te dagen – inderdaad, ze voelde de drang om te vechten. Maar toen ze in iedere richting ronddraaide, zag ze dat het stadion leeg was. Ze keek op naar de rijen van zitjes, en zag dat het gehele ruimte leeg was.

Caitlin knipperde met haar ogen, en wanneer ze haar ogen opende, bevond ze zich niet langer in het Colosseum, maar eerder in het Vaticaan, in de Sixtijnse Kapel. Ze hield nog steeds haar zwaard vast, maar ze was nu gekleed in een gewaad.

Ze keek neer op de kamer, en zag honderden vampiers, netjes op een rij, gekleed in witte gewaden, met gloeiende blauwe ogen. Ze stonden geduldig langs de muur, stil en perfect in de houding.

Caitlin liet haar zwaard vallen in de lege kamer, en het kwam neer met een geklingel. Ze liep traag naar de hogepriester, ze stak haar hand uit, en nam van hem een enorme zilveren kelk aan, gevuld met wit bloed. Ze dronk ervan, en de vloeistof vloeide rijkelijk en liep langs haar wangen.

Plotseling, bevond Caitlin zich alleen in de woestijn. Ze was blootsvoets aan het lopen op het kokendhete zand, de zon matte haar af, en ze had een gigantische sleutel in haar hand. Maar de sleutel was zo groot – onnatuurlijk groot – en het gewicht ervan drukte haar naar beneden.

Ze wandelde en wandelde, naar lucht snakkend in de hitte, totdat ze eindelijk, bij een grote berg kwam. Op de top van deze berg, zag ze een man staan, hij keek glimlachend naar beneden.

Ze wist dat het haar vader was.

Caitlin zette het op een spurten, ze rende voor alles wat ze waard was, ze probeerde op de berg te komen, om dichter en dichter tot bij hem te komen. Terwijl ze dit deed, ging de zon steeds hoger staan, en voelde ze steeds heter aan in de hemel, en ze stevende op haar af, en het was alsof de zon recht van achter haar vader zelf vandaan kwam. Het was net alsof hij de zon was, en dat ze er recht naartoe ging.

Het werd steeds heter tijdens haar beklimming, steeds hoger, en ze snakte naar adem toen ze dichterbij kwam. Hij stond er met uitgestrekte armen, aan het wachten om haar in zijn armen te nemen.

Maar de heuvel werd steeds steiler, en ze was gewoon te moe. Ze kon niet meer verdergaan. Ze stortte in waar ze zich bevond.

Caitlin knipperde met haar ogen, en wanneer ze ze opende, zag ze haar vader gebogen over haar staan, hij keek naar beneden met een warme glimlach op zijn gezicht. “Caitlin,” zei hij. “Mijn dochter. Ik ben zo trots op jou.”

Ze trachtte om hem de hand te reiken, om hem vast te houden, maar de sleutel lag nu helemaal op haar, en het was te zwaar, ze werd vastgepind.

Ze keek op naar hem, ze probeerde te praten, maar haar lippen waren gebarsten en haar keel was te schor.

“Caitlin?”

“Caitlin?”

Caitlin opende haar ogen in het begin, een beetje gedesoriënteerd.

Ze keek naar boven, en ze zag een man op de rand van haar bed zitten, hij keek glimlachend op haar neer.

Hij stond nu over haar, en streek zachtjes het haar uit haar ogen.

Was dit nog altijd een droom? Ze voelde het koude zweet op haar voorhoofd, ze voelde dat hij haar polsen aanraakte, en ze bad dat het niet zo was.

Omdat hier, voor haar, de liefde van haar leven zat, en hij glimlachte.

Caleb.




HOOFDSTUK DRIE


Sam opende zijn ogen een beetje opgeschrikt. Hij staarde naar de lucht, en hij keek uit op de stam van een enorme eikenboom. Hij knipperde verschillende keren met zijn ogen, en vroeg zich af waar hij was.

Hij voelde iets zachts op zijn rug, en het voelde heel comfortabel aan, en hij keek nog wat verder, en hij realiseerde zich dat hij op een bed van mos lag op de bodem van het bos. Hij keek terug naar boven, en hij zag dozijnen bomen boven hem uit toornen, terwijl ze zwiepten in de wind. Hij hoorde een gorgelend geluid, en keek in de richting waar het vandaan kwam, en zag een beek stromen, op maar een meter van zijn hoofd.

Sam zat nu rechtop en keek rond, hij tuurde in elke richting, en nam alles in zich op. Hij was nu diep in het woud, alleen, het enige licht was het licht dat door de takken van de bomen scheen. Hij hield zichzelf in bedwang en ontdekte dat hij volledig aangekleed was, in dezelfde gevechtsuitrusting die hij in het Colosseum had aangehad. Het was rustig hier, het enige geluid was dat van de beek, van de vogels, en van een paar dieren ver weg.

Sam kwam erachter, tot zijn geruststelling, dat het tijdreizen gelukt was. Hij was duidelijk in een ander tijdvak en op een andere plaats beland – hoewel, hij geen idee had van waar en wanneer hij zich bevond.

Sam controleerde langzaam zijn lichaam, en kwam tot de ontdekking dat hij geen zware verwondingen had opgelopen, en dat hij nog heel was. Hij voelde de grote honger knagen in zijn buik, maar hij kon er mee leven. Eerst moest hij te weten komen waar hij was.

Hij strekte zijn hand naar beneden uit om te voelen of hij soms wapens bij hem droeg.

Jammer genoeg, had geen enkel wapen de reis overleefd. Hij was weer op zijn eentje, en afhankelijk van alleen maar zijn eigen blote handen.

Hij vroeg zich af of hij nog vampierkrachten bezat. Hij werd gewaar dat er nog steeds een onnatuurlijke kracht door zijn aders stroomde, en het voelde dus aan of het zo was. Maar, hij kon er niet zeker van zijn, totdat het tijdstip zou komen.

En dat tijdstip kwam vlugger dan hij zelf had gedacht.

Sam hoorde een tak afbreken, en zag een grote beer op hem afkomen, traag, en agressief. Hij stond aan de grond genageld. Het dier staarde hem boos aan, het liet zijn hoektanden zien en gromde.

Een seconde later, zette het dier een sprint in, en stevende het recht op hem af.

Sam had geen tijd om het op een lopen te zetten, en er was nergens waar hij naartoe kon lopen. Hij realiseerde zich dat hij geen andere keuze had dan de confrontatie met het dier aan te gaan.

Maar vreemd genoeg, voelde Sam, in plaats van door angst overvallen te worden, een razende woede door zich heen gaan. Hij was razend op het dier. Hij had er een hekel aan aangevallen te worden, zeker wanneer dit gebeurde vooraleer hij de kans had om zich van de situatie te vergewissen. Dus zonder er verder over na te denken, stormde Sam ook recht vooruit, om het gevecht met de beer aan te gaan, op dezelfde manier als dat hij dat zou doen bij een gevecht met een mens.

Sam en de beer kwamen elkaar halverwege tegemoet. De beer deed een uitval en Sam pareerde de uitval op zijn beurt. Sam voelde de kracht door zijn aders lopen, en dat vertelde hem dat hij onoverwinnelijk was.

Toen hij de beer midden in de lucht tegenkwam, wist hij dat hij het bij het juiste eind had. Hij pakte de beer beet bij zijn schouders, hield hem goed vast, hij draaide hem in het rond, en zwierde hem weg. De beer vloog achterwaarts door de bossen, om meters verder, hard tegen een boom aan te smakken.

Sam stond daar en gromde terug naar de beer, een zeer luid grommen was het, zelfs nog luider dan van het dier zelf. Hij voelde zijn spieren en aders opwellen in zijn lichaam terwijl hij dit deed.

De beer krabbelde traag terug op zijn poten, hij wankelde en keek in shock naar Sam. Hij mankte nu bij het lopen, en na een paar aarzelende stappen te hebben gezet, deed hij ineens zijn kop naar beneden, hij draaide om en rende weg.

Maar Sam liet het dier niet zo vlug wegkomen. Hij was woest nu, en hij voelde zich alsof er niets in de wereld was wat zijn honger zou kunnen stillen. En hij had honger. Hij zou het de beer betaald zetten.

Sam zette een sprint in, en tot zijn grote genoegen, ontdekte hij dat hij sneller dan het dier was. Binnen enkele momenten, had hij het ingehaald, en met een enkele sprong, kwam hij op de rug van de beer terecht. Hij leunde achterover en zette zijn hoektanden diep in zijn nek.

De beer huilde van angst, en sloeg wild om zich heen, maar Sam zette door. Hij zette zijn hoektanden er nog dieper in, en binnen enkele momenten, voelde hij de beer naast hem op zijn knieën zakken. Uiteindelijk bewoog hij niet meer.

Sam lag er bovenop terwijl hij aan het drinken was, hij voelde zijn levenskracht door zijn aders stromen.

Uiteindelijk leunde Sam achterover, en likte hij zijn lippen af, ze het bloed droop eraf. Hij had zich nog nooit zo fris gevoeld. Dit was exact de maaltijd die hij nodig had gehad.

Sam stond net terug recht op zijn benen, wanneer hij een andere twijg hoorde afbreken.

Hij keek in de richting, en daar stond, in een vrij stuk van het woud, een jong meisje van misschien 17, gekleed in een dunne, helemaal witte stof. Ze stond daar, ze droeg een mandje, en staarde in shock naar hem terug. Haar huid was doorschijnend wit, en haar lange lichtbruine haar, omkaderde haar grote blauwe ogen. Ze was mooi.

Ze staarde terug naar Sam, en was evenzeer gefixeerd.

Hij werd er zich van bewust dat ze waarschijnlijk angst van hem had, bang dat hij haar zou aanvallen, hij realiseerde zich dat hij er verschrikkelijk moet uitgezien hebben, zo bovenop een beer, met bloed in zijn mond. Hij wilde haar niet doen schrikken.

Dus sprong hij van het dier af, en zette verschillende stappen in haar richting.

Tot zijn verbazing, gaf ze geen krimp, of probeerde ze niet weg te komen. In de plaats daarvan, bleef ze staren naar hem, zonder angst.

“Maak je geen zorgen, ” zei hij. “Ik zal je geen pijn doen.”

Ze glimlachte. Dat verbaasde hem. Ze was niet alleen mooi, maar ze had ook echt geen angst. Hoe was dat mogelijk?

“Natuurlijk wil je dat niet,” zei ze. “Je bent een van de mijnen.”

Nu was het Sams beurt om gechoqueerd te zijn. De seconde dat ze de woorden uitsprak, wist hij dat het waar was. Hij had eerst iets gevoeld toen hij haar voor het eerst zag, en nu wist hij het. Ze was een van de zijnen. Een vampier. Dat is waarom ze geen angst had.

“Een leuke overwinning,” zei ze, terwijl ze naar de beer gebaarde. “Een beetje slordig, vind je niet? Waarom zou je niet achter een hert gaan?”

Sam glimlachte. Ze was niet alleen mooi – ze was grappig.

“Misschien doe ik dat de volgende keer wel,” antwoordde hij terug.

Ze glimlachte.

“Zou je me kunnen zeggen welk jaar het is?” vroeg hij. “Of de eeuw, tenminste?”

Ze glimlachte alleen maar, en schudde haar hoofd.

“Ik denk dat ik je daar zelf wil laten achter komen. Als ik het je zou vertellen, dan zou het niet meer leuk zijn, of wel soms?”

Sam vond haar leuk. Ze had pit. En hij voelde zich goed bij haar, alsof hij haar altijd al gekend had.

Ze zette een stap naar voor, en stak haar hand uit. Sam nam ze vast, en hield van hoe haar zachte, doorzichtige huid aanvoelde.

“Ik ben Sam,” zei hij, en hij schudde haar hand, die hij te lang vasthield.

Ze glimlachte nu wat breder.

“Ik weet het,” zei ze.

Sam was uit zijn lood geslagen. Hoe was het mogelijk dat ze dit wist? Had hij haar eerder ontmoet? Hij kon het zich niet herinneren.

“Ik werd naar jou toe gezonden,” voegde ze er aan toe.

Ze draaide zich plotseling om, en ze ging verder langs een bospad.

Sam haastte zich om haar in te halen, ervan uitgaande dat ze wilde dat hij haar zou volgen. Omdat hij niet goed uitkeek waar hij naartoe ging, voelde hij zich opgelaten omdat hij over een tak gestruikeld was; hij hoorde haar giechelen op het moment dat het gebeurde.

“Zo?” probeerde hij haar aan te sporen. “Ga je mij je naam nog vertellen?”

Ze giechelde nog een keer.

“Wel, ik heb een officiële naam, maar die gebruik ik bijna nooit,” zei ze.

Dan draaide ze zich om, om hem aan te kijken, en wachtte ze to hij haar ingehaald had.

“Als je het dan toch wil weten, iedereen noemt me Polly.”




HOOFSTUK VIER


Caleb hield de grote middeleeuwse deur open, en terwijl hij dat deed, stapte Caitlin de abdij buiten, en zetten ze haar eerste stappen in het vroege ochtendlicht. Met Caleb aan haar zijde, keek ze naar de naderende zonsopgang. Hier boven op de heuvel van Montmartre, was ze in de mogelijkheid om rond te kijken, en kon ze heel Parijs voor zich uitgestrekt zien liggen. Het was een mooie, bruisende stad, een mengeling van klassieke architectuur, en eenvoudige huizen, van kasseistraten, en zandwegen, van bomen en stedelijkheid. De lucht vermengde zich in miljoenen zachte kleuren, en dit is wat de stad zo levendig maakte. Het was magisch.

Nog magischer was de hand die ze in de hare voelde glijden. Ze keek even op, en zag dat Caleb naast haar stond, en samen met haar van het uitzicht aan het genieten was, en ze kon amper geloven dat het echt was. Ze kon het amper geloven dat hij het echt was, en dat ze echt hier waren. Samen. Dat hij wist wie zij was. Dat hij zich haar kon herinneren. Dat hij haar gevonden had.

Ze vroeg zich opnieuw af, of ze echt uit een droom was ontwaakt, en of ze niet nog steeds aan het slapen was.

Maar toen zij daar zo stond, en wat steviger in zijn hand kneep, toe wist ze dat ze echt wakker was. Ze had zich nog nooit zo overgelukkig gevoeld. Ze had zolang op de vlucht geweest, maar ze was op tijd teruggekomen, gedurende al die eeuwen, en van zover, alleen maar om bij hem te zijn. Alleen maar om er zeker van te zijn dat hij terug in leven was. Wanneer hij zich haar niet kon herinneren in Italië, was ze er het hart van in geweest.

Maar nu dat hij hier was, en bij leven, en dat hij zich haar kon herinneren – en nu dat hij helemaal van haar was, en single, zonder dat Sera erbij was – vervulde haar hart zich met een nieuwe emotie, en met nieuwe hoop. Ze had zich nooit in haar stoutste dromen kunnen voorstellen dat het allemaal zo perfect zou kunnen uitdraaien, dat het inderdaad echt zou kunnen werken. Ze was echt overweldigd, ze wist zelfs niet waar te beginnen, of wat te zeggen.

Voor dat ze iets kon zeggen, stak hij van wal.

“Parijs,” zei hij, terwijl hij zich naar haar keerde met een glimlach. “Er bestaan zekere slechtere plaatsen om samen te zijn.”

Ze glimlachte terug.

“Heel mijn leven lang, heb ik het altijd al willen zien,” antwoordde ze.

Met iemand waar ik van hou, had ze er aan willen toevoegen, maar ze stopte met praten. Het voelde of het zolang geleden was sinds ze aan de zijde van Caleb had gestaan, dat ze zich inderdaad weer zenuwachting begon te voelen. Op een of andere manier, voelde het aan alsof ze voor eeuwig en altijd al met hem samen was geweest – langer dan voor eeuwig en altijd – maar in sommige opzichten, voelde het alsof ze hem voor de eerste keer ontmoette.

Hij stak zijn hand uit, met de palm naar boven.

“Zou je het samen met mij willen zien?” vroeg hij.

Ze stak ook haar hand uit, en legde ze in die van hem.

“Het wordt een lange wandeling terug,” zei ze, terwijl ze neerkeek op de steile heuvel, die de hele weg terugliep, kilometers lang, en glooiend, tot in Parijs.

“Ik was aan het denken aan een ietwat spectaculairdere manier,” antwoordde hij. “Vliegen.”

Ze rolde haar schouderbladen terug, en probeerde te voelen of haar vleugels werkten. Ze voelde zich zo verjongd, zo opgeknapt van dat drankje, van het witte bloed – maar ze was er nog altijd niet zeker van dat ze kon vliegen. En ze voelde zich niet klaar om van een berg te springen in de hoop dat haar vleugels haar konden dragen.

“Ik denk niet dat ik er al klaar voor ben,” zei ze.

Hij keek naar haar, en begreep het.

“Vlieg samen met mij,” zei hij, en dan voegde hij eraan toe, met een glimlach, “net zoals vroeger.”

Ze glimlachte, ging achter hem staan, en hield zijn rug en zijn schouders vast. Zijn gespierde lichaam voelde zo goed aan in haar armen.

Hij maakte plots een sprong in de lucht, zo vlug, dat ze amper de tijd had om zich goed vast te houden.

Voor dat ze het wist, waren ze aan het vliegen, zij hield zich vast aan zijn rug, terwijl ze naar beneden keek, en haar hoofd op zijn schouderblad liet rusten. Ze voelde die vertrouwde kriebels in haar buik, wanneer ze gingen dalen, en laag beneden kwamen, dichtbij de stad, tijdens de zonsopgang, het was adembenemend.

Maar niets was zo adembenemend dan opnieuw bij hem te zijn, hem vast te houden, gewoon samen te zijn. Ze was amper een uur bij hem geweest, en nu al was ze aan het bidden dat ze nooit meer gescheiden zouden zijn.


*

Het Parijs waar ze overvlogen, het Parijs van 1789, was in zoveel opzichten gelijkend op de foto’s van Parijs die ze gezien had in de 21


eeuw. Ze herkende zoveel gebouwen, de kerken, de torens, de monumenten. Ondanks dat het honderden jaren oud was, zag het er bijna helemaal hetzelfde uit als dezelfde stad in de 21


eeuw. Zoals Venetië en Florence, zo weinig was er veranderd in enkel een paar honderd jaar.

Maar in andere opzichten, was het zeer verschillend. Het was nog niet zo uitgebouwd. Hoewel sommige straten geplaveid waren met kasseistenen, waren andere nog steeds stoffig. Het was duidelijk nog niet zo geconcentreerd, en tussenin de gebouwen waren nog steeds groepjes bomen, bijna zoals een stad die gebouwd werd in een oprukkend woud. In de plaats van auto’s, waren er paarden, koetsen, en mensen die in het stof liepen of karren voorduwden. Alles was trager, en rustiger.

Caleb dook nog lager, totdat ze boven de daken van de gebouwen aan het vliegen waren. Wanneer ze de laatste voorbij waren, opende de lucht zich plots, en voor hen ontvouwde zich de rivier de Seine, die de stad recht doormidden sneed. Ze zag er gloeiend geel uit in het vroege ochtenlicht, en het was adembenemend voor haar.

Caleb dook laag, en vloog er net boven, en zij verbaasde zich over de schoonheid van de stad, en hoe romantisch het was. Ze vlogen over het kleine eiland, het Ile de la Cite, en ze kon de Notre Dame onder haar herkennen, met zijn hoge toren die boven alles uittorende.

Caleb dook nu nog lager, tot juist boven het water, en de vochtige rivierlucht verkoelde hen op deze hete julimorgen. Caitlin keek op en zag Parijs langs de beiden kanten van de rivier, terwijl ze boven en onder de talrijke, voetgangersbruggen met kleine bogen vlogen, die de ene kant van de rivier met de andere verbinden. Dan deed Caleb hen weer stijgen, en bracht hij hen naar een kant van de rivieroever, en zette hij hen zachtjes neer, achter een grote boom, uit het zicht van alle voorbijgangers.

Ze keek rond, en zag dat hij hen naar een enorm, statig park met tuinen gebracht had, dat zich mijlenver leek uit te strekken, recht naast de rivier.

“De Tuilerieën,” zei Caleb. “Dezelfde tuin als die in de 21


eeuw. Er is niets veranderd. Het is nog altijd de meest romantische plaats van Parijs.”

Met een glimlach, kwam hij dichterbij en nam hij haar hand. Ze begonnen alle twee te slenteren, langs een pad dat zich een weg baande door de tuin. Ze had zich nog nooit zo gelukkig gevoeld.

Ze popelde om hem zoveel vragen te stellen, zoveel dingen die niet konden wachten, en die ze hem wou zeggen, ze wist amper waar te beginnen. Maar, ze moest ergens beginnen, zo kwam ze op het idee om te beginnen met wat haar het eerst voor de geest kwam.

“Dank je,” zei ze, “voor Rome. Voor het Colosseum. Om me te redden,” zei ze. “Als je niet gekomen zou zijn, op dat moment, dan weet ik niet wat er gebeurd zou zijn.”

Ze draaide zich om en keek hem aan, opeens voelde ze zich onzeker. “Herinner je je dat?” vroeg ze ongerust.

Hij draaide zich om en hij keek haar aan, en knikte, en ze zag wat hij deed. Eindelijk waren ze tenminste op dezelfde golflengte. Hun geheugens werkten terug. En dat alleen betekende alles voor haar.

“Maar ik heb je niet gered”, zei hij. “Je redde jezelf erg goed zonder mij. In tegendeel, je hebt mij gered. Gewoon om bij jou te zijn – Ik weet niet wat ik zou doen zonder jou”, zei hij.

Terwijl hij in haar hand kneep, voelde ze dat haar hele wereld langzaam maar zeker aan het herstellen was van binnenin.

Terwijl ze door de tuin kuierden, staarde ze met verbazing naar al de soorten bloemen, de fonteinen, de standbeelden. Het was een van de meest romantische plaatsen waar ze ooit was geweest.

“En het spijt me,” voegde ze eraan toe.

Hij keek naar haar, en ze was bang om het te zeggen.

“Van je zoon.”

Zijn gezicht werd donker, en terwijl hij zich afwendde, zag ze echt verdriet op zijn gezicht opflakkeren.

Stom, dacht ze. Waarom moet je nu altijd het moment verknoeien? Waarom had je nu niet tot later kunnen wachten?

Caleb slikte en knikte, te zeer aangedaan door zijn verdriet om zelfs te kunnen spreken.

“En het spijt me van Sera,” voegde Caitlin toe. “Het was nooit mijn bedoeling geweest om tussen jullie beide in te komen staan.”

“Je moet geen spijt hebben,” zei hij. “Dat had niets met jou te maken. Dat was tussen haar en mij. We waren nooit voorbestemd om samen te zijn. Het voelde verkeerd van in het begin.”

“En dan tenslotte, had ik je willen vertellen dat ik me wil verontschuldigen voor wat gebeurde in New York,” voegde ze eraan toe, en ze was blij dat ze dit kwijt kon. “Ik zou je nooit neergestoken hebben, als ik had geweten dat jij het was. Ik zweer het, ik dacht dat je iemand ander was, die van gedaante gewisseld was. Ik zou nog in geen miljoen jaar gedacht hebben dat jij het echt was.”

Ze voelde de tranen opwellen toen ze eraan dacht.

Hij stopte en keek haar aan, en hield haar schouders vast.

“Dat spelt allemaal geen rol meer nu,” zei hij, gemeend. “Je kwam terug om mij te redden. En ik weet dat je dat je daar een hoge kostprijs moest voor betalen. Misschien zou het ook helemaal niets helpen. En je riskeerde je leven voor mij. En je gaf je kind op voor mij,” zei hij, terwijl hij weer naar beneden keek in een verdrietig moment. “Ik hou meer van jou dan ik kan uitleggen,” zei hij, terwijl hij nog steeds naar de grond keek.

Hij keek haar met natte ogen aan.

Op dat moment, kusten ze elkaar. Ze voelde zichzelf smelten in zijn armen, ze voelde haar hele wereld tot rust komen, terwijl ze zolang kusten, dat het wel eeuwig leek. Het was het beste moment dat ze ooit met hem had gedeeld, en in sommige opzichten, voelde het alsof ze hem voor de eerste keer leerde kennen.

Eindelijk, langzaamaan, kwamen ze eruit los, en keken ze diep in elkaars ogen.

Dan keken ze alle twee ingetogen de andere kant uit, ze namen elkaars handen vast, en ze vervolgden hun wandeling door de tuinen, langs de rivier. Ze merkte hoe mooi, hoe romantisch Parijs was, en ze was er zich van bewust dat op dat moment, al haar dromen aan het uitkomen waren. Dat was alles wat ze van het leven verlangde. Om met iemand te zijn die van haar hield – die echt van haar hield. Om in zulk een mooie stad te vertoeven, zulk een romantische plaats. Om te voelen dat ze een leven voor zich kon hebben.

Caitlin voelde de met juwelen bedekte kistje in haar zak, en ze had er een hekel aan. Ze wilde het niet openen. Ze hield erg veel van haar vader, maar ze wilde geen brief van hem lezen. Ze wist op dat moment dat ze de missie niet langer wilde verder zetten. Ze wilde het risico niet langer lopen om terug te hoeven reizen in de tijd, of om nog andere sleutels te hoeven vinden. Ze wilde alleen maar hier zijn, in deze tijd, in deze plaats, met Caleb. In vrede. Ze wilde niet dat iets zou veranderen. Ze was vastbesloten om al het mogelijke te doen wat ze moest doen om hun kostbare tijd samen te bewaken, om hen echt samen te houden. En een deel van haar, voelde dat zo aan dat dit betekende dat ze de missie moest opgeven.

Ze draaide zich om en ze keek hem aan. Ze was zenuwachtig om het hem te vertelen, maar ze vond dat ze het moest doen.

“Caleb,” zei ze, “Ik wil niet langer op zoek gaan. Ik ben mij ervan bewust dat ik een bijzondere missie heb, dat ik anderen moet helpen, dat ik het Schild moet vinden. En het mag dan wel egoïstisch lijken, en het spijt me als dat zo is. Maar ik wil alleen maar bij jou blijven. En dat is wat nu het belangrijkste voor is voor mij. Om in deze tijd te blijven, en op deze plaats. Ik heb het gevoel dat als we voortgaan met zoeken, dat we dan in een ander tijdperk terecht zullen komen, op een andere plaats. En dat we een volgende keer, niet samen zullen zijn…” Caitlin stopte, en realiseerde zich dat ze aan het huilen was.

Ze haalde diep adem in de stilte. Ze vroeg zich af wat hij van haar dacht, en hoopte dat hij het niet zou afkeuren.

“Kun je dat begrijpen?” vroeg ze, behoedzaam.

Hij staarde weg in de horizon, en keek ongerust, en uiteindelijk draaide hij om en keek hij haar aan. Haar eigen ongerustheid groeide.

“Ik wil mijn vaders brief niet lezen, of meer aanwijzingen vinden. Ik wil alleen dat wij samen zijn. Ik wil dat de dingen exact zo blijven zoals ze nu zijn. Ik wil niet dat er iets verandert. Ik hoop dat je me hierdoor niet haat.”

“Ik zou je nooit haten,” zei hij zachtjes.

“Maar je gaat niet akkoord?” drong ze aan. “Je denkt dat ik de missie zou moeten verder zetten?”

Hij keek de andere richting uit, maar hij zei niets.

“Wat is het?” vroeg ze. “Ben je bezorgd over de anderen?”

“Ik neem aan dat ik dat zou moeten zijn,” zei hij. “En dat ben ik ook. Maar ik heb ook egoïstische redenen. Ik denk…ergens in mijn achterhoofd was ik aan het hopen dat als we het Schild vonden, dat het op een of andere manier zou helpen om mijn zoon Jade terug te brengen.

Caitlin voelde zich verschrikkelijk schuldig, wanneer ze zich realiseerde dat hij het feit dat ze de missie wou opgeven, vergeleek met voor altijd afscheid nemen van zijn zoon.

“Maar zo is het niet,” zei ze. “We weten niet of we het schild zullen vinden, zelfs niet of het wel bestaat, dat het hem zou kunnen terugbrengen. Maar we weten dat als we het niet zoeken, dat we dan samen kunnen zijn. Dit gaat over ons. Dat is het belangrijkste voor mij.” Ze stopte even. “Is dat het belangrijkste voor jou?”

Hij keek verder uit op de horizon, en knikte. Maar hij keek haar niet aan.

“Of hou je alleen maar van mij omdat ik je kan helpen om het Schild te vinden?” vroeg ze.

Ze was gechoqueerd door zichzelf, door het feit dat ze de moed had om de vraag uit te spreken. Het was een vraag die in haar hoofd bleef spoken vanaf de dag dat ze hem had leren kennen. Hield hij alleen maar van haar omwille van waar ze hem zou kunnen bij helpen? Of hield hij van haar omwille van wie ze was? Nu had ze eindelijk de vraag gesteld.

Haar hart bonkte hevig terwijl ze op het antwoord wachtte.

Eindelijk, draaide hij zich om, en keek haar diep in de ogen. Hij stak zijn handen uit naar boven, en aaide langzaam haar wang met de rug van zijn hand.

“Ik hou van jou, omwille van jezelf,” zei hij. “En dat heb ik altijd gedaan. En als het betekent dat met jou samen zijn, betekent dat ik de zoektocht naar het Schild moet staken, dan is dat wat ik zal doen. Ik wil ook met jou samen zijn. Ik wil op zoek gaan, ja. Maar jij bent nu belangrijker voor mij.”

Caitlin glimlachte, ze voelde iets in haar hart, wat ze nooit voorheen gevoeld had. Een gevoel van vrede, van stabiliteit. Niets kon hun nu nog in de weg staan.

Hij wreef het haar uit haar gezicht, en begon te glimlachen.

“He is grappig,” zei hij, “Ik heb hier nogal eens gewoond. Eeuwen geleden. Niet in Parijs, maar in dit land. Het was een klein kasteeltje. Ik weet niet of het nog bestaat. Maar we kunnen er naar zoeken.”

Ze glimlachte, en hij laadde haar plotseling op zijn rug en maakte een sprong in de lucht. Enkele momenten later, vlogen ze hoog boven Parijs in de lucht, en gingen ze op weg naar het binnenland, op zoek naar zijn thuis.

Hun thuis.

Caitlin had zich nog nooit zo gelukkig gevoeld.




HOOFDSTUK VIJF


Sam vond het moeilijk om Polly bij te houden terwijl ze verder liep. Ze praatte zo snel, en ze leek nooit te stoppen, terwijl ze van de ene gedachte op de andere sprong. Hij voelde zich nog steeds compleet ontregeld door de tijdreis, door deze nieuwe verblijfplaats – hij moest dit alles zien te verwerken.

Maar ze hadden nu al zeker een half uur gewandeld, en hij struikelde over twijgjes terwijl hij haar door het woud volgde, met haar fikse tred, en ze stopte maar niet met praten. Hij kon er amper een woord tussen. Ze bleef maar doorgaan over “het paleis” en “het hof”, en over de leden van haar coven en een nakend concert en een man met de naam Aiden. Hij had geen idee waarover ze het had, of waarom ze naar hem aan het zoeken was – of zelfs waar ze hem naartoe bracht. Hij was vastbesloten om een paar antwoorden te krijgen.

“…natuurlijk, het is niet bepaald een fuif,” legde Polly uit, “maar, het zal nog steeds een verbluffend spektakel zijn – maar ik ben er niet geheel zeker van wat ik zal aandoen. Er zijn zoveel mogelijkheden, maar niet genoeg voor een deftig evenement zoals dit – ”

“Alsjeblief!” zei Sam eindelijk, terwijl ze vrolijk door het bos huppelde, “Het spijt mij dat ik je onderbreek, maar ik heb vragen voor jou. Alsjeblief. Ik heb antwoorden nodig.”

Ze stopte eindelijk met praten, en hij slaakte een zucht van opluchting. Ze keek hem aan met een soort van verbazing, alsof ze totaal vergeten was dat ze nu al een hele tijd aan het praten was geweest.

“Al wat je hoeft te doen, is het vragen!” zei ze op een gelukkige toon. En dan, voor hij kon antwoorden, voegde ze er ongeduldig aan toe, “Wel? Wat is het?”

“Je zei dat je naar me toe gestuurd werd,” zei Sam. “Door wie?”

“Dat is een gemakkelijke vraag,” zei ze, “Aiden.”

“Wie is dat?” vroeg Sam zich af.

Ze gniffelde, “Och, jij moet nog een heleboel leren? Hij was alleen maar de mentor van onze coven gedurende duizenden jaren. Ik ben er niet zeker van waarom hij geïnteresseerd in je is, of waarom hij mij op zulk een mooie dag met helemaal op een zwerftocht door het woud stuurt om jou op te halen. Volgens mij, zou je uiteindelijk in staat geweest zijn om je eigen weg te vinden. En dan zal ik maar zwijgen van de duizenden dingen die ik te doen had vandaag, en dat is met inbegrip van het zoeken naar een nieuwe jurk en – ”

“Alsjeblief,” zei Sam, terwijl hij probeerde zijn gedachte vast te houden vooraleer hij ze weer kwijt was. “Ik stel het echt op prijs dat je gekomen bent om mij op te halen en zo, en met alle respect,” zei hij, “maar waar het ook is waar we naartoe gaan, ik heb echt geen tijd. Je moet je realiseren dat ik om een welbepaalde reden naar hier terugkwam, op deze plaats, en deze tijd. Ik moet mijn zuster helpen. Ik moet haar vinden – en ik heb geen tijd voor welk plezierreisje dan ook.”

“Wel, ik zou dit bezwaarlijk een plezierreisje willen noemen,” zei Polly. “Aiden is alleen maar de meest gevraagde man van de hele hofhouding. Als hij geïnteresseerd is in jou, dan zou ik daar niet licht overgaan,” zei ze. “En wie dat ook is, waar je naar opzoek bent, als er iemand is die je de weg kan wijzen, dan is hij het wel.”

“Waar gaan we dan exact naartoe? En hoeveel verder is het nog?”

Ze zette verschillende stappen verder het woud in, en hij haastte zich om haar in te halen, zich afvragend of ze ooit een antwoord zou geven, of het antwoord ooit rechtuit zou zijn – wanneer, op dat moment, het woud zich plots opende.

Ze stopte, en hij stopte naast haar, bijna van zijn sokken geblazen.

Voor hen uit, lag een immens open veld, dat leidde naar onberispelijke formele tuinen in de verte, met gras dat in verfijnde vormen gesneden was in verschillende groottes. Het was mooi, zoals een levend kunstwerk.

Nog adembenemender was wat juist achter de tuinen lag. Het was een paleis, met een grootsere structuur dan wat Sam ooit gezien had in zijn leven. Het hele gebouw was opgetrokken uit marmer, en het reikte in elke richting zover als hij kon zien. Het was een klassiek, formeel ontwerp, met dozijnen van immens grote ramen, en een brede marmeren rij trappen die naar de ingang leidde. Hij wist dat hij ergens afbeeldingen van deze structuur had gezien, maar hij kon zich niet herinneren wat het was.

“Versailles,” zei Polly, ze gaf het antwoord, alsof ze zijn gedachten kon lezen. Hij keek naar haar, en zij glimlachte terug.

“Dit is waar we wonen. Je bent in Frankrijk. In 1789. En ik ben er zeker van dat Aiden je zal toestaan om ons te vervoegen, in de veronderstelling dat Marie het toelaat.”

Sam keek haar verbaasd aan.

“Marie?” vroeg hij.

Ze glimlachte nog breder, terwijl ze haar hoofd schudde. Ze draaide om en huppelde over het veld, in de richting van het paleis. Terwijl ze dat deed, riep ze over haar schouder.

“Waarom, Marie Antoinette, natuurlijk!”


*

Sam liep naast Polly, en ging de eindeloze trap op, in de richting van de voordeuren van het paleis. Terwijl hij verderging, nam hij alles wat hij rond zich zag in hem op. De grootsheid en de schaal van deze plaats waren verbluffend. Helemaal rond hem, bevonden zich mensen die op de gronden rondstruinden, vermoedelijk ging het om mensen van Koninklijken bloede, en ze waren gekleed in de fijnste kleren die hij ooit had gezien. Hij kon deze plaats maar niet bevatten. Als iemand hem had verteld dat hij aan het dromen was, dan zou hij hem geloven. Hij had nog nooit eerder in het gezelschap van leden van een Koninklijke familie vertoefd.

Polly was nog niet gestopt met praten, en hij had zijn uiterste best gedaan om te focussen op haar woorden. Hij vond het leuk om in haar omgeving te zijn, en hij genoot van haar gezelschap, ook al was het moeilijk om met zijn aandacht bij haar te blijven. Hij vond dat ze ook mooi was. Maar er was iets aan haar, dat hem onzeker maakte of hij zich werkelijk tot haar aangetrokken voelde, of dat hij haar gewoon leuk vond als een vriendin. Met zijn liefjes in het verleden, was het altijd lust op het eerste gezicht. Met Polly, was het meer een soort kameraadschap.

“Zie je, de Koninklijke familie woont hier,” zei Polly, “maar wij wonen hier ook. Zij willen ons hier hebben. Immers, we zijn de beste bescherming die ze zich kunnen wensen. We wonen samen in wat je een vriendelijke harmonie zou kunnen noemen. Het staat ten dienste van ons allebei. Met dit enorme woud, kunnen we onbeperkt jagen, een fantastische plaats om te wonen, en prima gezelschap. En in ruil daarvoor, helpen we de Koninklijke familie te beschermen. En dan vertel ik je nog niet dat er trouwens een paar bij zijn van de onzen.”

Sam keek haar verbaasd aan.

“Marie Antoinette?” vroeg hij.

Polly knikte lichtjes, als wou ze een geheim bewaren, maar daar niet toe in staat was.

“Maar vertel het tegen niemand,” zei ze. “Er zijn er ook nog een paar anderen. Maar de meeste leden van de Koninklijke familie zijn mensen. Ze willen bij ons zijn. Maar er zijn strikte regels hier, en het is niet toegestaan. Het is ons en hen. En het is niet toegestaan dat we die grens oversteken. Er zijn bepaalde leden van de Koninklijke familie waarvan we niet van willen dat ze teveel macht krijgen. En Marie wil het ook zo.

“Dit is trouwens de meest fabelachtige plaats. Ik kan me niet voorstellen dat het ooit zou stoppen. Er is feest na feest, eindeloze dansfeesten, bals, concerten… Er is er deze week een dat gewoon fantastisch zal zijn. Een opera trouwens. En ik heb mijn jurk al gekozen.”

Toen ze de deuren naderden, haastten verschillende bedienden zich om ze te openen. De gouden deuren waren massief, en Sam keek er naar, compleet overdonderd, wanneer hij er door liep.

Polly marcheerde recht door een enorme, marmeren gang, alsof ze er eigenaar van was, en Sam haastte zich om haar tred bij te houden. Terwijl ze voortliepen, keek Sam overal in het rond, hij was verbaasd door de weelde. Ze wandelden door eindeloze gangen die gemaakt waren van marmer, met enorme laaghangende kandelaars van kristal, die het licht reflecteerden van de dozijnen vergulde spiegels. De zon viel binnen, en reflecteerde het licht in elke richting.

Ze gingen door deur na deur, en eindelijk gingen ze een enorm hal binnen, gemaakt van marmer, met kolommen helemaal er rond. Verschillende wachten stonden in acht, wanneer Polly binnenkwam.

Polly giechelde gewoon, blijkbaar was ze immuun voor hen. “We trainen hier ook,” zei ze. “Ze hebben de beste faciliteiten. Aiden heeft ons op een strak schema gezet. Ik ben verbaasd dat hij me toestond om een pauze in te lassen om jou te komen halen. Je moet wel heel erg belangrijk zijn.”

“Waar is hij dan?” vroeg Sam. “Wanneer zal ik hem ontmoeten?”

“Maar, je bent toch ongeduldig, of niet soms? Hij is een druk bezet man. Het zou kunnen dat hij ervoor kiest of je gedurende een bepaalde tijd niet te ontmoeten. Of hij zou je direct kunnen oproepen. Maak je geen zorgen, je zult het wel te weten komen wanneer hij je wil zien. Geef het wat tijd. In tussentijd, werd ik gevraagd om jou je kamer te laten zien.”

“Mijn kamer?” vroeg Sam zich verbaasd af. “Wacht een secondje. Ik heb niet gezegd dat ik hier kon blijven. Zoals ik zei, ik moet echt mijn zuster vinden,” begon Sam te protesteren – mar op dat moment opende een enorm paar dubbele deuren zich voor hen uit.

Een entourage van Koninklijke familieleden kwam plotseling binnen, rond een vrouw in het midden, die gedragen werd op een Koninklijke troon.

Ze zetten haar neer, en wanneer ze dit deden, maakte Polly een lage buiging, en maande Sam aan om hetzelfde te doen. Hij deed dit ook.

Een vrouw die alleen maar Marie Antoinette kon zijn, kwam langzaam naar beneden, en zette verschillende stappen in hun richting, en ze stopte recht voor Sam, en ze gebood hem op te staan. Wat hij deed.

Ze bekeek Sam van onder tot boven, alsof hij een bezienswaardigheid was.

“Dus, jij bent de nieuwe jongen,” zei ze, expressieloos. Haar groene ogen, brandden met een intensiteit die hij nog nooit gezien had, en hij kon, inderdaad, aanvoelen dat ze een van hen was.

Uiteindelijk, na wat eeuwig leek te duren, knikte ze. “Interessant.”

Dat gezegd zijnde, wandelde ze snel aan hen voorbij, en haar entourage volgde snel.

Maar een iemand bleef achter, duidelijk een lid van de Koninklijke familie. Ze zag er ongeveer 17 uit, en ze was van kop tot teen gekleed in een koninklijk blauwe fluwelen jurk. Ze had de blankste huid die Sam ooit gezien had, in combinatie met lang, krullend blond haar, en doordringende groenblauwe ogen. Ze richtte ze recht op Sam, om in zijn ogen te kunnen kijken.

Hij voelde zich hulpeloos in haar aanblik, en het was onmogelijk om naar iets anders te kijken.

Ze was het mooiste meisje dat hij ooit had gezien.

Na verschillende seconden, zette zij een stap voorwaarts, en staarde ze nog dichter in zijn ogen. Ze stak haar hand uit, met de palm naar onder, het was duidelijk dat ze verwachtte dat hij haar hand zou kussen. Ze bewoog zich langzaam en trots voort.

Sam nam haar hand, en was geëlektrificeerd door de aanraking van haar huid. Hij trok haar vingers wat dichterbij, en kuste ze.

“Polly?” zei het meisje. “Zou je ons niet aan elkaar voorstellen?”

Het was geen vraag. Het was een bevel.

Polly schraapte haar keel, met tegenzin.

“Kendra, Sam,” zei ze. “Sam, Kendra.”

Kendra, Sam dacht, terwijl haar in haar ogen staarde, en een beetje schrok van de agressiviteit waarmee ze naar hem terugstaarde, alsof hij nu al haar eigendom was.

“Sam,” echode ze, met een glimlach. “Een beetje eenvoudig. Maar ik hou ervan.”




HOOFDSTUK ZES


Kyle sloeg door de stenen sarcofaag heen met een enkele klap. Hij brak in wel een miljoen stukjes, en hij wandelde gewoon de staande lijkkist uit, hij stond recht, en was klaar voor de actie.

Hij liet zich zien, en keek rond, hij was klaar om met iedereen te vechten die dichterbij kwam. Feitelijk hoopte hij dat iemand hem zou benaderen om met hem te vechten. Deze tijdreis was echt vervelend geweest, en hij was klaar om zijn woede op iemand te koelen.

Maar toen hij rondkeek, dan was de kamer tot zijn teleurstelling, helemaal leeg. Hij was er helemaal alleen.

Langzaam begon zijn woede zich te koelen. Hij was tenminste op de juiste plaats terechtgekomen, en in het juiste tijdperk. Hij wist dat hij eerder een veteraan was op het gebied van tijdreizen dan dat Caitlin dat was, en hij kon zich meer specifiek op een plaats richten. Hij keek rond, en tot zijn voldoening, zag hij dat hij aangeland was op exact de plaats waar hij wou zijn: Les Invalides.

Les Invalides was een plek waar hij altijd al van gehouden had, een plaats die belangrijk was geweest voor de wat slechtere van zijn soort. Een mausoleum, diep onder de grond, het was gemaakt van marmer, mooi versierd, met sarcofagen op een rij langs de muren. Het gebouw was cilindervormig, met een opgaand plafond van wel meer dan dertig meter hoog, dat een koepel vormde. Het was een sombere plaats, de perfecte rustplaats voor alle Franse elitesoldaten. Het was ook de plaats, wist Kyle, waar Napoleon op een dag begraven zou worden.

Maar nu nog niet. Het was nog maar 1789, en Napoleon, die kleine hufter, die leefde nog. Het was een van Kyle’s favorieten onder zijn eigen soort. Kyle realiseerde zich, dat hij nu ongeveer 20 jaar oud zou zijn, aan het begin van zijn carrière. Hij zou nog lang niet op deze plek begraven worden. Natuurlijk omdat hij van hun ras was, zou de begrafenis van Napoleon enkel een truc zijn, om de publieke massa te doen denken dat hij heen van hen was.

Kyle glimlachte terwijl hij eraan dacht. Hier stond hij, op de laatste rustplaats van Napoleon, voordat Napoleon zelfs “gestorven was”. Hij keek er naar uit om hem opnieuw te ontmoeten, om herinneringen op te halen uit vroegere tijden. Hij was immers een van de weinigen onder zijn volk die Kyle half respecteerde. Maar hij was ook een arrogante kleine hufter. Kyle zou hem date eens goed inpeperen.

Kyle wandelde langzaam over de marmeren vloer, zijn voetstappen lieten een echo na, en hij controleerde hoe hij eruitzag. Hij had betere dagen gekend. Hij was een oog verloren door dat verschrikkelijke kleine kind, de zoon van Caleb, en zijn gezicht was nog steeds mismaakt door wat Rexius hem had aangedaan in New York. Alsof dat nog niet genoeg was, had hij nu een grote wonde in zijn wang, van de speer dat Sam naar hem geworpen had in het Colosseum. Hij wist dat hij een wrak was.

Maar hij vond het ook wel leuk. Hij was een overlever. Hij leefde, en niemand was in staat geweest om hem te stoppen. En hij was bozer dan ooit. Niet alleen was hij vastbesloten om te verhinderen dat Caitlin en Caleb het Schild zouden vinden, maar nu was hij ook vastberaden om ervoor te zorgen dat ze er alle twee een prijs zouden moeten voor betalen. Om hen te laten lijden, net zoals hij geleden had. Sam stond nu ook op zijn lijst. Alle drie – hij zou niet stoppen voor hij ieder van hen langzaam gemarteld had.

Met een paar sprongen, schoot hij de marmeren trap op, stond hij in de hoogste tombe. Hij cirkelde rond, liep tot op het eind van de kapel, onder de enorme koepel, en bereikte de achterkant van het altaar. Hij betaste de leistenen muur, op zoek naar iets.

Eindelijk vond hij waar hij op zoek naar was. Hij duwde een verborgen luik opzij, en een geheim compartiment opende zich. Hij stak zijn hand erin, en trok er een lang, zilveren zwaard uit, waarvan het heft bezet was met juwelen. Hij hield het in het licht, en bestudeerde het met voldoening. Het was juist zoals hij het zich herinnerde.

Hij hing het over zijn rug, draaide om en ging verder in de gang, en bereikte de voordeur. Hij leunde even achterover, en met een enorme trap, vloog de grote eiken deur uit haar hengsels, deze echo van deze crash was te horen doorheen heel het gebouw. Kyle voelde zich voldaan, dat hij zijn volledige kracht nu al terughad.

Kyle zag dat het nog nacht was, en hij werd rustiger. Als hij het wilde, kon hij door de nacht vliegen, en recht op zijn doel afgaan – maar hij wou van zijn tijd genieten. Parijs was in 1789 een heel bijzondere plek. Het was nog steeds, zo herinnerde hij zich, vergeven van prostituees, alcoholisten, gokkers, criminelen. Ondanks de leuke bovenlaag en architectuur, was er leven in de onderbuik die lang en breed was. Hij hield ervan. Deze stad was voor hem om in te nemen.

Kyle hief zijn kin op, hij luisterde, voelde, en sloot zijn ogen. Hij kon Caitlin’s aanwezigheid sterk aanvoelen in deze stad. En die van Caleb’s. Hij was niet zo zeker van Sam, maar hij wist dat minstens twee van hen hier waren. Dat was goed. Al dat hij nu had te doen, was hen te vinden. Hij zou hen vlug genoeg bij toeval ontmoeten, en, zo stelde hij zich voor, hen allebei gemakkelijk kunnen doden. Parijs was een veel eenvoudigere plaats. Er was geen grote Raad van vampiers waar hij moest naar luisteren, zoals in Rome. Nog beter, er was een sterke, kwaadaardige coven hier, die geleid werd door Napoleon. En Napoleon stond bij hem in het krijt.

Kyle besloot dat het zaak zou zijn om het eerst dat kleine onderdeurtje op te sporen en ervoor te zorgen dat hij hem deed boeten. Hij zou alle mannen van Napoleon inlijven om hen alles te laten doen wat ze maar konden om Caitlin en Caleb op te sporen. Hij wist dat de mannen van Napoleon nuttig konden zijn wanneer hij tegenstand zou ondervinden. Dit keer zou hij niets aan het toeval overlaten.

Maar hij had nog tijd. Hij zou zich eerst voeden, en dan ervoor zorgen dat hij voeten aan de grond zou krijgen. Plus, dat zijn plan al in gang was gezet. Voor dat hij Rome had verlaten had hij Sergei, zijn oude metgezel opgespoord, en hij had hem op voorhand naar hier gestuurd, als verkenner. Als alles volgens plan was gegaan, was Sergei hier al, en was hij hard aan het werk geweest, bij het uitvoeren van hun missie, door de coven van Aiden te infiltreren. Kyle zette een brede glimlach op. Er was niets waar hij meer van hield dan van een verrader, dan van een kleine wezel zoals Sergei. Hij was een nuttig klein speelgoedje geworden.

Kyle sprong van de trappen naar beneden zoals een schooljongen, vervuld van vreugde, en klaar om recht in de stad te duiken, om alles te nemen wat hij maar wilde.

Terwijl Kyle zijn weg vervolgde in de straat, werd hij benaderd door een kunstenaar die een doek en een penseel vasthield, en gebaarde dat hij Kyle toestemming vroeg om zijn portret te schilderen. Als er nu iets was waar Kyle een hekel aan had, dan was het iemand die zijn portret wilde tekenen. Hij was echter in zulk een goede bui, dat hij besloot om de man te laten leven.

Maar wanneer de man bleef aandringen, door Kyle op een agressieve manier te volgen, dreef hij het te ver. Kyle strekte zich uit, en greep naar zijn penseel, en stak het recht tussen de man zijn ogen. Een seconde later, viel de man dood neer.

Kyle nam het doek, en scheurde het stuk over zijn lijk.

Kyle vervolgde zijn weg, en was erg tevreden met zichzelf. Dit was al een goede nacht aan het worden.

Terwijl hij in een kasseisteegje liep, en naar het district ging dat hij zich herinnerde, begon alles er weer bekend uit te zien. Verschillende prostituees flankeerden de straten, en ze wenkten hem. Tezelfdertijd, strompelden twee grote mannen uit een bar, ze waren duidelijk dronken, en botsten hard op Kyle, omdat ze niet zagen waar ze naartoe gingen.

“Hee, idioot!” zo schreeuwde een van hen naar hem.

De andere draaide zich om naar Kyle. “Hee, eenoog!” riep hij. “Kijk eens uit waar je loopt!”

De grote man strekte zich uit om Kyle een harde stomp op zijn borst te geven.

Maar hij deed zijn ogen wijd open van verbazing wanneer zijn stop niet gewenste effect had. Kyle had helemaal geen krimp gegeven; het was net hetzelfde als een stenen muur proberen om te duwen.

Kyle schudde langzaam zijn hoofd, en verbaasde zich erover hoe dom deze mannen waren. Voor dat ze konden reageren, reikte hij naar achteren over zijn schouder, en trok hij zijn zwaard met een klinkend geluid, en in een zwierende beweging hakte hij allebei hun hoofden af, in een fractie van een seconde.

Hij keek met voldoening hoe hun hoofden rolden, en hoe allebei hun lichamen in elkaar begonnen te zakken totdat ze op de grond vielen. Hij stak zijn zwaard terug, en reikte naar het lijk zonder hoofd en trok het naar zich toe. Hij plantte zijn lange hoektanden recht in de open hals, en dronk gulzig terwijl het bloed alle kanten uit spoot.

Kyle kon het geschreeuw van de prostituees rond hem horen uitbarsten, toen ze zagen water er gebeurd was. Dit werd gevolgd door het geluid van slaande deuren en van sluitende vensterluiken.

De hele stad was al bang van hem, zo realiseerde hij zich.

Goed, dacht hij. Dit was het soort van welkom waar hij van hield.




HOOFDSTUK ZEVEN


Caitlin en Caleb vlogen in de vroege ochtend weg van Parijs, over het Franse platteland, zij hield zich stevig vast aan zijn rug, terwijl hij de lucht doorkliefde. Ze voelde zich sterker nu, en ze voelde dat als ze wilde vliegen, dat ze het kon. Maar ze wilde hem niet loslaten. Ze hield ervan om zijn lichaam te voelen. Ze wilde hem alleen maar vasthouden, te voelen hoe het was om weer met hem samen te zijn. Ze wist dat het gek was, maar na zolang gescheiden te zijn geweest, had ze angst dat als ze hem los zou laten, dat hij voor altijd weg zou vliegen.

Onder hen, bleef het landschap veranderen. Redelijk vlug verdween de stad uit het zicht, en het landschap veranderde in dichte bossen en glooiende heuvels. Dichter bij de stad, waren er de toevallige huizen en boerderijen. Maar hoe verder ze kwamen, hoe opener het landschap werd. Ze kwamen voorbij veld na veld, met glooiende weien, een schaarse boerderij, en grazende schapen. Rook steeg op uit schoorstenen, en zij kon raden dat mensen aan het koken waren. Waslijnen spreidden zich uit over gazons, en er hingen lakens aan. Het was een idyllisch gezicht, en de temperatuur in juli was net genoeg gedaald, zodat de koelere lucht, zeker zo hoog in de lucht, verfrissend was.

Na uren te hebben gevlogen, maakten ze een ronde bocht, en het nieuwe uitzicht was adembenemend voor Caitlin: daar, aan de horizon, blonk de zee, schitterend blauw, en de golven braken op een eindeloze, vlekkeloze kustlijn. Terwijl ze dichter kwamen, werd de hoogte groter, en glooiende heuvels, kwamen recht op de kustlijn uit.

Genesteld in de glooiende heuvels, tussen het lange gras, zag ze een enkel gebouw tegen de horizon. Het was een glorierijk, middeleeuws kasteel, ontworpen in een antieken leisteen, en bedekt met uitgewerkte beeldhouwwerken en waterspuwers. Het zat genesteld hoog op de heuvels, en bood een uitzicht over de zee, en werd omringd door velden vol wilde bloemen zover iemand met zijn eigen ogen kon zien. Het was adembenemend mooi, en Caitlin voelde zich alsof ze zich in een postkaart bevond.

Caitlin klopte van opwinding, terwijl ze zich afvroeg, en ze hoopte te dromen dat dit Caleb’s huis zou kunnen zijn. Ergens wist ze dat dit het was.

“Ja,” riep hij uit, over de wind, terwijl hij, zoals altijd, haar gedachten las. “Dit is het.”

Caitlin’s hart ging tekeer van plezier. Ze voelde zich zo opgewonden, en ze voelde zich zo sterk, ze was klaar om zelf te vliegen.

Plotseling sprong ze van Caleb’s rug af, en ze vloog door de lucht. Gedurende een ogenblik, was ze verschrikkelijk bang, en ze vroeg zich af of haar vleugels zich zouden ontvouwen. Een moment later, lukte het, en ondersteunden ze haar in de in de lucht.

Ze hield van het gevoel hoe de lucht erdoor stroomde. Het voelde goed aan om ze terug te hebben, om onafhankelijk te zijn. Ze steeg en daalde, om dan weer dicht bij Caleb op te duiken, en die glimlachte terug. Ze doken samen naar beneden, dan weer naar boven, en ze zwermden in en uit elkaars vluchtweg, soms raakten de tippen van hun vleugels elkaar.

Ze doken naar beneden als een, toen ze dichter bij het kasteel kwamen. Het zag er oud uit; het voelde uitgeleefd aan, maar niet op een slechte manier. Voor Caitlin, voelde het al zoals thuis aan.

Wanneer ze het allemaal in zich opnam, en het landschap bekeek, de glooiende heuvels, de oceaan in de verte, voelde ze, voor de eerste keer zolang ze zich kon herinneren, een gevoel van vrede over zich komen. Ze voelde zich, eindelijk, alsof ze thuis was. Ze zag haar leven samen met Caleb hier, terwijl ze samen leefden, en zelfs samen opnieuw aan een gezin begonnen, als dat mogelijk zou zijn. Ze zou zich gelukkig voelen om haar dagen hier met hem te slijten – en uiteindelijk, ten lange leste, zag ze niets dat hen in de weg stond.


*

Caitlin en Caleb landden samen voor zijn kasteel, en hij nam haar hand en leidde haar naar de voordeur. De eik was bedekt in een dikke laag stof en zeezout, en was duidelijk al jaren niet meer geopend geweest. Hij probeerde de deurknop. Hij zat op slot.

“Het is honderden jaren geleden,” zei hij. “Ik ben aangenaam verrast te ontdekken dat het nog altijd hier staat, dat het niet ten prooi gevallen is aan vandalen – dat het zelfs nog altijd op slot is. Er was ooit een sleutel…”

Hij reikte naar boven, hoog boven het kader van de deur, en voelde de nis boven de stenen boog. Hij liet zijn vingers op en neer glijden, en uiteindelijk stopte hij, en hij haalde er een lange zilveren loper uit.

Hij stak hem in het slot, en hij paste er perfect in. Hij draaide hem rond met een klik.

Hij draaide zich om en glimlachte naar haar, en deed een stap zijwaarts. “Aan jou de eer,” zei hij.

Caitlin duwde op de zware middeleeuwse deur, en ze opende langzaam en krakend, de zoutkorsten vielen er ondertussen af in klompjes.

Ze liepen samen binnen. De inkomhal was schemerachtig, en bedolven onder spinnenwebben. De lucht was stil en klam, en het voelde aan alsof er al eeuwen niemand meer was binnengeweest. Ze keek naar boven naar de hoge, gebogen stenen muren, de stenen vloeren. Er waren lagen stof op alles, ook op de glazen ruiten, en dat hield een heleboel licht tegen, en dat deed het donkerder lijken dan het was.

“Langs hier,” zei Caleb.

Hij nam haar hand, en leidde haar langs een smalle gang, en het opende verder naar een grote hall, met hoge, gebogen vensters aan beide kanten. Hier was het veel lichter, zelfs met het stof. Hier stonden ook enkele overgebleven meubels: een lange middeleeuwse tafel omringd door rijkelijk versierde houten stoelen. In het midden stond een enorme, marmeren schoorsteenmantel, en een van de grootste openhaarden die Caitlin ooit gezien had. Het was ongelooflijk. Caitlin voelde zich alsof ze terug in de Cloisters (in New York) binnenwandelde.

“Ik liet het bouwen in de 12


eeuw,” zei hij, terwijl hij zelf rondkeek. “In die tijd, was dit de stijl.”

“Je hebt hier gewoond?” vroeg Caitlin.

Hij knikte.

“Voor hoelang?”

Hij dacht na. “Niet langer dan een eeuw,” zei hij. “Misschien twee.”

Caitlin verwonderde zich, weer eens, over een grote periodes in tijd in de vampierenwereld.

Plots, maakte ze zich echter zorgen, wanneer ze aan iets anders dacht: had hij hier geleefd met een andere vrouw?

Ze had angst om dit te vragen.

Hij draaide zich plotseling om en keek haar aan.

“Nee, dat was niet het geval,” zei hij. “Ik woonde hier alleen. Dat kan ik je verzekeren. Je bent de eerste vrouw die ik hier ooit naartoe gebracht heb.”

Caitlin voelde zich opgelucht, hoewel ze in verlegenheid gebracht was, omdat haar gedachten gelezen werden.

“Komaan,” zei hij. “Langs hier.”

Hij leidde haar naar een draaitrap, en hij draaide en keerde, en ze kwamen uit op de eerste verdieping. Deze verdieping was veel lichter, met grote gebogen ramen, in elke richting, het zonlicht dat er volop binnenvalt, en dat de zee van op een afstand reflecteert. De kamers waren hier kleiner, intiemer. Er waren meer marmeren openhaarden, en terwijl Caitlin van kamer tot kamer zwierf, zag ze een groot hemelbed, dat een van de kamers helemaal domineerde. Chaise longues, en overgevulde fluwelen stoelen, waren verspreid over de andere kamers. Er waren geen tapijten, alleen een kale stenen vloer. Het was heel kaal. Maar mooi!

Hij leidde haar rond in een andere kamer, naar een stel enorme, glazen deuren. Ze waren bedekt geweest door zoveel stof, dat ze zelfs niet geweten had dat ze daar zaten. Hij ging er flink tegenaan, en wrikte hard tegen met sloten en deurknoppen, en uiteindelijk, openden ze zich met een knal en een stofwolk.

Hij stapte buiten, en Caitlin volgde.

Ze stapten buiten op een enorm, stenen terras, omkaderd door rijkelijk versierde leistenen reling met kolommen. Ze wandelden samen naar de rand, en bekeken het landschap van daaruit.

Van daaruit hadden ze een overweldigend uitzicht over het hele platteland, over de oceaan. Caitlin kon de golven horen neerslaan, en de zware zeelucht ruiken van de inkomende zeebries. Ze voelde zich alsof ze in de hemel was.

Als Caitlin zich ooit haar droomhuis voorgesteld had, dan zou dit het ongetwijfeld zijn. Het was stoffig, en het had de hand van een vrouw nodig, maar Caitlin wist dat ze het konden opkalefateren, om het in de originele staat terug te krijgen. Ze had het gevoel dat dit echt een plek was, die ze samen thuis zouden kunnen noemen.

“Ik was aan het denken over wat je zei,” zei hij, “de hele vlucht naar hier. Over ons en samen een leven opbouwen. Ik zou dat heel graag willen.”

Hij sloeg een arm om haar heen.

“Ik zou het leuk vinden dat je hier met mij zou wonen. Om ons leven opnieuw te laten beginnen. Precies hier. Het is hier stil, en veilig, en beschermd. Niemand weet van deze plek af. Niemand zal ons hier ooit vinden. Ik zie geen enkele reden waarom we hier ons leven niet veilig zouden kunnen leven, zoals gewone mensen,” zei hij. “Natuurlijk, er zal wel wat werk nodig zijn om het in orde te brengen. Maar ik wil het doen, als je dat wil.”

Hij draaide zich om en glimlachte naar haar.

Zij glimlachte terug. Ze had nog nooit iets zo erg gewild in haar leven zoals dit.

Nog meer dan dat, het had haar erg geraakt dat hij haar uitgenodigd had om samen te leven met hem. Niets had meer betekend voor haar. De waarheid was, dat ze overal met hem had kunnen wonen, zelfs al was het een hut in de bossen.

“Ik zou graag willen,” antwoordde ze. “Ik wil alleen maar bij je zijn.”

Haar hart bonkte hevig, terwijl ze elkaar kusten, het geluid van de golven op de achtergrond, de oceaanbries die over hen aan kwam rollen.

Eindelijk, alles was weer terug perfect in haar wereld.


*

Caitlin was nog nooit zo gelukkig geweest toen ze door het huis zwierf, en van kamer tot kamer, ging met een poetsdoek in haar hand. Caleb was weggegaan, hij was op jacht gegaan, hij vond het spannend om voor hen beiden voor het avondeten te zorgen. Ze was opgetogen, omdat het haar de tijd gaf, om eventjes door het huis te wandelen, om het allemaal in haar op te nemen, alleen, en het te bekijken vanuit het oogpunt van een vrouw, om te bekijken hoe ze dingen kon herstellen, en het tot een thuis maken voor hen allebei. Ze wandelde door de kamers, ze opende de vensters, en liet de oceaanlucht binnen. Ze had een emmer en een vod gevonden en was naar de rivier gegaan die ze door de achtertuin had zien lopen, en was teruggekeerd met een overlopende emmer helemaal vol met water. Ze spoelde de vod in de rivier totdat ze zo schoon als mogelijk was. Ze had een grote krat gevonden om op te staan, en wanneer ze elk van de enorme, middeleeuwse vensters opende, stond ze op de krat en veegde ze iedere ruit. Er waren een paar vensters die gewoon te hoog voor haar waren om eraan te kunnen, en om deze te kunnen poetsen, activeerde ze haar vleugels, en fladderde ze hoog in de lucht en zweefde ze voor de ramen terwijl ze ze schoonmaakte.

Ze schrok van het verschil dat onmiddellijk merkbaar was. De kamer werd getransformeerd van donker, tot helemaal badend in het licht. Er moeten wel honderden jaren van aangekoekt stof en zout gezeten hebben aan de beide kanten van het glas. Inderdaad, enkel al ieder venster openen was een taak op zichzelf, omdat het haar al haar kracht kostte, om ze los te trekken en ze te bevrijden van roest en puin.

Caitlin keek voorzichtig, en was vol bewondering voor het vakmanschap van iedere venster. Iedere vensterruit was verschillende centimeters dik, en het ontwerp ervan was uitzonderlijk mooi. Soms was het glas was getint, ander was helder, en nog andere hadden de lichtste tint van kleur. Terwijl ze elke ruit poetste, kon ze bijna de dankbaarheid van het huis voelen, terwijl het langzaam, centimeter per centimeter, terug tot leven kwam.

Caitlin had eindelijk gedaan, en controleerde het nog eens. Ze was gechoqueerd. Wat voordien een donkere, ongezellige kamer was geweest, was nu een ongelooflijke zonovergoten kamer, met uitzicht op de oceaan.

Caitlin bekommerde zich vervolgens over de vloeren, en ging op haar handen en knieën zitten, en ging voetje per voetje aan het schrobben. Ze keek met voldoening toe wanneer centimeters dik vuil loskwam, en de mooie enorme stenen erdoor begonnen te schijnen.

Nadien ging ze naar de enorme marmeren schoorsteenmantel, en veegde ze het stof van jaren af. Dan nam ze de enorme, rijkelijk versierde spiegel erboven onder handen, en ze veegde hem schoon tot hij helemaal blonk. Ze was teleurgesteld dat ze nog altijd haar spiegelbeeld niet kon zien – maar ze wist dat er weinig was dat ze daaraan kon doen.

Vervolgens begon ze aan de kandelaar, en ze veegde elke van de kristallen armen en kaarsenhouders schoon. Nadien had ze haar zinnen gezet op het hemelbed. Ze veegde elk van de 4 pilaren schoon, en dan het kader, en zo bracht ze langzaam terug leven in het oude hout. Ze nam de oude lakens vast, en ging naar het terras, en schudde ze hard uit, en de stofwolken vlogen overal in het rond.

Caitlin keerde terug naar de kamer die haar slaapkamer zou worden, en bekeek ze: ze zag er nu fantastisch uit. Ze schitterde zo fel als iedere kamer in elk kasteel. Maar het was nog steeds middeleeuws, maar nu zag het er tenminste fris en uitnodigend uit. Haar hart leefde op bij de gedachte van hier te wonen.

Ze keek naar beneden en realiseerde zich dat het water in de emmer compleet zwart geworden was, en dat het over de trappen liep en uit de deur, vastbesloten om hem opnieuw te vullen in de rivier.

Caitlin glimlachte als ze eraan dacht hoe Caleb zou reageren wanneer hij terugkwam. Hij zou zo verrast zijn, dacht zij. Ze zou als volgende de eetkamer poetsen. Ze zou proberen om een intieme omgeving te creëren waarin ze samen hun eerste maaltijd samen zouden kunnen hebben – de eerste, zo hoopte ze, van vele.

Wanneer Caitlin bij de oever arriveerde, en op haar knieën ging zitten in het zachte gras, om de emmer leeg te maken en terug te vullen, werd ze plots gealarmeerd door haar voorgevoelens. Ze hoorde een ritselend geluid, dichtbij, en voelde dat en dier dichter bij haar kwam.

Ze draaide zich vlug om, en was verrast door wat ze zag.

Een wolvenjong kwam langzaam dichterbij, en stond nu op slechts op een meter van haar. Haar pels was helemaal wit, behalve een enkel streepje grijs dat over zijn voorhoofd en rug liep. Wat Caitlin nog het meest opviel, waren zijn ogen: ze staarden terug naar Caitlin alsof het dier haar kende. En meer nog: het waren dezelfde ogen als die van Rose.

Caitlin voelde haar hart kloppen. Ze voelde aan alsof Rose uit de doden was verrezen en was gereïncarneerd in een ander dier. Die uitdrukking, dat gezicht. De kleur van pels was anders, maar anders, zag dit eruit alsof dit een herboren Rose kon zijn.

De wolvenpup, bleek ook een beetje van slag te zijn door het zien van Caitlin. Ze stopte, en staarde haar aan, dan nam het langzaam, en voorzichtig, een paar aarzelende stappen in haar richting. Caitlin scande de bossen, om te kijken of er nog andere pups in de buurt waren, of haar moeder. Ze wilde niet dat dit in een gevecht zou eindigen.

Maar, er bleek in de verste verte geen ander dier in de buurt te zijn.

Terwijl Caitlin de pup van dichterbij bekeek, zag ze waarom. Ze mankte heel erg, en er kwam bloed uit haar poot. Ze zag er gewond uit. Ze was waarschijnlijk achtergelaten door haar moeder, zo realiseerde Caitlin zich, achtergelaten om te sterven.

De wolvenpup liet haar kop lager zakken, en ze wandelde langzaam in de richting van Caitlin. Dan, tot de verrassing van Caitlin, liet ze haar hoofd zakken en liet het rusten op haar schoot, terwijl ze zachtjes kreunde terwijl ze haar ogen sloot.

Caitlin’s hart sloeg over. Ze had Rose zo erg gemist, en nu voelde het alsof ze naar haar was teruggekeerd.

Caitlin zette de emmer neer, ze stak haar handen uit, en nam de pup in haar armen. Ze hield haar dicht tegen haar borst, en huilde, terwijl ze zich al de tijd herinnerde die ze met Rose had doorgebracht. Ondanks zichzelf, rolden de tranen over haar wangen. De pup keek plotseling naar haar op, en leunde naar achter, alsof ze het kon aanvoelen, en likte de tranen van haar gezicht.

Caitlin leunde naar beneden en kuste haar op haar voorhoofd. Ze hield haar dicht tegen haar aan, en knuffelde haar tegen haar borst. Het was niet mogelijk om haar te laten gaan. Ze zou al het mogelijke doen dat ze moest doen om haar te helpen genezen en terug tot leven te brengen. En, wanneer de wolf het zo wilde, zou ze haar kunnen houden als huisdier.

“Hoe ga ik je noemen?” vroeg Caitlin. “We kunnen je niet opnieuw Rose noemen…Waarom niet…Ruth?”

De pup likte plots Caitlin’s wang, alsof ze op de naam reageerde. Dat was het meest definitieve antwoord dat Caitlin zich had kunnen wensen.

Ruth zou het zijn.


*

Caitlin, met Ruth aan haar zijde, was net klaar met het poetsen van de eetkamer, wanneer ze iets interessants, op de muur zag. Daar, naast de openhaard, waren twee lange zilveren zwaarden. Ze nam er een van vast, ze stofte het af, en bewonderde de het heft, dat bezet was met juwelen. Het was een mooi wapen. Ze zette haar poetslap en emmer neer, en ze kon er niet aan weerstaan om het uit te proberen. Ze zwierde het zwaard wild in het rond, links en rechts in cirkels, ze wisselde van handen, allemaal in de grotachtige kamer. Het voelde fantastisch aan.

Ze vroeg zich af hoeveel andere wapens Caleb hier ter beschikking had. Ze kon zich hier mee uitleven en ermee trainen.

“Ik zie dat je de wapens gevonden hebt, ” zei Caleb, terwijl hij plots de deur inkwam. Caitlin zette, een beetje verlegen, het zwaard onmiddellijk neer.

“Het spijt me, ik had niet de bedoeling om in je spullen te snuffelen.”

Caleb lachte. “Mijn huis is het jouwe,” zei hij, toen hij de kamer binnenkwam met twee grote herten over zijn schouder. “Al wat ik bezit, is ook van jou. Trouwens, je bent een meisje naar mijn hart. Ik zou ook recht op de zwaarden afgegaan zijn,” zei hij met een knipoog.

Hij paradeerde door de kamer, terwijl hij de herten droeg, en stopte dan plotseling, draaide zich om en keek nog een keer.

“Wauw,” zei hij, in shock. “Het ziet eruit als nieuw!”

Hij stond daar, en staarde met zijn ogen wijd open. Caitlin kon zien hoezeer hij onder de indruk was, en ze voelde zich gelukkig. Ze keek zelf naar de kamer, en zag dat ze inderdaad helemaal getransformeerd was. Ze hadden dus nu een heel aantrekkelijke eetkamer, uitgerust met een tafel en stoelen voor hun eerste maaltijd.

Ruth zeurde ineens, en Caleb keek naar beneden, en zag haar voor de eerste keer. Hij keek nog meer verrast.

Caitlin maakte zich plots zorgen dat hij er wat op tegen zou hebben dat de pup hier zou blijven.

Maar ze was opgelucht te zien dat hij blij zijn ogen opende.

“Ik kan het niet geloven,” zei Caleb, terwijl hij staarde, “die ogen, ze is net Rose.”

“Kunnen we haar houden?” vroeg Caitlin, twijfelend.

“Dat zou ik graag hebben,” antwoordde hij. “Ik zou haar willen knuffelen, maar ik heb mijn handen vol.”

Caleb ging verder met de herten, door de kamer, en door de gang. Caitlin en Ruth volgden hem, keken toe hoe hij de herten in een kleine kamer neerzette, op een grote stenen plaat.

“Omdat we niet echt koken,” zei hij, “dacht ik eraan om het bloed voor ons op te vangen. Dan zouden we het samen kunnen drinken, als avondeten. Ik dacht eraan om het vuile werk hier voor ons te doen, zodat we gewoon voor de openhaard kunnen zitten, en in stijl kunnen drinken.”

“Dat zou ik leuk vinden,” zei Caitlin.

Ruth zat Caleb op de hielen, en keek op en zeurde terwijl hij het vlees aan het snijden was. Hij lachtte, sneed een klein stukje voor haar, reikte naar beneden en gaf het aan haar. Ze hapte erin, en zeurde voor meer.

Caitlin ging terug in de eetruimte, en begon met het reinigen van de kelken die ze gezien had. Voor de schoorsteenmantel lag een hoop dierenhuiden, en ze verzamelde ze, en nam ze naar buiten naar het terras, om ze ter voorbereiding uit te schudden.

Terwijl Caitlin wachtte totdat Caleb gedaan had, keek ze naar de zonsondergang, die aan de horizon stond. Ze kon het geluid van de golven horen, ze ademde de zouten lucht in, en ze had zich nog nooit zo gerelaxt gevoeld. Ze stond daar, en sloot haar ogen, ze was er zelfs niet van bewust hoe de tijd gevlogen was.

Wanneeer Caitlin terug haar ogen opende, was het bijna donker.

“Caitlin?” zei de stem, die haar riep.

Ze draaide om en haastte zich terug naar binnen. Caleb was al binnen, en droeg twee grote zilveren kelken, vol met hertenbloed. Hij was bezig met de kaarsen aan te steken, overal in de donkere kamer. Ze ging er naar toe, en ze voegde zich bij hem, en zette de huiden terug neer.

Binnen enkele momenten, was de kamer helemaal verlicht, het kaarslicht gloeide in elke richting. De twee zaten samen op de huiden, voor de openhaard, en Ruth rende in hun richting en zat naast hen. De vensters waren open, en een briesje kwam binnen, waardoor het eigenlijk koel aan het worden was hier binnen.

De twee zaten naast elkaar, en keken elkaar in de ogen terwijl ze een toast uitspraken.

De vloeistof voelde zo goed. Ze dronk en dronk, en dat deed hij ook, en ze had zich nog nooit zo levendig gevoeld. Het was een ongelooflijke roes.

Caleb zag er ook verjongd uit, zijn ogen en huid blonken. Ze draaiden om en keken elkaar aan.

Hij reikte naar boven, en langzaam raakte hij haar wang aan met de rug van zijn hand.

Caitlin’s begon harder te slaan, en ze realiseerde zich dat ze nerveus was. Het voelde aan alsof het een eeuwigheid geleden was geweest dat ze nog eens bij hem was geweest. Ze had zich een moment zoals dit al zo lang voorgesteld, maar nu dat het er was, voelde het alsof het weer opnieuw de eerste keer was dat ze bij hem was. Ze kon zien dat zijn hand aan het trillen was, en ze realiseerde zich dat hij ook zenuwachtig was.

Er waren nog zoveel dingen die ze wilde zeggen, zo veel vragen die ze nog voor hem had, en ze kon zien dat hij ook vol vragen zat. Maar op dat moment vertrouwde ze zichzelf niet om erover te spreken. En blijkbaar, deed hij dat ook niet.

De twee kusten elkaar met passie. Wanneer zijn lippen die van haar ontmoetten, voelde ze zich overweldigd door de gevoelens die ze voor hem had.

Ze sloot haar ogen, omdat hij dichterbij kwam, wanneer ze samenkwamen in een passievolle omarming. Zij rolden op de huiden, en zij voelde haar hart overlopen van emotie.

Eindelijk, was hij van haar.




HOOFDSTUK ACHT


Polly schreed snel door de gangen van Versailles, haar hakken echoden op de marmeren vloer, en zij haastte zich door een eindeloze gang met hoog opgaande plafonds, sierlijsten, marmeren openhaarden, enorme spiegels, en laaghangende kandelaars. Alles blonk.

Maar ze merkte het amper; het was haar tweede natuur geworden. Ze woonde hier al jaren, ze kon zich moeilijk een ander bestaan voorstellen.

Wat ze wel opmerkte, dus – en zelfs heel erg – dat was Sam. Een bezoeker zoals hem, maakte helemaal geen deel uit van het dagelijkse leven – en, in feite was dat heel ongebruikelijk. Ze hadden bijna nooit vampierenbezoek, en al zeker niet uit een andere tijd, en wanneer het wel gebeurde, dan leek Aiden er zich nooit iets van aan te trekken. Sam moest wel heel erg belangrijk zij, zo realiseerde ze zicht. Hij intrigeerde haar. Hij leek een beetje jong, en hij leek een beetje rond te lummelen.

Maar er was iet met hem, iets dat ze niet direct kon thuisbrengen. Ze voelde het op een of andere manier, dat ze een band met hem had, dat ze hem vroeger al had ontmoet, of dat hij een band had met iemand die belangrijk was voor haar.

En dat was zo vreemd, want net de nacht voordien, had ze een levendige droom gehad. Over een vampierenmeisje dat Caitlin heette. Ze kon haar gezicht zien, haar ogen, haar haar, zelfs nu. In de droom werd haar verteld, dat dit meisje haar beste vriendin voor heel het leven was geweest, en doorheen de hele droom, leek het alsof ze vriendinnen waren voor altijd. Toen ze wakker werd, voelde het zo echt aan, dat het meer een ontmoeting was dan een droom. Ze kon het niet begrijpen, maar ze werd wakker en kon zich alles herinneren over dit meisje, alle keren dat ze samen de tijd hadden doorgebracht.

Het hield geen steek, omdat Polly wist dat ze nooit op een van die plekken geweest was. Ze vroeg zich af of dat ze misschien op een of andere manier in de toekomst aan het kijken was geweest? Ze wist dat vampiers elkaar bezochten in dromen en dat ze soms de kracht hadden om in de toekomst en in het verleden te kijken. Maar deze krachten waren ook onvoorspelbaar. Het kon een wereld van illusies zijn. Men wist het nooit: was iemand nu in de toekomst aan het kijken, of in het verleden of was iemand gewoon aan het dromen?

Na de droom, was Polly wakker geworden en op zoek gegaan naar Caitlin, alsof ze haar echt kende. Ze ontdekte dat ze haar miste wanneer ze door de hall wandelde. Het was gek. Een meisje missen dat ze zelfs nog nooit ontmoet had.

En dan daagde deze jongen op, Sam. En om een gekke reden, voelde Polly dat zijn energie aan die van haar verbonden was. Hoe was het mogelijk dat ze dit wist? Was ze zich dat ook enkel aan het inbeelden?

Behalve dit alle, ontdekte ze dat ze gevoelens had voor Sam. Ze wou niet zeggen dat ze hals over kop verliefd was op hem. Maar ze vond hem ook niet onaantrekkelijk. Hij had iets. Het was niet het gevoel van iemand te houden. Het was meer een gevoel van… geïntrigeerd te zijn. Meer te willen weten.

En dit maakte dat ze nog meer geagiteerd was omdat Kendra al haar zinnen op hem had gezet. Het was niet noodzakelijk dat ze hem voor zich alleen wilde. Het was te vroeg voor haar om dit te weten. Maar meer omdat hij zo onschuldig leek, naïef, beïnvloedbaar. En Kendra was een aasgier. Ze was een lid van de Koninklijke familie, iemand die nog nooit een Nee had gekregen in haar leven, en ze kon op magische wijze alles gedaan krijgen wat ze maar wilde, van wie ze maar wilde.

Polly had altijd aangevoeld dat Kendra altijd verborgen slechte bedoelingen had gehad. Jarenlang had ze geprobeerd bij iedere vampier in de coven om haar te laten veranderen. Natuurlijk, was dat verboden, en niemand wou aan haar wensen voldoen. Maar nu, en ze kon dat zien, had ze haar zinnen op Sam gezet. Er was vers bloed aangekomen, en ze was vastbesloten om het opnieuw te proberen. Polly huiverde, en ze hield niet van de gedachte aan wat er zou kunnen gebeuren met Sam, als Kendra vastbesloten was.





Конец ознакомительного фрагмента. Получить полную версию книги.


Текст предоставлен ООО «ЛитРес».

Прочитайте эту книгу целиком, купив полную легальную версию (https://www.litres.ru/morgan-rice/begeerd/) на ЛитРес.

Безопасно оплатить книгу можно банковской картой Visa, MasterCard, Maestro, со счета мобильного телефона, с платежного терминала, в салоне МТС или Связной, через PayPal, WebMoney, Яндекс.Деньги, QIWI Кошелек, бонусными картами или другим удобным Вам способом.



Herenigd met haar ware liefde Caleb, hebben ze samen een rustige, romantische tijd die ze eerder niet hebben gehad. Ze besteden hun sprookjesachtige tijd in de stad Parijs, en bezoeken de meest romantische plekken. Hun liefde wordt steeds dieper. Caitlin besluit de zoektocht naar haar vader op te geven zodat ze van deze tijd en plaats kan genieten en haar leven met Caleb kan doorbrengen. Caleb neemt haar mee naar zijn middeleeuwse kasteel aan de zee, en Caitlin is gelukkiger dan ze ooit had durven dromen.

Maar hun romantische tijd samen zal niet eeuwig duren, en er gebeuren dingen die hen dwingen uit elkaar te gaan. Caitlin wordt opnieuw herenigd met Aiden en zijn verbond, met Polly en met nieuwe vrienden. Ze focust zich op haar training en op haar missie. Ze wordt voorgesteld aan de weelderige wereld van Versailles, en ziet kleding en rijkdom waar ze nog nooit van had gedroomd. Met eeuwige banketten, feesten en concerten is Versailles een wereld op zich. Ze wordt herenigd met haar broer Sam, die ook terug in de tijd is gegaan en die ook dromen over hun vader heeft.

Maar het is niet allemaal zo mooi als het lijkt. Kyle heeft ook terug in de tijd gereisd, deze keer met zijn kwaadaardige trawant Sergei, en hij is meer vastberaden dan ooit om Caitlin te doden. Sam en Polly raken steeds dieper verzeild in ziekelijke relaties, wat dreigt alles om hen heen te vernietigen.

Terwijl Caitlin een ware, geharde strijdster wordt, komt ze steeds dichter bij het vinden van haar vader en het mythische Schild. De actievolle climax neemt Caitlin mee in een wervelwind door de belangrijkste, middeleeuwse locaties van Parijs, op jacht naar aanwijzingen. Maar om dit tijdperk te overleven moet ze dingen doen waar ze zich nooit van had voorgesteld dat ze die kon. En de hereniging met Caleb zal de hardste keuzes en offers van haar leven vereisen.

Как скачать книгу - "Begeerd" в fb2, ePub, txt и других форматах?

  1. Нажмите на кнопку "полная версия" справа от обложки книги на версии сайта для ПК или под обложкой на мобюильной версии сайта
    Полная версия книги
  2. Купите книгу на литресе по кнопке со скриншота
    Пример кнопки для покупки книги
    Если книга "Begeerd" доступна в бесплатно то будет вот такая кнопка
    Пример кнопки, если книга бесплатная
  3. Выполните вход в личный кабинет на сайте ЛитРес с вашим логином и паролем.
  4. В правом верхнем углу сайта нажмите «Мои книги» и перейдите в подраздел «Мои».
  5. Нажмите на обложку книги -"Begeerd", чтобы скачать книгу для телефона или на ПК.
    Аудиокнига - «Begeerd»
  6. В разделе «Скачать в виде файла» нажмите на нужный вам формат файла:

    Для чтения на телефоне подойдут следующие форматы (при клике на формат вы можете сразу скачать бесплатно фрагмент книги "Begeerd" для ознакомления):

    • FB2 - Для телефонов, планшетов на Android, электронных книг (кроме Kindle) и других программ
    • EPUB - подходит для устройств на ios (iPhone, iPad, Mac) и большинства приложений для чтения

    Для чтения на компьютере подходят форматы:

    • TXT - можно открыть на любом компьютере в текстовом редакторе
    • RTF - также можно открыть на любом ПК
    • A4 PDF - открывается в программе Adobe Reader

    Другие форматы:

    • MOBI - подходит для электронных книг Kindle и Android-приложений
    • IOS.EPUB - идеально подойдет для iPhone и iPad
    • A6 PDF - оптимизирован и подойдет для смартфонов
    • FB3 - более развитый формат FB2

  7. Сохраните файл на свой компьютер или телефоне.

Книги серии

Книги автора

Аудиокниги автора

Рекомендуем

Последние отзывы
Оставьте отзыв к любой книге и его увидят десятки тысяч людей!
  • константин александрович обрезанов:
    3★
    21.08.2023
  • константин александрович обрезанов:
    3.1★
    11.08.2023
  • Добавить комментарий

    Ваш e-mail не будет опубликован. Обязательные поля помечены *